ECLI:NL:RBMNE:2023:4645

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 september 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
C/16/561338 / KG ZA 23-443
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg inhoud erfdienstbaarheid en gebruik van keerterrein in kort geding

In deze zaak, die op 11 september 2023 door de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een kort geding tussen de Stichting en mevrouw [woonplaats] aan de ene kant en ProRail B.V. en Railinfratrust B.V. aan de andere kant. De Stichting en mevrouw [woonplaats] vorderen dat ProRail c.s. wordt veroordeeld om een hek te verplaatsen en het keerterrein opnieuw te bestraten, zodat de Stichting het keerterrein kan gebruiken voor bevoorrading. De Stichting en mevrouw [woonplaats] hebben sinds respectievelijk 1998 en 2004 een bedrijfspand en woning op een voormalig NS-terrein, waar in 2012 een erfdienstbaarheid is gevestigd ten gunste van hen. ProRail c.s. heeft in december 2022 gesteld dat de erfdienstbaarheid niet het gebruik van het keerterrein omvat, wat heeft geleid tot een conflict. De voorzieningenrechter oordeelt dat de Stichting recht heeft op het gebruik van het keerterrein, omdat dit onder de erfdienstbaarheid valt. De vorderingen van de Stichting worden toegewezen, terwijl de tegenvorderingen van ProRail c.s. worden afgewezen. Mevrouw [woonplaats] wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen, omdat zij geen belang heeft bij de vorderingen die alleen betrekking hebben op de Stichting. De proceskosten worden toegewezen aan de Stichting, terwijl ProRail c.s. de kosten van mevrouw [woonplaats] op nihil gesteld krijgt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/561338 / KG ZA 23-443
Vonnis in kort geding van 11 september 2023
in de zaak van
1. de stichting
[eiseres sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. J.C. Klompé te Loosdrecht,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RAILINFRATRUST B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PRORAIL B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. M. Meerburg-Pasterkamp te Utrecht.
Eiseressen worden hierna afzonderlijk de Stichting en mevrouw [woonplaats] en gezamenlijk Stichting c.s. genoemd. Gedaagden worden hierna ProRail c.s. genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 18 augustus 2023 met producties 1 tot en met 11
  • de op 24 augustus 2023 van Stichting c.s. ontvangen video-opname en productie 12
  • de op 25 augustus 2023 van ProRail c.s. ontvangen eis in reconventie met producties 1 tot en met 14
  • de op 25 augustus 2023 van ProRail c.s. ontvangen gewijzigde eis in reconventie
  • de mondelinge behandeling van 28 augustus 2023
  • de pleitnota van Stichting c.s.
  • de pleitnota van ProRail c.s.
1.2.
Op de zitting is bepaald dat er op 11 september 2023 vonnis wordt gewezen.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
De Stichting is sinds 1998 gevestigd in een bedrijfspand en mevrouw [woonplaats] woont sinds 2004 in een woning, beide gelegen op een voormalig NS-terrein in [vestigingsplaats] . Zij waren eerst huurders. In 2008 heeft mevrouw [woonplaats] de woning en in 2012 heeft de Stichting het bedrijfspand gekocht van NS Vastgoed B.V. (de rechtsvoorganger van Railinfrastructuur). Het bedrijfspand en de woning grenzen aan terrein van ProRail c.s. In 2012 is ten laste van ProRail c.s. en ten gunste van de Stichting en mevrouw [woonplaats] een erfdienstbaarheid gevestigd op dat terrein van ProRail c.s.
2.2.
Volgens de Stichting c.s. houdt die erfdienstbaarheid onder andere in dat vrachtwagens die de Stichting bevoorraden, mogen keren op een terrein van ongeveer 15 meter bij 15 meter dat ligt achter de installatieruimte die aan het bedrijfspand grenst (hierna: “het keerterrein”). Aan het einde van het keerterrein stond een loods en voorbij die loods stond een hek.
2.3.
