ECLI:NL:RBMNE:2023:4420

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 augustus 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
UTR 23/658
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische belastbaarheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 augustus 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV behandeld. Eiser, die als bewindvoerder optreedt voor betrokkene, is het niet eens met de beslissing van het UWV dat betrokkene op 26 december 2020 slechts 15,84% arbeidsongeschikt is. Eiser stelt dat de medische grondslag van het bestreden besluit niet volledig is en dat de beperkingen van betrokkene onvoldoende zijn weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).

De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft besloten dat betrokkene geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van betrokkene op overtuigende wijze heeft gemotiveerd. Eiser heeft geen medische informatie overgelegd die de stelling ondersteunt dat er meer beperkingen voor betrokkene moeten worden aangenomen. De rechtbank wijst erop dat de FML van 9 juni 2022 adequaat is en dat de door het UWV geselecteerde functies geschikt zijn voor betrokkene.

De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en dat de door hem gemaakte proceskosten niet worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en kan worden aangevochten bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/658

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser, als bewindvoerder over de goederen van
[betrokkene], uit [woonplaats] , betrokkene
(gemachtigde: mr. T.E. van der Bent),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder.

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen omdat betrokkene minder dan 35%, namelijk 15,84%, arbeidsongeschikt is. In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 23 december 2022.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Betrokkene heeft voor het laatst gewerkt als koerier voor 40 uur per week. Op 29 december 2018 heeft hij zich ziekgemeld vanwege gezondheidsklachten.
2. Betrokkene heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat betrokkene op 26 december 2020 15,84% arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd aan hem een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 14 november 2022. De medische belastbaarheid van betrokkene is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 9 juni 2022.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 29 november 2022
.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij stelt dat het totaal van beperkingen zoals is vastgesteld voor betrokkene onjuist en niet volledig is. Volgens eiser is de medische grondslag van het bestreden besluit niet volledig en zijn de aan de schatting ten grondslag liggende functies in medisch opzicht niet geschikt. De beperkingen van betrokkene, op basis van zijn fysieke en psychische klachten, zijn onvoldoende weergegeven in de FML. In zijn beroepschrift heeft eiser aangegeven op welke items in de FML een beperking moet worden aangenomen.
7. Daarnaast stelt eiser dat nu de beperkingen van betrokkene zijn onderschat, de geduide functies in medisch opzicht niet passend voor hem zijn. In de functie van wikkelaar moet betrokkene werken in een omgeving (fabriekshal) met veel lawaai. Hiervoor is in de FML een beperking aangenomen. Werken met machines kan volgens eiser als gevaar zettend worden beoordeeld en dit werk moet nauwkeurig en geconcentreerd uitgevoerd worden. Dit gaat niet samen met de zwakbegaafdheid van betrokkene. De whiplashklachten van betrokkene zijn in de geduide functies ook onvoldoende meegewogen.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat betrokkene geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van betrokkene op 26 december 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat betrokkene op 26 december 2020 voor 15,84% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
10. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van betrokkene op 26 december 2020 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
11. Volgens eiser moeten (veel) meer beperkingen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren voor betrokkene worden aangenomen. Eiser citeert hierbij de definities en het interpretatiekader van verschillende FML-items uit het CBBS. Vervolgens concludeert eiser dat de FML moet worden aangepast, omdat betrokkene zwakbegaafd is. De rechtbank overweegt hierover als volgt. Uit het rapport van de verzekeringsarts B&B en het psychodiagnostisch onderzoek van [geestelijke gezondheidszorg] van februari 2022 volgt dat niet met zekerheid kan worden gesproken van een verstandelijke ontwikkelingsstoornis. De diagnose laagbegaafdheid is aangenomen in verband met het behandelaanbod voor betrokkene. De enkele motivering van eiser dat meer beperkingen moeten worden aangenomen omdat betrokkene zwakbegaafd is volgt de rechtbank niet. In het interpretatiekader bij de items 1.3, 1.4, 1.5 en 1.6 zoals eiser aanhaalt, staat dat de betreffende beperking: ‘veel voorkomt bij psychiatrische, neurologische en neurobiologische ontwikkelingsstoornissen.’ Het is de rechtbank niet gebleken dat hiervan sprake is en hiertoe is ook geen medische informatie door eiser verstrekt. Ook voor zover eiser stelt dat meer beperkingen voor de fysieke klachten moeten worden aangenomen merkt de rechtbank op dat dit standpunt niet met medische informatie is gebouwd. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van betrokkene zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld.
12. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat betrokkene op 26 december 2020 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die zijn vastgesteld in de FML van 9 juni 2022..
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
13. De arbeidsdeskundige en de arbeidsdeskundige B&B hebben op grond van de FML van 9 juni 2022 vastgesteld dat betrokkene niet geschikt is voor zijn eigen werk als koerier, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige heeft functies gezocht die betrokkene in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies (en twee reservefuncties) opgeleverd. Volgens de arbeidsdeskundige B&B zijn de geselecteerde functies geschikt voor betrokkene.
Het gaat om:
- ( SBC-code 267053) Wikkelaar (nieuw en revisie);
- ( SBC-code 111010) Medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten);
- ( SBC-code 267051) Monteur printplaten.
14. De arbeidsdeskundige en arbeidsdeskundige B&B hebben in hun rapporten en het Resultaat Functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor betrokkene. De knelpunten zijn beoordeeld en er is toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichting is voor de rechtbank begrijpelijk.
15. Volgens eiser is de functie van Wikkelaar niet geschikt omdat betrokkene dan moet werken in een fabriekshal met veel lawaai en hiervoor is een beperking aangenomen. De arbeidsdeskundige B&B heeft toegelicht dat een deel van de geduide functies geen signaleringen bevatten. De rechtbank merkt hierover nog op dat in de geduide functie van Wikkelaar geen kenmerkende functiebelasting op het item 3.6 ‘Geluidsbelasting’ is aangenomen. Hieruit blijkt dat een ‘lawaaierige’ omgeving niet kenmerkend is voor de geduide functie. De stelling van eiser dat betrokkene de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat betrokkene in staat is de functies te vervullen.
16. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat betrokkene op 26 december 2020 met de middelste van de drie voor de schatting geduide functies 84,16% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 15,84% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

17. Het UWV heeft terecht geweigerd om betrokkene per 26 december 2020 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
18. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2023.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.