ECLI:NL:RBMNE:2023:4515

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
1 september 2023
Zaaknummer
23/2519
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bijstandsuitkering Participatiewet wegens gebrek aan spoedeisend belang

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster afgewezen. Verzoekster had een aanvraag voor een bijstandsuitkering ingediend op 24 november 2022, maar deze werd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht niet in behandeling genomen. Na een nieuw verzoek op 27 januari 2023, dat op 2 mei 2023 werd afgewezen, heeft verzoekster bezwaar aangetekend. De voorzieningenrechter heeft op 24 augustus 2023 de zaak behandeld.

De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een spoedeisend belang. Hoewel verzoekster financiële problemen heeft, is er geen onomkeerbare situatie die een voorlopige voorziening rechtvaardigt. De voorzieningenrechter wijst erop dat verzoekster een voorschot heeft ontvangen op haar nieuwe aanvraag, wat de noodzaak voor een spoedeisende voorziening verder ondermijnt.

Daarnaast is het bestreden besluit van verweerder niet evident onrechtmatig, aangezien verweerder heeft aangegeven dat er nog steeds aanvullende gegevens ontbreken die nodig zijn om de aanvraag te kunnen beoordelen. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen aanleiding is om de belangenafweging in het voordeel van verzoekster te laten uitvallen, en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak is gedaan op 1 september 2023 en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2519

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 september 2023 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: M.W.T Notenboom).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de afwijzing van de aanvraag van verzoekster voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw).
2. Eiseres heeft op 24 november 2022 een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 19 januari 2023 niet in behandeling genomen. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar ingediend.
3. Eiseres heeft daarnaast op 27 januari 2023 een nieuwe aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering. Deze is met het primaire besluit van 2 mei 2023 door verweerder afgewezen. In het besluit van 2 mei 2023 heeft verweerder ook het eerdere besluit van 19 januari 2023 herzien en de aanvraag van 24 november 2022 afgewezen. Het primaire besluit van 19 januari 2023 is met dit besluit komen te vervallen. Tegen dit primaire besluit heeft eiseres op 6 mei 2023 opnieuw bezwaar ingediend.
4. Met het bestreden besluit van 5 juni 2023 op het bezwaar van verzoekster is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven omdat er nog steeds aanvullende gegevens van verzoekster ontbraken. Verweerder kon hierdoor het recht op bijstand daardoor niet vaststellen. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld.
5. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

6. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Vrijstelling griffierecht
7. Verzoekster heeft gesteld dat zij niet genoeg geld heeft om het griffierecht te betalen en daarom heeft zij gevraagd om een vrijstelling daarvan. De voorzieningenrechter beslist dat verzoekster aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet voldoende inkomen of vermogen heeft om het griffierecht te betalen. Daarom hoeft zij geen griffierecht te betalen voor het verzoek om een voorlopige voorziening .
Spoedeisend belang
8. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Bij een financieel geschil, zoals in deze zaak, is dat niet snel het geval. In beginsel kan namelijk na afloop van de bodemzaak het bedrag waarover het geschil gaat, alsnog worden (terug)betaald, zo nodig met vergoeding van de wettelijke rente. Van onverwijlde spoed is sprake als er bijvoorbeeld een onomkeerbare situatie dreigt (bijvoorbeeld faillissement) of sprake is van acute financiële nood. Omdat bij verweerder bezwaar is gemaakt tegen het primaire besluit, moet de vraag worden beantwoord of sprake is van onverwijlde spoed die het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening noodzakelijk maakt in afwachting van de beslissing op dat bezwaar.
9. Verzoekster heeft in dit kader aangevoerd dat zij geen inkomsten ontvangt op dit moment, waardoor zij geen geld heeft om boodschappen te betalen en haar vaste lasten te voldoen. Volgens verweerder is geen sprake van spoedeisend belang. Op dit moment is een nieuwe aanvraag ingediend door verzoekster en ten aanzien van deze aanvraag heeft verzoekster een voorschot ontvangen.
10. Het betoog van verzoekster slaagt niet. De voorzieningenrechter ziet in de door verzoekster overgelegde stukken en haar toelichting ter zitting op dit moment geen spoedeisend belang als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb. De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoekster op dit moment kampt met financiële problemen. Dat op zichzelf geeft echter geen spoedeisend belang, omdat het geen onomkeerbare situatie betreft. Daar komt bij dat verzoekster op dit moment een voorschot heeft ontvangen in afwachting van de nieuwe aanvraag die zij heeft gedaan voor een bijstandsuitkering. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat er ook geen sprake is van acute nood en dus dat er geen spoedeisend belang is.
Evident onrechtmatig besluit en belangenafweging
11. Omdat de voorzieningenrechter vindt dat verzoekster geen spoedeisend belang heeft, kan zij de voorziening alleen nog treffen als het besluit van verweerder evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat het voor de voorzieningenrechter overduidelijk is dat het standpunt van verweerder niet klopt en in de bezwaarfase dus geen stand zal houden. De voorzieningenrechter moet dit kunnen vaststellen zonder grondig onderzoek te doen naar de relevante feiten en/of de wettelijke bepalingen van de zaak.
12. Verweerder heeft helder uiteengezet dat er ondanks alle termijnen en aangeleverde stukken toch nog gegevens ontbreken, waardoor de aanvraag van verzoekster nog niet compleet is. Dit is ook de reden geweest waarom de aanvraag is afgewezen door verweerder. Onder die omstandigheden kan de voorzieningenrechter dan ook niet oordelen dat er sprake is van een evident onrechtmatig besluit.
13. Omdat naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake is van een spoedeisend belang en het bestreden besluit niet evident onrechtmatig is, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding de belangenafweging bij de vraag of de gevraagde voorziening moet worden getroffen in het voordeel van verzoekster uit te laten uitvallen.
Conclusie
14. Gezien het voorgaande moet het verzoek om een voorlopige voorziening worden afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. I.M. de Graaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 september 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.