In december 2022 stelt ProRail c.s. zich op het standpunt dat de erfdienstbaarheid niet het gebruik van het keerterrein omvat. De Stichting en mevrouw [woonplaats] hebben meerdere keren laten weten dat zij het hier niet mee eens zijn, maar dat zorgt er niet voor dat ProRail c.s. van mening verandert. Op 3 juli 2023 heeft ProRail c.s. het hek dat voorbij de loods stond naar voren geplaatst, zodat het keerterrein niet meer bereikbaar is voor de Stichting of haar leveranciers. Ook heeft ProRail c.s. de bestrating van het keerterrein verwijderd.
2.4.
Met dit kort geding willen de Stichting en mevrouw [woonplaats] ervoor zorgen dat de Stichting het keerterrein weer kan gebruiken. Ze vorderen dat ProRail c.s. wordt veroordeeld om het hek te plaatsen naar het einde van het keerterrein en om het keerterrein weer te bestraten.
2.5.
ProRail c.s. heeft een tegenvordering ingesteld. Zij vindt dat de Stichting en mevrouw [woonplaats] oneigenlijk gebruik maken van het terrein van ProRail c.s. ProRail c.s. vordert dat Stichting c.s. worden veroordeeld dit oneigenlijke gebruik te staken en dat zij een dwangsom moeten betalen als zij zich hier niet aan houden.

3.Hoe oordeelt de voorzieningenrechter?

3.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de Stichting het keerterrein weer moet kunnen gebruiken. Hij wijst de vorderingen van de Stichting daarom toe. Mevrouw [woonplaats] heeft geen belang bij deze vorderingen en daarom wordt zij niet-ontvankelijk verklaard. De tegenvorderingen van ProRail c.s. worden afgewezen. Hieronder wordt uitgelegd waarom de voorzieningenrechter zo oordeelt.
Spoedeisend belang
3.2.
Om met succes een vordering in kort geding in te kunnen stellen (juridisch: daarin ontvankelijk te zijn) moet de Stichting c.s. daarbij een spoedeisend belang hebben. Dat heeft zij. De Stichting c.s. zegt dat ProRail c.s. inbreuk maakt op haar erfdienstbaarheid en daardoor onrechtmatig handelt, doordat zij het de Stichting onmogelijk maakt om het keerterrein te gebruiken. De Stichting c.s. heeft er een spoedeisend belang bij dat er zo snel mogelijk een einde komt aan die (vermeende) onrechtmatige situatie. Dat de Stichting c.s. volgens ProRail c.s. het keerterrein (binnenkort) niet (meer) nodig heeft om te keren, maakt dit niet anders. Als gebruik van het keerterrein onder de erfdienstbaarheid valt, heeft de Stichting c.s. er recht op dit terrein te gebruiken, in ieder geval totdat partijen mogelijk iets anders afspreken of een rechter de erfdienstbaarheid opheft of wijzigt.
Mevrouw [woonplaats] is niet-ontvankelijk in haar vorderingen
3.3.
De vorderingen gaan alleen over het gebruik van het keerterrein door de Stichting of haar leveranciers. De vorderingen zijn ook ingesteld namens mevrouw [woonplaats] vanwege mogelijke verwarring over huisnummers, maar zij heeft daar geen belang bij. Zij gebruikt het keerterrein immers niet. Daarom wordt zij niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen.
Toetsingskader vaststellen inhoud erfdienstbaarheid
3.4.
Partijen verschillen van mening over de inhoud van de erfdienstbaarheid. De inhoud van de erfdienstbaarheid en de manier waarop die wordt uitgeoefend, worden bepaald door wat er in de akte van vestiging staat en – als dat in de akte niet is geregeld – door wat plaatselijk gebruikelijk is. Als een erfdienstbaarheid te goeder trouw voor een lange tijd en zonder tegenspraak op een bepaalde manier is uitgeoefend, dan is in geval van twijfel die manier beslissend (artikel 5:73 lid 1 BW).
