ECLI:NL:RBMNE:2023:4382

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 augustus 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2023
Zaaknummer
16.226036.22 en 13.27963.20 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag met een mes tijdens een schoolgevecht

Op 22 augustus 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 18-jarige verdachte, die op 5 september 2022 in Hilversum heeft geprobeerd om een medeleerling, hierna te noemen [slachtoffer], opzettelijk van het leven te beroven. Dit gebeurde tijdens een gevecht op school, waarbij de verdachte het slachtoffer meerdere malen met een mes in de buik en het been heeft gestoken. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood, en dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 8 maanden, met aftrek van het voorarrest, en een voorwaardelijke PIJ-maatregel met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank besloot dat het toezicht op de voorwaarden bij de jeugdreclassering moest worden belegd, gezien de vertrouwensband die de verdachte met hen had opgebouwd. Daarnaast werd een gedeeltelijke toewijzing van de vordering schadevergoeding van het slachtoffer uitgesproken, waarbij de totale schadevergoeding werd vastgesteld op € 11.673,33, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet meer terug hoefde naar de jeugdgevangenis, omdat de opgelegde jeugddetentie gelijk was aan de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.226036.22 en 13.27963.20 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 augustus 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2004] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M. Jonk, advocaat te Amsterdam, alsmede de advocaat van de benadeelde partij [slachtoffer] ,
mr. B.P.J. Heinrici, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van wat de deskundigen R. Swint, jeugdreclasseringswerker van de Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA), E. Maurits, reclasseringsmedewerker van Reclassering Nederland, en [A] , gedragswetenschapper van [instelling] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: op 5 september 2022 te Hilversum heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, door hem meermalen met een mes te steken in de buik en/of zijn be(e)n(en);
subsidiairten laste gelegd als zware mishandeling (steekwonden in de buik en/of zijn ben(en) en/of een blijvende zenuwbeschadiging in het been);
meer subsidiairten laste gelegd als een poging zware mishandeling;
enmeest subsidiairten laste gelegd als mishandeling.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde. De raadsman heeft daartoe (kort gezegd) aangevoerd dat verdachte niet in de buik van aangever heeft gestoken. Verdachte heeft door het steken in het been van aangever niet bewust de aanmerkelijk kans op de dood van aangever aanvaard. De raadsman heeft zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van de blijvende zenuwpijn in het been van aangever zoals subsidiair ten laste is gelegd. De stelling dat dit letsel blijvend is blijkt onvoldoende uit de stukken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van het primair tenlastegelegde [1]
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangeefster, [aangeefster] , namens haar zoon [slachtoffer] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [2]
Op maandag 5 september 2022 was mijn zoon [slachtoffer] (roepnaam) op zijn school, het ROC te [plaats] . Hij vertelde mij dat er een jongen die bij hem op school zit genaamd [verdachte] ruzie met hem had. [slachtoffer] vertelde mij dat [verdachte] en hij de ruzie buiten hebben voortgezet nadat ze elkaar binnen hadden uitgedaagd. Hij vertelde dat toen ze eenmaal buiten waren [slachtoffer] en [verdachte] gingen vechten. [slachtoffer] stond tegenover [verdachte] en hield hem vast. [slachtoffer] vertelde dat hij voelde dat hij meerdere keren gestoken werd met een mes op meerdere plekken op zijn lichaam.
Een
proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de beschrijving van het letsel van aangever, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , inhoudelijk, zakelijk weergegeven: [3]
Op 5 september 2022 (…) zag ik dat [slachtoffer] de volgende verwondingen had:
- ongeveer 5 centimeter onder zijn navel een langwerpige oppervlakkige wond van ongeveer 1 centimeter lang;
- op zijn linkerflank, ter hoogte van zijn navel, een langwerpige wond van ongeveer 2 centimeter lang;
- ongeveer 5 centimeter boven bovengenoemde wond had hij nog een verwonding zitten. Deze wond was ongeveer 3 centimeter lang en 1 centimeter breed;
- op zijn linker bovenbeen, aan de buitenzijde van zijn been, ongeveer halverwege zijn bovenbeen, een verwonding had zitten van ongeveer 5 centimeter lang. Deze verwonding was beduidend dieper dan de andere verwondingen. Ik zag de bovenste huidlaag en de spierlaag duidelijk zitten.
