ECLI:NL:RBMNE:2023:4668
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de opheffing van een gehandicaptenparkeerplaats en de bruikbaarheid van de eigen parkeerplaats van eiser
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen beoordeeld. Eiser, die sinds 23 maart 2011 gebruik maakt van een gehandicaptenparkeerplaats, heeft beroep ingesteld tegen de opheffing van deze parkeerplaats nabij zijn woning aan de [straat 2]. Het college heeft deze opheffing gerechtvaardigd door te stellen dat eiser beschikt over een eigen parkeerplaats onder zijn appartementencomplex, waardoor hij niet meer voldoet aan de criteria voor een gehandicaptenparkeerplaats. Eiser betwist echter de bruikbaarheid van deze parkeerplaats en voert aan dat deze niet voldoet aan de CROW-richtlijnen en dat hij onvoldoende ruimte heeft om in en uit te stappen.
De rechtbank heeft op 15 mei 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en het college aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de bruikbaarheid van de eigen parkeerplaats van eiser. De rechtbank stelt vast dat de bewijslast bij het college ligt, aangezien het college een belastend besluit heeft genomen. De rechtbank concludeert dat de resultaten van het onderzoek dat tussen 21 april 2021 en 7 maart 2022 is uitgevoerd, niet voldoende zijn om te concluderen dat de parkeerplaats bruikbaar is voor eiser.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van 6 december 2022 en draagt het college op om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het college een deskundige moet inschakelen voor het onderzoek. Tevens moet het college het griffierecht en de proceskosten aan eiser vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer en is openbaar uitgesproken op 24 mei 2023.