In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 augustus 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure betreffende de beëindiging van het faillissement van eiser. Het faillissement is geëindigd met de betaling van alle erkende schuldeisers. De curator, mr. [gedaagde], heeft een bedrag van € 36.929,50 gereserveerd op de faillissementsrekening voor een voorwaardelijke ontnemingsvordering van het Openbaar Ministerie (OM). Eiser verzoekt om een verklaring voor recht dat het eventuele restant na afwikkeling van de ontnemingsvordering aan hem toekomt en niet aan de vereffenaar in de nalatenschap van zijn vader. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser niet ontvankelijk is in zijn vordering, omdat hij mr. [gedaagde] in persoon heeft gedagvaard in plaats van in zijn hoedanigheid als curator. De rechtbank heeft echter ook inhoudelijk geoordeeld dat, indien eiser ontvankelijk zou zijn, het resterende bedrag op de faillissementsrekening aan hem toekomt na aftrek van de kosten van de curator. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt, en eiser is veroordeeld in de proceskosten van mr. [gedaagde].