Een
proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de beschrijving van het filmpje van het gevecht tussen verdachte en aangever, afkomstig van de website [website] , opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , inhoudelijk, zakelijk weergegeven: [4]
Op 5 september 2022, ontving ik, via de WhatsApp-applicatie, een kort filmpje afkomstig van de website " [website] ". Op de beelden is te zien dat het slachtoffer de dader [met] zijn linkerarm de dader bij zijn nek pakt en naar beneden trekt. Tegelijkertijd is te zien dat de dader met zijn rechterhand ter hoogte van zijn rechter
achter broekzak iets uit een houder grijpt. Op de beelden is te zien dat de dader iets uit die houder pakt en met zijn arm een lange beweging naar achteren maakt. Op de beelden is te zien dat door de kracht van deze beweging hij een groot mes pakt. Op de beelden is te zien dat het mes op een machete lijkt. Op de beelden is te zien dat de dader twee stekende bewegingen maakt in de richting van de buik, zij en linkerbeen van het slachtoffer.
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 8 augustus 2023, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb gedaan wat te zien is op het filmpje, het steken van het slachtoffer met een mes.
Bewijsoverweging ten aanzien van het primair tenlastegelegde:
De rechtbank kan niet bewijzen dat het de bedoeling van verdachte was om aangever te doden. Van zogenoemd ‘vol opzet’ op de dood is daarom geen sprake. De rechtbank is wel van oordeel dat verdachte de ‘aanmerkelijke kans’ dat aangever door zijn handelen zou komen te overlijden ’bewust heeft aanvaard’, waardoor sprake is van ‘voorwaardelijk opzet’.
Verdachte heeft aangever met een mes van behoorlijke omvang gestoken, terwijl hij door aangever bij zijn nek was vastgepakt en zijn hoofd naar beneden werd geduwd. Het steken vond aldus plaats in een chaotische setting. Verdachte heeft op ongecontroleerde wijze meerdere stekende bewegingen in de richting van aangever gemaakt. Aangever is daarbij gewond geraakt aan zijn buik, zij en linker bovenbeen. In de buik zitten verschillende belangrijke organen en slagaders. Als het mes een van deze organen of slagaders zou hebben geraakt, was de kans dat aangever als gevolg van het opgelopen letsel of een bloeding zou overlijden aanmerkelijk geweest. Dat het letsel aan de buik van aangever beperkt is gebleven tot een oppervlakkige wond doet daaraan niet af. Het gaat immers om de kans die door het handelen van verdachte in het leven wordt geroepen en niet om de daadwerkelijke gevolgen dat zijn handelen heeft gehad.
De door verdachte verrichte geweldshandelingen – het meerdere malen ongecontroleerd steken met een mes in de richting van de buik – kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het gevolg – de dood van aangever – dat het niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte die aanmerkelijke kans ook willens en wetens heeft aanvaard.
De rechtbank acht daarom de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 5 september 2022 te Hilversum, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] meermalen met een mes in de buik en been heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot doodslag

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 247 dagen, met aftrek van het voorarrest,
- een plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel), geheel voorwaardelijk en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals beschreven in het advies van Reclassering Nederland van 14 juli 2023.
De officier van justitie heeft gevorderd 3RO (hierna: de reclassering) de opdracht te geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de bepaling van de strafmaat rekening te houden met de ‘eigen schuld’ aan de zijde van aangever. Verdachte heeft een verdedigingshandeling moeten maken nadat hij door aangever in een nekklem werd vastgehouden. De raadsman heeft tevens verzocht om in lijn met de gegeven adviezen te oordelen en het jeugdstrafrecht toe te passen. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het opleggen van de geheel voorwaardelijk PIJ-maatregel en de daaraan gekoppelde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van de elektronische monitoring bij het locatiegebod.
