In deze zaak heeft eiseres, die te maken heeft met toegenomen gezondheidsklachten, beroep ingesteld tegen de afwijzing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht om extra uren voor huishoudelijke hulp toe te kennen. Eiseres stelt dat haar zoon, die haar helpt met de huishoudelijke taken, door haar verslechterde gezondheid niet meer in staat is om de vier uur per week die haar eerder zijn toegekend, te leveren. Eiseres heeft daarom extra uren aangevraagd, maar het college heeft dit afgewezen, stellende dat de eerder toegekende uren toereikend zijn.
De rechtbank heeft in haar uitspraak op 12 juni 2023 geoordeeld dat het college zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de ondersteuningsbehoefte van eiseres. Dit onderzoek omvatte een huisbezoek en de beoordeling van medische gegevens. De rechtbank concludeert dat de vier uur per week, die eiseres op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is toegekend, voldoende is om in haar ondersteuningsbehoefte te voorzien. De rechtbank wijst erop dat de toekenning van extra uren niet automatisch volgt uit een verslechtering van de gezondheidssituatie van eiseres.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.