Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag om een VOG heeft mogen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
6. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder de aanvraag om een VOG op goede gronden heeft afgewezen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
8. De rechtbank overweegt dat verweerder voor het beoordelen van aanvragen ter verkrijging van een VOG beleidsregels heeft opgesteld.In deze beleidsregels is in paragraaf 3.2 bepaald dat er geen VOG wordt verstrekt als voldaan is aan het objectieve criterium. Bij de toetsing van het objectieve criterium wordt gekeken of de aangetroffen justitiële gegevens van de aanvrager, indien herhaald en gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie, taak of bezigheden waarvoor een VOG is aangevraagd.
9. Verweerder heeft voor zijn beoordeling het screeningsprofiel van een chauffeurskaart in de taxibranche gebruikt. Volgens de omschrijving van dit screeningsprofiel is de houder van de chauffeurskaart verantwoordelijk voor het welzijn en de veiligheid van de passagiers. Een van de risico’s behorend bij dit profiel is dat de veiligheid van passagiers en medeweggebruikers in gevaar kan worden gebracht. Verder is de houder van de chauffeurskaart verantwoordelijk voor de veiligheid van goederen van de passagiers en moet de houder van de kaart kunnen omgaan met contant en giraal geld. Door de één op één relatie in de auto is ook het risico van diefstal en verduistering is aanwezig, volgens het risicoprofiel.
10. Eiser betoogt dat niet is voldaan aan het objectieve criterium. Het is voor eiser onbegrijpelijk waarom de sepotbeslissing van 28 januari 2019 over een zaak waarbij eiser een ambtenaar in functie zou hebben beledigd nog steeds aan eiser wordt tegengeworpen. Verweerder mag weliswaar ook sepotbeslissingen aan het besluit ten grondslag leggen, maar de schuld van eiser is nimmer komen vast te staan, zodat dit niet aan de afwijzing ten grondslag kan worden gelegd. Het gaat om een simpele zaak, waaruit de conclusie kan worden getrokken dat er op dat moment onvoldoende bewijs was om tot enige veroordeling te kunnen komen. Daarnaast resteren er nog een aantal ‘oudere’ feiten.
11. De rechtbank stelt vast dat eiser het in dit verband er niet mee eens is dat deze sepotbeslissing wordt meegewogen bij de vraag of is voldaan het objectieve criterium. Over de overige strafbare feiten die verweerder heeft betrokken bestaan tussen partijen geen discussiepunten meer.
12. De rechtbank overweegt dat onweersproken is dat sepotzaken kunnen worden betrokken bij de beoordeling van het objectieve criterium. Bij sepotbeslissingen wordt in het algemeen onderscheid gemaakt tussen beleidssepots en technische sepots. In paragraaf 3.2.1. van de beleidsregelsstaat dat de minister beleidssepots in de beoordeling betrekt of moet worden overgegaan tot afgifte van een VOG. De rechtbank vindt hiervoor steun in een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.In dit geval is sprake van een beleidssepot. Dit betekent dat verweerder de sepotbeslissing heeft mogen meenemen bij het objectieve criterium. De overige strafbare feiten waarvoor eiser is veroordeeld, te weten meerdere verkeersovertredingen (onverzekerd, te hard en zonder rijbewijs rijden) en een plofkraak, staan niet ter discussie. Al deze feiten vormen een belemmering voor de uitoefening van de functie van taxichauffeur. Deze feiten vallen voorts binnen de terugkijktermijn en zijn niet gedateerd. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat aan het objectieve criterium is voldaan.
Het subjectieve criterium
13. De rechtbank overweegt dat verweerder, ondanks dat voldaan is aan het objectieve criterium, toch over dient te gaan tot verstrekking van de VOG als het belang dat een aanvrager daarbij heeft zwaarder weegt dan het belang van de samenleving bij bescherming tegen het vastgestelde risico voor de samenleving.Verweerder heeft hierbij beoordelingsruimte en de rechtbank toetst het besluit van verweerder dan ook terughoudend. In de belangenafweging wordt in ieder geval rekening gehouden met de manier van afdoening van de strafzaak, het tijdsverloop en de hoeveelheid antecedenten.
Wijze van afdoening van de strafzaak
14. Eiser voert aan dat de verkeersovertredingen die binnen de terugkijktermijn vallen zijn afgedaan met boetes en zijn hem niet zwaar aangerekend. Over de Duitse veroordeling van 2019 merkt eiser op dat hij zijn straf enige tijd geleden al heeft uitgezeten en al vanaf september 2020 in vrijheid leeft. Hij heeft geruime tijd geen strafbare feiten meer begaan, met uitzondering van de snelheidsovertreding in oktober 2020. Gelet op het verleden en het tijdsverloop tussen de eerdere feiten en het laatste feit en het heden is duidelijk te zien dat eiser een positieve wending heeft gegeven aan zijn leven. De kans op herhaling is klaarblijkelijk niet meer aanwezig. Ook is de beroepsprocedure over eisers verblijfsvergunning gegrond verklaard. Een bestuursrechter heeft reeds beoordeeld dat de kans op herhaling, te weten actuele bedreiging van een fundamenteel belang voor de samenleving, onvoldoende is. De Immigratie- en Naturalisatiedienst dient in die zaak een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van eiser.
15. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat de veroordeling van 6 maart 2019 voor onverzekerd rijden met een boete van € 600,- en de strafbeschikking van 20 oktober 2020 voor overschrijden van de maximumsnelheid met een boete € 570,- feiten zijn die niet licht zijn afgedaan, in vergelijking met eerdere veroordeling voor dezelfde strafbare feiten. Deze wijze van afdoening heeft verweerder mogen betrekken bij de ernst en omvang van de door eiser gepleegde delicten. Daarnaast heeft verweerder hierbij mogen betrekken dat eiser in Duitsland is veroordeeld voor een plofkraak waarvoor een gevangenisstraf is opgelegd. Het gaat hier om ernstige en voor de afgifte van de VOG relevante feiten waarvoor eiser door de strafrechter en/of het Openbaar Ministerie verantwoordelijk is gehouden en bestraft. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Tijdsverloop en hoeveelheid antecedenten
16. Eiser voert aan dat tussen de verschillende overtredingen van de Wegenverkeerswet relatief veel tijd zit. Dit toont aan dat het incidenten betreffen en geenszins een vaste rijstijl is van eiser. Voorts is te zien dat het afgelopen anderhalf jaar eiser geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
17. De rechtbank overweegt dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het tijdsverloop niet in het voordeel van eiser meeweegt. De laatste strafbeschikking dateert van 20 oktober 2020. Gezien de hoeveelheid antecedenten en het feit dat eiser tot september 2020 nog in detentie zat, mag in het licht van de geldende terugkijktermijn worden verwacht dat eiser laat zien over langere tijd niet meer met justitie in aanraking te komen. Dat de frequentie van (strafbare) feiten in het verleden hoger lag, en naar het idee van eiser daarom al lange tijd is verstreken sinds het laatste feit, doet hieraan niet af. Daarnaast heeft verweerder bij zijn weging mogen betrekken dat eiser ook buiten de terugkijktermijn in aanraking is geweest met justitie wegens gewelds- en vermogensdelicten en handelen in strijd met de Opiumwet. Ook hier heeft verweerder belang aan mogen hechten, ondanks dat dit feiten zijn die buiten de terugkijktermijn hebben plaatsgevonden. Dit geeft een indicatie dat over de kans dat eiser wederom met justitie in aanraking komt.
De persoonlijke omstandigheden van eiser
18. Daartegenover staat het belang van eiser. Eiser voert daartoe aan dat afwijzing van de VOG ertoe zal leiden dat hij zijn baan zal kwijtraken, althans dat hij zijn werkzaamheden niet zal kunnen starten. Het zal voor eiser dan ook niet makkelijk zijn om op korte termijn een andere baan te vinden. Ook thans heeft eiser nog geen nieuwe baan gevonden, ondanks dat de arbeidsmarkt lijkt te springen om werknemers. Het is telkenmale de VOG waar eiser tegenaan loopt en zijn verleden die hem daarbij in de weg staat. Eiser heeft zijn leven op de rit en wenst dit ook voort te zetten. Door het thans genomen besluit tot afwijzing van de VOG kan eiser zijn werkzaamheden niet uitoefenen en zit hij zonder baan en inkomen (behoudens een uitkering). Eiser heeft geen opleiding van betekenis, zodat voor hem een andere baan vinden moeilijk zal worden. Eiser heeft voorts zelfstandig hulp ingeschakeld van de Tussenvoorziening en heeft inmiddels een huurovereenkomst en een zorgovereenkomst met De Waag. Er hangt veel af van deze VOG voor eiser. Dat is niet alleen het behoud van zijn woning door een inkomen, maar ook het behoud van zijn verblijfsvergunning.
19. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eisers belang bij toewijzing van de VOG ondergeschikt is aan het belang van de beperking van de risico’s voor de samenleving. De belangen van eiser zijn hierbij voldoende gemotiveerd meegewogen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiser te recent met justitie in aanraking is gekomen wegens meerdere strafbare feiten, die geenszins zijn te verenigen met het doel van de aanvraag en waarbij sprake is van herhaling. Dat meerdere strafbare feiten binnen de terugkijktermijn licht zijn afgedaan, volgt de rechtbank niet en zou ook niet opwegen tegen de hoeveelheid verkeersdelicten waarvoor hij is veroordeeld dan wel een strafbeschikking heeft gekregen. Deze feiten zijn niet te verenigen zijn met de functie van taxichauffeur. Dit nog los van de andere strafrechtelijke feiten waarvoor eiser is vervolgd. Dat eiser ter zitting heeft verklaard dat het nu beter met gaat heeft hij niet onderbouwd met stukken. Telefonisch verkregen informatie van De Waag en eisers begeleiders is daartoe onvoldoende. Van eiser mag worden verwacht dat hij over een langere periode laat zien dat hij zich niet schuldig maakt aan het plegen van strafbare feiten, alvorens eiser in aanmerking komt voor een VOG. De beroepsgrond slaagt niet.
20. Dat een bestuursrechter in een verblijfsrechtelijke procedure zijn beroep gegrond heeft verklaard omdat Staatsecretaris van Justitie en Veiligheid onvoldoende oog heeft gehad voor de persoonlijke omstandigheden van eiser, is voor de beoordeling van deze aanvraag ter verkrijging van een VOG niet relevant. De beroepsgrond slaagt niet.
21. Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat het opvallend is dat aan eiser wel een VOG is gegeven ter zake van een ondernemersvergunning bij [bedrijf] B.V. Daar is ook getoetst aan de punten informatie, geld, goederen en diensten, zakelijke transacties, proces, personen, alsmede aansturen organisatie. Dit zijn dezelfde punten die getoetst zijn in deze procedure.
22. De rechtbank overweegt dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de aanvragen voor een chauffeurskaart en voor een ondernemersvergunning niet met elkaar te vergelijken zijn. Het screeningsprofiel voor een ondernemingsvergunning is anders dan voor een chauffeurskaart, aangezien een taxichauffeur passagiers vervoert en de zorg heeft over veiligheid van deze passagiers en andere medeweggebruikers. Bovendien komt verweerder een eigen beoordeling toe. Deze beroepsgrond slaagt evenmin.