Het toezicht op deze voorwaarden dient belegd te worden bij de jeugdreclassering en niet bij de volwassenreclassering zoals door de officier van justitie is gevorderd. Verdachte heeft een vertrouwensband met mevrouw [B] (zijn huidige toezichthouder) en een pedagogische insteek is nog steeds haalbaar. Een nieuwe start bij de volwassenreclassering is derhalve niet nodig.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag door het slachtoffer meerdere malen met een mes in zijn buik en been te steken. Het slachtoffer en verdachte troffen elkaar die dag, de eerste schooldag na de vakantie, op het ROC in [plaats] . Er ontstond een woordenwisseling tussen hen en zij verplaatsten zich naar buiten om het ‘uit te vechten’. In dat gevecht heeft verdachte naar zijn mes gegrepen en daarmee wild in de richting van het slachtoffer gestoken. Door dit handelen van verdachte heeft het slachtoffer fysiek letsel opgelopen waar hij tot op de dag van vandaag last en pijn van heeft. Door zijn handelen heeft verdachte op zeer ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van feiten als het onderhavige gedurende lange tijd de negatieve psychische gevolgen daarvan kunnen ervaren. Uit wat door de advocaat van het slachtoffer ter terechtzitting naar voren is gebracht, blijkt ook dat het slachtoffer nog dagelijks mentaal last heeft van hetgeen is voorgevallen.
Persoonlijkheid van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 14 juli 2023 betreffende verdachte (‘strafblad’), waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld. Zo is verdachte op 2 juli 2021 veroordeeld door de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, ter zake van, kort gezegd, een straatroof en vrijheidsbeneming. Hierbij is aan verdachte een jeugddetentie van 150 dagen opgelegd, waarvan 101 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Verdachte is derhalve gedurende deze proeftijd weer in de fout gegaan
Bij haar beslissing houdt de rechtbank wat betreft de persoon van verdachte verder rekening met de volgende omtrent verdachte opgemaakte rapporten:
- een pro Justitia rapportage betreffende een Psychologisch onderzoek van 21 april 2023, opgemaakt door kinder- en jeugdpsycholoog S. Pantelić;
- een pro Justitia rapportage betreffende een Psychiatrisch onderzoek van 24 april 2023, opgemaakt door kinder- en jeugdpsychiater M. L. van Steenderen;
- het advies van de reclassering 'Voorwaardelijk PIJ-maatregel’, opgesteld door E.M. Maurits van 14 juli 2023;
- een deeladvies ‘Elektronische Monitoring’ van de reclassering, opgesteld door K. de Jong van 4 augustus 2023;
- een e-mailbericht van R. Swint, senior gezinsmanager/jeugdreclasseerder van de JBRA van 7 augustus 2023.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van hetgeen R. Swint, E.M. Maurits, en [A] , gedragswetenschapper bij [instelling] , als deskundigen ter zitting hebben verklaard en toegelicht.
Uit de hiervoor genoemde pro Justitia rapporten van de psycholoog en psychiater (hierna: de deskundigen) blijkt onder meer dat bij verdachte sprake is van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische persoonlijkheidstrekken. Er is al jaren een antisociale ontwikkeling aan de gang die zich kenmerkt door zelfbepalend gedrag en een instrumentele opportunistische instelling. Verdachte is in basis in staat om te mentaliseren, maar zijn egocentrische (narcistische) perspectief geeft bij controleverlies geen ruimte om zich te verplaatsen in een ander waarbij zijn grensopzoekende en onverschillige houding alsmede externaliseren zijn verdedigings- en beschermingsmechanisme is. De deskundigen concluderen dat de geconstateerde stoornis ook aanwezig was ten tijde van het tenlastegelegde en dat deze heeft doorgewerkt op de gedragskeuze en gedragingen van verdachte. De deskundigen adviseren dan ook om het feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Het risico op herhaling van gewelddadig gedrag wordt zonder behandeling als matig ingeschat.
Gezien de leeftijd van verdachte en de behandelmogelijkheden die er binnen de pedagogische setting er nog altijd zijn, adviseren de deskundigen om verdachte te berechten via het jeugdstrafrecht. Daarbij is de overweging, naast de leeftijd van verdachte, dat er nog steeds mogelijkheden worden gezien tot pedagogische beïnvloeding. Verdachte heeft baat bij een veilig ondersteunend en groepsgericht leefklimaat, zoals bij [instelling] , waarbinnen hij intensieve begeleiding krijgt en tevens ondersteuning bij dagelijkse zaken. Vanuit daar kan het reeds ingezette plan om zelfstandigheid op te pakken voortgezet worden.