Uit uitspraken van de Hoge Raad blijkt dat als de akte van vestiging moet worden uitgelegd, dat er dan moet worden gekeken naar de bedoeling van partijen die in de akte is vastgelegd. De partijbedoeling moet worden afgeleid uit de in de akte gebruikte bewoordingen en die bewoordingen moeten worden uitgelegd naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte. Het ligt daarbij voor de hand om rekening te houden met de behoeften van het heersende erf, de plaatselijke situatie en gewoonte, de feitelijke wijze van uitoefening van de erfdienstbaarheid en de tijd waarin de akte wordt uitgelegd.
Ook de beginselen van redelijkheid en billijkheid spelen een rol bij de uitleg van de manier waarop de erfdienstbaarheid moet worden uitgeoefend.
Toepassen toetsingskader
3.5.
In de akte van vestiging van de erfdienstbaarheid staat dat er wordt gevestigd:
“Een erfdienstbaarheid van weg om te komen van en te gaan naar het aldaar gelegen museum, zulks in verband met het laden en lossen, alsmede de bevoorrading door vrachtverkeer, alsmede om te komen van en te gaan naar de aldaar gelegen woning, zulks op de minst bezwarende wijze, één en ander zoals schetsmatig met zwarte accentuering is aangegeven op de aan de deze akte gehechte – voor inschrijving bestemde – situatietekening.”
3.6.
Op de situatietekening is het keerterrein duidelijk gemarkeerd als onderdeel van het terrein van ProRail c.s. waar de erfdienstbaarheid op rust.
3.7.
Op de zitting heeft mevrouw [woonplaats] gezegd dat partijen tijdens het vestigen van de erfdienstbaarheid uitgebreid hebben gesproken over hoeveel ruimte zij en de Stichting nodig hadden en dat zo de situatieschets tot stand is gekomen.
3.8.
Volgens de Stichting c.s. hebben de Stichting en haar leveranciers het keerterrein altijd gebruikt voor de bevoorrading van de Stichting. Volgens ProRail c.s. kon de Stichting het keerterrein niet gebruiken, omdat zij daar goederen had opgeslagen. De Stichting en haar leveranciers zouden daardoor hebben gekeerd met gebruikmaking van het terrein naast de loods genoemd onder 2.2. Als dit standpunt van ProRail c.s. zou kloppen, betekent dit dat de Stichting alsnog gebruik heeft gemaakt van het keerterrein om te keren. Het terrein naast de loods is namelijk alleen te bereiken via het keerterrein. Bovendien zegt Stichting c.s. dat er vanaf 2015 geen goederen meer op het keerterrein stonden. Er is niet gebleken dat ProRail c.s. voor 2022 heeft gezegd dat het keerterrein niet onder de erfdienstbaarheid zou vallen.
3.9.
Aan de hand van wat hierboven staat, neemt de voorzieningenrechter aan dat het keerterrein onder de erfdienstbaarheid valt. Maar zelfs in het geval hij daarover zou twijfelen, komt hij alsnog tot de conclusie dat de erfdienstbaarheid het gebruik van het keerterrein omvat. De wet zegt namelijk dat als een erfdienstbaarheid te goeder trouw voor een lange tijd en zonder tegenspraak op een bepaalde manier is uitgeoefend, dat in geval van twijfel die manier beslissend is (artikel 5:73 lid 1 BW).
Weerleggen (andere) verweren ProRail c.s.
Erfdienstbaarheid alleen voor museum?
3.10.
ProRail c.s. zegt dat de erfdienstbaarheid is gevestigd ten behoeve van het museum dat de Stichting zou drijven. Dat staat ook letterlijk in de vestigingsakte (zie 3.5). Volgens ProRail c.s. gebruikt de Stichting de bedrijfsruimte niet als museum, maar als drankengroothandel. Daarvoor geldt de erfdienstbaarheid niet, zo zegt zij.
3.11.
