ECLI:NL:RBMNE:2023:4339

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
UTR 23/946
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure na intrekking beroep

In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, een zorgverzekeraar, dat op 15 december 2022 was genomen. Op 7 juni 2023 heeft verweerder de rechtbank geïnformeerd dat het bestreden besluit werd ingetrokken en verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep in afwachting van een nieuwe beslissing op het bezwaar. Verzoeker heeft hierop gereageerd op 13 juni 2023, waarbij hij stelde dat bij intrekking van het besluit een aanhouding niet meer aan de orde was en dat de proceskosten vergoed dienden te worden. Verweerder heeft op 14 juni 2023 aangegeven akkoord te gaan met een proceskostenvergoeding, mits verzoeker het beroep introk. Dit heeft verzoeker op 15 juni 2023 gedaan.

De rechtbank heeft verweerder vervolgens de gelegenheid gegeven om binnen twee weken te reageren op het verzoek om veroordeling van de proceskosten. Op 21 juni 2023 heeft verweerder aangegeven akkoord te gaan met de veroordeling in de proceskosten. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat zij voldoende informatie had om het verzoek om proceskostenvergoeding te beoordelen zonder dat partijen voor een zitting hoefden te worden uitgenodigd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat, op basis van de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, verweerder de proceskosten van verzoeker moet vergoeden, omdat het beroep was ingetrokken na tegemoetkoming door het bestuursorgaan. De proceskosten zijn vastgesteld op € 837,-, en daarnaast moet verweerder het griffierecht van € 50,- aan verzoeker vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis en is openbaar uitgesproken op 17 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/946

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. R. Kaya),
en

[zorgverzekeraar] , verweerder

(gemachtigde: mr. T. van Eijk).

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 15 december 2022 (het bestreden besluit).
Op 7 juni 2023 heeft verweerder de rechtbank bericht het bestreden besluit in te trekken en de rechtbank verzocht de behandeling van het beroep aan te houden in afwachting van een nieuwe beslissing op het bezwaar.
In reactie hierop heeft verzoeker op 13 juni 2023 bericht dat wanneer het bestreden besluit wordt ingetrokken een aanhouding niet meer aan de orde is, de beroepsprocedure moet worden beëindigd en de proceskosten van verzoeker vergoed moeten worden.
Verweerder heeft vervolgens op 14 juni 2023 bericht akkoord te gaan met een proceskostenvergoeding op voorwaarde dat verzoeker het beroep intrekt.
Verzoeker heeft op 15 juni 2023 het beroep ingetrokken.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld binnen twee weken te reageren op het verzoek om veroordeling van de proceskosten. Verweerder heeft de rechtbank op 21 juni 2023 bericht akkoord te gaan met een veroordeling in de proceskosten.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die verzoeker in verband met de behandeling van het beroep tot aan deze uitspraak heeft moeten maken.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van
€ 837,- en een wegingsfactor 1).
5. Verweerder moet ook het griffierecht van € 50,- aan verzoeker vergoeden (artikel 8:41 van de Awb).

Beslissing

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J.J.M. Kock, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.