Op basis van de PIJ-wegingslijst wordt geconcludeerd dat een behandeling binnen een voorwaardelijke PIJ-maatregel past bij de noodzaak tot het voorkomen van recidive en de intensiteit die nodig is in de behandeling van verdachte. De redenen daarvoor zijn dat verdachte duidelijk scoort op de gebieden ‘psychopathologie en disfunctioneren’, de ernst van het tenlastegelegde, recidive, en dat verdachte heeft meegewerkt aan de begeleiding binnen [instelling] en in basis eveneens aan de behandeling vanuit De Waag. Dat de behandeling moeizaam verliep heeft samenhang met de problematiek van verdachte.
Uit het reclasseringsadvies van 14 juli 2023 volgt dat zowel de jeugdreclassering als de begeleiding van [instelling] positief is over het verloop van de naleving van de schorsingsvoorwaarden door verdachte. De reclassering is net als de deskundigen van mening dat een voorwaardelijke PIJ-maatregel passend is en adviseert daarbij volgende bijzondere voorwaarden:
  • Meewerken aan reclasseringstoezicht
  • Niet naar het buitenland
  • Ambulante behandeling
  • Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
  • Drugsverbod
  • Alcoholverbod
  • Contactverbod
  • Locatiegebod (met elektronische monitoring)
  • Dagbesteding
  • Inzage in financiën
De reclassering adviseert hen de opdracht te geven om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden in plaats van zijn huidige jeugdreclasseerder. Ter zitting heeft de reclasseringswerker toegelicht dat er meer zicht op verdachte dient te komen en dat het bovendien goed zou zijn om nieuwe gezichten bij het traject van verdachte te betrekken, zodat verdachte een nieuwe start kan maken. Daarnaast adviseert de reclassering de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het uit te oefenen toezicht.
Uit het e-mailbericht van de JBRA volgt dat verdachte als magazijnmedewerker heeft gewerkt en binnenkort als grondstofanalist voor de gemeente Almere aan de slag kan. Verdachte heeft zich daarnaast aangemeld voor de opleiding Social Work, niveau 4 aan het [opleiding] te [plaats] . Op het begeleid wonen project van [instelling] doet verdachte het goed. Hij werkt goed mee aan de gemaakte afspraken. Ook de behandelaar van De Waag is positief; verdachte komt op afspraken en maakt daarbij een gemotiveerde indruk. Verdachte neemt ook zelf initiateven tot contact met deze behandelaar. De begeleiders en behandelaar van verdachte zien een positieve ontwikkeling bij verdachte, hij is serieus bezig met zijn toekomst. De op dit moment bij verdachte betrokken personen zouden graag in dezelfde samenstelling willen doorgaan in de begeleiding en behandeling van verdachte, omdat het opbouwen van vertrouwen voor verdachte heel belangrijk is.
Op te leggen straf en maatregel
Jeugdstrafrecht
Op het moment dat verdachte het strafbare feit pleegde, was hij 18 jaar oud en dus meerderjarig. Normaal gesproken betekent dit dat het volwassenstrafrecht van toepassing zou zijn. Artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bepaalt echter dat de rechtbank in zaken tegen 18- tot 23-jarige verdachten het jeugdstrafrecht van toepassing kan verklaren wanneer dat gelet op (onder meer) de persoonlijkheid van verdachte wenselijk zou zijn.
De rechtbank ziet in de persoonlijkheid van verdachte en wat daarover door de deskundigen is gerapporteerd, aanleiding om conform artikel 77c Sr het jeugdstrafrecht toe te passen.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht en zal in de strafoplegging daarmee rekening houden.
Eigen schuld slachtoffer
Het slachtoffer ging naar buiten om met verdachte een gevecht aan te gaan, waarna verdachte een mes trekt en het slachtoffer meerdere malen van dichtbij steekt. Los van de omstandigheid dat zowel het slachtoffer als verdachte het gevecht in beginsel al niet hadden moeten aangaan, had het slachtoffer er op geen enkel moment rekening mee hoeven houden dat verdachte tijdens dit gevecht een machete zou trekken en daarmee zou steken. Naar het oordeel van de rechtbank kan er derhalve geen sprake zijn van eigen schuld aan de zijde van het slachtoffer.