Ten tijde van het vestigen van de erfdienstbaarheid stond in het uittreksel van de Stichting in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder meer:
“Vervaardiging van sterk alcoholische dranken door distilleren, rectificeren en mengen. Het verzamelen van onafhankelijke informatie over de productie en de geschiedenis van alle soorten gedistilleerd, zowel bestaande producten, alsmede het ontwikkelen van nieuwe producten. Het distilleren van genevers, likeuren en fruit op natuurlijke wijze en volgens de oude methode. Het verwezenlijken, onder andere door het exploiteren van een gedistilleerd museum.”
Die inschrijving in het handelsregister is niet gewijzigd.
3.12.
Volgens de Stichting drijft zij vanaf het begin in het bedrijfspand een kleinschalige ambachtelijke distilleerderij, waarin 100 verschillende producten worden gemaakt met een volume van in totaal ongeveer 2.000 à 3.000 flessen per jaar. Zij geeft ook uitleg over het distilleerproces. Dat is de museumfunctie. De bestuurder van de Stichting heeft een groothandel in bier in [vestigingsplaats] , maar dat heeft niets met de Stichting en haar bedrijfsruimte te maken. De museumfunctie heeft op een laag pitje gestaan, maar inmiddels is er weer een rondleiding gegeven, alles volgens de Stichting c.s.
3.13.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de erfdienstbaarheid ziet op alle activiteiten van de Stichting. Het distilleren gebeurt mede ten behoeve van de museumfunctie. Ook voor zover het distilleren daarvan los moet worden gezien, geldt dat de erfdienstbaarheid is gevestigd voor activiteiten die niet op de museumfunctie zien. Op het moment van het vestigen van de erfdienstbaarheid wist ProRail c.s. immers of kon zij weten hoe de Stichting het bedrijfspand gebruikte. De erfdienstbaarheid is gevestigd om dat gebruik mogelijk te maken, zo blijkt uit de verklaring van mevrouw [woonplaats] . Het woord “museum” in de akte moet dus ruim worden uitgelegd. Prorail c.s. heeft niet aannemelijk gemaakt dat de Stichting ook een drankengroothandel uitoefent. De Stichting c.s. heeft dat ook betwist.
Minst bezwarende wijze?
3.14.
ProRail c.s. heeft ook nog gezegd dat de Stichting het keerterrein niet nodig heeft. Zo zou de bevoorrading veel minder vaak hoeven plaats te vinden en zou het keren op eigen terrein van de Stichting kunnen gebeuren. Dat zou een minder bezwarende wijze zijn van uitoefening van de erfdienstbaarheid, zo zegt ProRail c.s.
3.15.
De Stichting c.s. betwist dat er kan worden volstaan met minder leveringen en dat er op eigen terrein kan worden gekeerd. Belangrijker is echter dat ProRail c.s. het begrip
“op de minst bezwarende wijze”(zie 3.5 en de wet) verkeerd uitlegt. Het gaat er daarbij om dat de erfdienstbaarheid wél wordt uitgeoefend, maar dat er daarbij rekening wordt gehouden met eventuele overlast voor ProRail c.s., bijvoorbeeld door niet midden in de nacht te bevoorraden. Het betekent niet dat een deel van de erfdienstbaarheid (gebruik van het keerterrein) niet mag worden uitgeoefend als bevoorrading ook op een andere manier kan. De erfdienstbaarheid omvat nu eenmaal het gebruik van het keerterrein. Bovendien, op welke manier de Stichting haar eigen terrein gebruikt, heeft niets te maken met de erfdienstbaarheid (op het terrein van ProRail c.s.), maar met het gebruik van het eigendom van de Stichting.
Erfdienstbaarheid voor drie erven?
3.16.
ProRail c.s. zegt dat de situatieschets bij de vestigingsakte is gemaakt voor de woning van [woonplaats] , de bedrijfsruimte van de Stichting én voor de loods daarachter. Het keerterrein zou zijn gearceerd vanwege die loods. Je moet de situatieschets uitleggen met dat voor ogen, zo zegt ProRail c.s.
3.17.
Het de keuze van ProRail c.s. geweest om de erfdienstbaarheden in één akte vast te leggen. Er is echter helemaal geen erfdienstbaarheid gevestigd ten behoeve van de loods. Het is dus niet aannemelijk dat gebruik van het keerterrein alleen voor de loods is bedoeld.
Gebruik bedrijfsruimte illegaal?
3.18.
Volgens ProRail c.s. is het in strijd met het bestemmingsplan om een bedrijf te voeren vanuit de bedrijfsruimte en is de Stichting daar illegaal gevestigd. De Stichting heeft ook inmiddels een aanzegging ontvangen van de gemeente [gemeente] met als inhoud dat zij uiterlijk op 12 oktober 2023 moet stoppen met haar activiteiten. Daarom heeft De Stichting er geen belang meer bij om gebruik te maken van het keerterrein, zo zegt ProRail c.s.
3.19.
Dit is iets dat speelt tussen de Stichting en de gemeente. Dat dit ertoe zal leiden dat de Stichting met haar activiteiten moet stoppen, is nog helemaal niet zeker. Een museum past namelijk wel binnen het bestemmingsplan en de Stichting heeft het geven van rondleidingen weer opgepakt. De Stichting en de gemeente zijn in overleg. Daarbij komt nog dat zelfs als de Stichting met haar activiteiten zou moeten stoppen of het bedrijfspand zou verkopen, dit niet zomaar betekent dat de erfdienstbaarheid niet meer geldt. De erfdienstbaarheid is gekoppeld aan de eigendom van het bedrijfspand.
Kwalitatieve verplichtingen
3.20.
ProRail c.s. beschuldigt Stichting c.s. er ook van dat zij bepaalde kwalitatieve verplichtingen niet zou nakomen. Zij gaat daar uitgebreid op in, maar dit is helemaal niet van belang voor de vraag die in dit kort geding moet worden beantwoord, namelijk de vraag wat de inhoud van de erfdienstbaarheid is. Op dit argument van ProRail c.s. en op eventuele andere argumenten van haar die niet over deze vraag gaan, wordt in dit vonnis niet ingegaan.
Conclusie vorderingen van de Stichting (vorderingen in conventie)
3.21.
De vorderingen van de Stichting worden toegewezen. ProRail c.s. moet het hek 15 meter naar achteren verplaatsen (naar het einde van het keerterrein) en weer bestrating aanbrengen.
Conclusie tegenvorderingen ProRail c.s. (vorderingen in reconventie)
3.22.
De tegenvorderingen van ProRail c.s. worden afgewezen. Volgens ProRail c.s. zouden de Stichting en mevrouw [woonplaats] het terrein van ProRail c.s. waarop de erfdienstbaarheid rust oneigenlijk gebruiken. ProRail c.s. heeft echter niet aangegeven op welke manier de Stichting het terrein op dit moment oneigenlijk zou gebruiken. Voor zover zij het gebruik van het keerterrein bedoelt, kan de Stichting daar op dit moment geen gebruik van maken, omdat ProRail c.s. dat terrein met een hek heeft afgesloten. Bovendien is in conventie geoordeeld dat de Stichting dat terrein mag gebruiken (om vrachtwagens te laten keren).
3.23.
Volgens ProRail c.s. zou mevrouw [woonplaats] het terrein oneigenlijk gebruiken doordat zij via het terrein van ProRail c.s. naar haar achtertuin gaat. De erfdienstbaarheid houdt voor haar in dat zij naar haar woning toe mag gaan en van haar woning mag vertrekken zoals aangegeven op een situatietekening. Op die tekening is het terrein dat grenst aan de achterkant van de woning van mevrouw [woonplaats] gemarkeerd. De erfdienstbaarheid houdt dus in ieder geval in dat mevrouw [woonplaats] over het terrein van ProRail c.s. naar de achterkant van haar woning mag komen en gaan en dus ook naar de tuin die daaraan vast zit. Dit is geen oneigenlijk gebruik van de erfdienstbaarheid.
Opheffen erfdienstbaarheid
3.24.