PIJ-maatregel
Om de door de officier van justitie gevorderde PIJ-maatregel op te kunnen leggen, moet zijn voldaan aan de voorwaarden die in artikel 77s Sr worden genoemd. Ten eerste moet verdachte een gebrekkige ontwikkeling of stoornis hebben. Ten tweede moet het feit waarvoor de maatregel wordt opgelegd een misdrijf zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld of het feit moet behoren tot één van de in artikel 77s specifiek vermelde misdrijven. Ten derde moet de PIJ-maatregel volgens de wet noodzakelijk zijn voor de veiligheid van andere personen of goederen. Als laatste moet de PIJ-maatregel in het belang van de ontwikkeling van verdachte zijn.
Gelet op het misdrijf waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt en de conclusies van de rapportages over verdachte, is aan deze voorwaarden voldaan. Bij verdachte is immers vastgesteld dat ten tijde van het plegen van het strafbare feit sprake was van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische persoonlijkheidstrekken. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarop een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Er is een matig verhoogde kans aanwezig dat verdachte opnieuw delinquent (gewelddadig) gedrag zal vertonen en de PIJ-maatregel is in het belang van de ontwikkeling van verdachte, aldus de bevindingen van de deskundigen.
Nu aan de voorwaarden voor het opleggen van een PIJ-maatregel is voldaan, en met inachtneming van de hiervoor besproken adviezen van de psychiater, psycholoog, de reclassering en de jeugdreclassering, zal de rechtbank een voorwaardelijke PIJ-maatregel aan verdachte opleggen met daarbij de bijzondere voorwaarden, inclusief het locatiegebod met elektronische monitoring, zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank zal een proeftijd van twee jaren verbinden aan de voorwaardelijke PIJ-maatregel.
De rechtbank stelt vast dat de maatregel opgelegd wordt ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen. Mocht de voorwaardelijke PIJ-maatregel op enig moment omgezet worden in een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, dan geldt dat deze verlengd kan worden (als bedoeld in artikel 6:6:31 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering.
Toezicht
Door de officier van justitie is gevorderd het toezicht op de voorwaarden neer te leggen bij de reclassering. De rechtbank oordeelt anders. Gelet op de reeds aanwezige vertrouwensband tussen verdachte en toezichthouder [B] en de omstandigheid dat verdachte het tijdens zijn schorsing – onder begeleiding van [instelling] en de jeugdreclassering – goed heeft gedaan, geeft de rechtbank de jeugdreclassering opdracht om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en het uit te oefenen toezicht.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft een strafbaar feit gepleegd dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van
personen. De deskundigen hebben de kans dat verdachte opnieuw gewelddadige strafbare feiten zal plegen ingeschat op matig verhoogd. De rechtbank neemt dat oordeel over. Om die reden beveelt de
rechtbank dat de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar
zijn.
Jeugddetentie
Gelet op de aard en ernst van het feit acht de rechtbank naast de voorwaardelijke PIJ-maatregel een jeugddetentie voor de duur van 8 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Door het opleggen van een jeugddetentie van voormelde duur beoogt de rechtbank niet alleen een signaal af te geven aan verdachte, maar ook aan de samenleving, dat de rechtbank een dergelijk feit zeer ernstig vindt en fors bestraft. Daarnaast dient de straf als genoegdoening voor het slachtoffer. Gelet op het aantal dagen dat verdachte in voorarrest heeft gezeten, betekent deze beslissing dat verdachte niet meer terug hoeft naar de jeugdgevangenis. Het opleggen van een jeugddetentie van een langere duur dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zou de behandeling en begeleiding in het kader van de voorwaardelijke PIJ-maatregel doorkruisen. Dit acht de rechtbank niet wenselijk voor zowel verdachte als de maatschappij.