ProRail c.s. heeft de voorzieningenrechter gevraagd om de erfdienstbaarheid aan te passen of deels op te heffen vanwege onvoorziene omstandigheden (artikel 5:78 sub a BW). ProRail c.s. heeft hieraan echter geen vordering verbonden. Bovendien is dit geen vordering die in kort geding kan worden toegewezen, omdat hiermee een rechtstoestand wordt gewijzigd. Dat kan alleen in een bodemprocedure. De voorzieningenrechter zou – als ProRail c.s. dat zou hebben gevorderd – wél vooruit kunnen lopen op de uitkomst van een door ProRail c.s.in te stellen bodemprocedure, maar ProRail c.s. heeft niet gezegd dat zij van plan is zo’n procedure op te starten. Bovendien heeft zij niet gezegd om welke onvoorziene omstandigheden het zou gaan. Dat de Stichting de bedrijfsruimte niet louter als museum gebruikt, is geen onvoorziene omstandigheid, omdat ProRail c.s. dit wist of kon weten op het moment van het vestigen van de erfdienstbaarheid. Dat ProRail c.s. het keerterrein nu wil gebruiken vanwege de uitvoering van het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer […] , is ook niet zomaar een onvoorziene omstandigheid op grond waarvan de erfdienstbaarheid kan worden gewijzigd of opgeheven.
Bovendien heeft ProRail c.s. ook niet duidelijk gemaakt waarom voor de uitvoering van dit programma – of het bijbehorende tracébesluit – het hek verplaatst moest worden. Voor zover ProRail c.s. met de in haar pleitnota weergegeven schetsen bedoeld heeft dat het tracébesluit ziet op de gronden waarop de erfdienstbaarheid rust dan is dat in strijd met de erfdienstbaarheid.
Proceskosten
In conventie
3.25.
ProRail c.s. krijgt ongelijk ten opzichte van de Stichting en moet daarom de proceskosten van de Stichting betalen. Die kosten worden begroot op:
- betekening oproeping € 135,30
- griffierecht 676,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal € 1.890,30
3.26.
De door de Stichting gevorderde nakosten worden toegewezen op de manier die in “De beslissing” staat.
3.27.
Mevrouw [woonplaats] is niet-ontvankelijk in haar vorderingen en moet daarom de proceskosten van ProRail c.s. betalen. Die kosten worden op nihil gesteld. De vorderingen van de Stichting en mevrouw [woonplaats] (en de rechtsgrond, de argumenten en de feiten) zijn namelijk hetzelfde, zodat ProRail c.s. geen afzonderlijke kosten heeft moeten maken voor de vorderingen van mevrouw [woonplaats] .
In reconventie
3.28.
ProRail c.s. krijgt in reconventie ongelijk en moet daarom de proceskosten van de Stichting c.s. in reconventie betalen. Die kosten worden begroot op:
- salaris advocaat
€ 539,50(factor 0,5 × tarief € 1.079,00)
Totaal € 539,50

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
Vorderingen van mevrouw [woonplaats]
4.1.
verklaart mevrouw [woonplaats] niet-ontvankelijk in haar vorderingen,
4.2.
veroordeelt mevrouw [woonplaats] in de proceskosten, aan de kant van ProRail c.s. tot en met vandaag begroot op nihil,
Vorderingen van de Stichting
4.3.
veroordeelt ProRail c.s. om binnen één maand na de vonnisdatum het hek over de volle breedte van het keerterrein 15 meter achteruit te plaatsen en het keerterrein opnieuw te bestraten, zodat daar weer vrachtwagens kunnen keren,
4.4.
veroordeelt ProRail c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de kant van de Stichting tot en met vandaag begroot op € 1.890,30,
4.5.
veroordeelt ProRail c.s. hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat ProRail c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
4.6.
verklaart dit vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
4.7.
wijst de vorderingen af,
4.8.
veroordeelt ProRail c.s. in de proceskosten, aan de kant van de Stichting c.s. tot en met vandaag begroot op € 539,50,
4.9.
verklaart de kostenveroordeling in reconventie uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Wachter en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2023. [1]

Voetnoten

1.MB (4209)