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het geschorste bevel voorlopige hechtenis opheffen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. B.P.J. Heinrici, als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 18.888,99. Dit bedrag bestaat uit € 10.388,99 aan materiële schade en € 8.500,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder primair ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering in zijn geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat zowel de gevorderde immateriële schade als de materiele schade dient te worden gehalveerd wegens eigen schuld aan de zijde van benadeelde partij ex artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Ten aanzien van de gevorderde materiele schade betwist de raadsman de schade met de betrekking tot de kleding van de benadeelde partij. Deze schadepost is niet onderbouwd. Zo valt niet in te zien waarom de schoenen van de benadeelde partij zijn beschadigd door een steekbeweging. Daarnaast blijkt niet uit het dossier dat de benadeelde partij ten tijde van het incident een jas aan had. Ook zijn er geen foto’s overgelegd. Nu niet kan worden vastgesteld dat er schade is geleden kan de rechtbank geen gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid. Ten aanzien van de telefoon stelt de raadsman zich op het standpunt dat het causale verband met het tenlastegelegde feit ontbreekt. De raadsman stelt zich met betrekking tot de studievertraging tevens op het standpunt dat het causale verband met tenlastegelegde feit ontbreekt. Zo zijn er geen gegevens dan wel cijferlijsten van de oude studie overgelegd waaruit blijkt dat er een terugval is geweest. Ook ontbreken de gegevens van de gestelde absentie. Er is verdere onderbouwing nodig, echter zou dit een onaanvaardbare belasting van het strafrecht opleveren. Benadeelde partij dient derhalve ten aanzien van de deze schadepost niet-ontvankelijk te worden verklaard.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de materiele schade
Vaststaat dat benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De schadepost ‘kledingstukken’
Naar het oordeel van de rechtbank is deze schadepost wat betreft de joggingbroek en het T-shirt voldoende onderbouwd. Deze kledingstukken zijn door het steekincident beschadigd geraakt. De rechtbank zal derhalve het gevorderde bedrag van € 90,00 toewijzen. De rechtbank wijst de verzochte vergoeding voor de jas af nu niet uit het dossier kan worden opgemaakt dat benadeelde partij deze jas ten tijde van het incident aan had. De benadeelde partij zal ten aanzien van de verzochte vergoeding voor de schoenen niet- ontvankelijk worden verklaard nu deze schade onvoldoende onderbouwd is.
De schadepost ‘telefoon’
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van deze schadepost niet-ontvankelijk verklaren nu niet uit het dossier volgt dat benadeelde partij ten tijde van het incident een telefoon bij zich droeg. Zo wordt de telefoon niet genoemd in de aangifte of in de later door de benadeelde partij gegeven verklaring. De schadepost is dan ook onvoldoende onderbouwd.
De schadepost ‘studievertraging’
De rechtbank is van oordeel dat door de benadeelde partij voldoende is gesteld en aannemelijk is gemaakt dat er sprake is van enige studievertraging als gevolg van het bewezenverklaarde. De rechtbank stelt hierbij een periode van twee maanden vast en zal derhalve een bedrag toekennen van € 3.083,33. Voor de beoordeling van het meer gevorderde is een nadere onderbouwing noodzakelijk. De behandeling daarvan levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde dan ook niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Ten aanzien van de immateriële schade
Ten gevolge van het bewezen verklaarde feit is bij de benadeelde partij lichamelijk letsel ontstaan, zodat er op grond van artikel 6:106 BW een wettelijke grondslag is voor het toekennen van een vergoeding voor immateriële schade. De gevorderde schade is namens de benadeelde partij in voldoende mate onderbouwd. Gelet hierop en nu dit verder ook niet voldoende gemotiveerd is betwist, zal de rechtbank de hoogte van de immateriële schade vaststellen op € 8.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 september 2022. Het gevorderde bedrag komt de rechtbank billijk voor.
De rechtbank zal dan ook in totaal een bedrag van € 11.673,33 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 5 september 2022 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW. De rechtbank stelt vast dat verdachte en de benadeelde partij met elkaar in gevecht zijn geraakt, echter valt dan niet in te zien hoe het steken met een mes en de daaruit voortvloeiende gevolgen mede aan de benadeelde partij kunnen worden toegerekend.
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 11.673,33, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente gerekend vanaf 5 september 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting, in verband met de leeftijd van verdachte en de toepassing van het jeugdstrafrecht niet worden aangevuld met gijzeling.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Amsterdam van 2 juli 2021 (parketnummer 13.327963.20) heeft verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie van 101 (honderdenéén) dagen opgelegd gekregen. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden wijst de rechtbank de vordering tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke jeugddetentie d.d. 28 juli 2023 toe. Gelet echter op hetgeen de rechtbank ten aanzien van de straf en maatregel in de hoofdzaak heeft overwogen, gelast de rechtbank een taakstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uren, subsidiair 101 (honderdenéén) dagen jeugddetentie, in plaats van de tenuitvoerlegging van de opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 77c, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 8 (acht) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- legt aan verdachte op de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
- bepaalt dat de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
niet zal worden ten uitvoer gelegd,
tenzijde rechter later anders gelast, op grond van het feit dat
verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft
nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee (2) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* meewerkt aan het toezicht door de jeugdreclassering. Verdachte meldt zich op afspraken bij de jeugdreclassering. De jeugdreclassering bepaalt hoe vaak dit nodig is. Verdachte houdt zich aan aanwijzingen van de jeugdreclassering. Verdachte overlegt aan de jeugdreclassering een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is ten behoeve van opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid. Verdachte geeft de jeugdreclassering inzicht in de voortgang van de begeleiding en/of behandeling van andere instellingen. Verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
* niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaat, zonder toestemming van de jeugdreclassering;
* zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de jeugdreclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* verblijft bij [instelling] te [plaats] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de jeugdreclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de jeugdreclassering voor hem heeft opgesteld.
* geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De jeugdreclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
* geen alcohol gebruikt, en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De jeugdreclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft met [slachtoffer] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt, waarbij de politie wordt opgedragen toezicht te houden op de naleving van het contactverbod;
* meewerkt aan een locatiegebod. Het locatiegebod houdt in dat verdachte zich gedurende de proeftijd bevindt bij [instelling] aan de [adres] te [plaats] . Verdachte is gedurende het toezicht op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig op het verblijfadres. De jeugdreclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft verdachte op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 14 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding (vrijwilligers-)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft betrokkenen een aaneengesloten blok van 8 uur per dag vrij te besteden. Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres is [adres] , [plaats] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen;
* zich inspant voor het vinden en behouden van het volgend van een opleiding, betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
* meewerkt, indien nodig, aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening. Verdachte geeft de jeugdreclassering inzicht in zijn financiën en zijn schulden. Indien geïndiceerd, werkt verdachte mee aan een vorm van budgetbeheer/bewindvoering;
Waarbij aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 11.673,33, bestaande uit een vergoeding van € 3.173,33 voor materiële schade en een vergoeding van € 8.500,00 voor immateriële schade;
  • wijst de vergoeding met betrekking de schade aan de jas van [slachtoffer] af;
  • verklaart [slachtoffer] wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente gerekend vanaf 5 september 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 11.673,33 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente gerekend vanaf 5 september 2022 tot de dag van volledige betaling; bij niet betaling wordt geen gijzeling toegepast;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13.327963.20
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 2 juli 2021 opgelegde voorwaardelijke vrijheidsstraf toe;
- gelast in plaats van de vrijheidsstraf het verrichten van een taakstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 101 (honderdenéén) dagen jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.B. Snijders Blok, voorzitter en kinderrechter, mrs. H. den Haan en V.C. Kool, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Hardeman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 augustus 2023.
Mrs. Snijders Blok, Kool en Hardeman zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 september 2022 te Hilversumter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om[slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,die [slachtoffer] meermalen althans eenmaal met een mes althans scherp en/of puntigvoorwerp in de buik en/of de benen althans het been heeft gestokenterwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zoukunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 september 2022 te Hilversum
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere
steekwonden in de buik en/of be(e)n(en) en/of een (blijvende) zenuwbeschadiging
in het been, heeft toegebracht door met een met althans scherp en/of puntig
voorwerp die [slachtoffer] een althans meermalen in de buik en/of be(e)n(en)
te steken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht ofzou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 september 2022 te Hilversumter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] meermalen althans
eenmaal met een mes althans scherp en/of puntig voorwerp in de buik en/of de
benen althans het been heeft gestokenterwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mochtof zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 september 2022 te Hilversum[slachtoffer] heeft mishandeld door met een met althans scherp en/of puntigvoorwerp die [slachtoffer] een althans meermalen in de buik en/of be(e)n(en) te steken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 8 september 2022, 19 september 2022 en 17 oktober 2022, genummerd MD1R022043, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, Districtsrecherche Gooi en Vechtstreek, doorgenummerd 1 tot en met 136. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 127 en 128
3.Pagina 14
4.Pagina 41.