ECLI:NL:RBMNE:2023:49

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 januari 2023
Publicatiedatum
11 januari 2023
Zaaknummer
22/4049
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft de aanvraag op 15 oktober 2021 afgewezen, omdat eiser op 27 september 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het Uwv handhaafde deze afwijzing in het bestreden besluit van 27 juni 2022. Eiser heeft hiertegen beroep aangetekend, dat op 8 december 2022 is behandeld. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser terecht heeft vastgesteld op 16,05%. De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat de rapporten van de verzekeringsartsen voldoen aan de vereisten van zorgvuldigheid, consistentie en begrijpelijkheid. Eiser heeft geen overtuigende medische onderbouwing gepresenteerd die de beoordeling van het Uwv zou kunnen weerleggen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de WIA-uitkering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4049

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 januari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv)
(gemachtigde: mr. E. Witte).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1.
Het Uwv heeft de aanvraag met het besluit van 15 oktober 2021 afgewezen omdat eiser op 27 september 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt was en dus niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. Met het bestreden besluit van 27 juni 2022 op het bezwaar van eiser is het Uwv bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 8 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het Uwv.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de aanvraag van de WIA-uitkering. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
4. Eiser is uitzendkracht bezorger [bedrijf] geweest en is tijdens het werk uitgevallen waarna hij ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW) heeft ontvangen. Vervolgens heeft eiser op 10 juli 2021 een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv heeft aan eiser geen WIA-uitkering toegekend omdat hij per 27 september 2021 3,17% arbeidsongeschiktheid is. Eiser kon zich niet in deze beoordeling vinden en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van dit bezwaar aanvullende beperkingen aangenomen. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep deels nieuwe functies geduid en het arbeidsongeschiktheidspercentage op 16,05 vastgesteld. Omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft hij volgens het Uwv geen recht op een WIA-uitkering. [1]
Het geschil
5. In geschil is de vraag of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser in de zin van de Wet WIA terecht met ingang van 27 september 2021 heeft vastgesteld op 16,05%.
Beoordelingskader
6. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan eiser om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Om aannemelijk te maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
7. Eiser stelt dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is geweest. Er is alleen naar de enkel gekeken door een arts in opleiding en de arts zat achter een bureau.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest. De primaire arts heeft in het bijzijn van een co-assistent eiser gesproken en op een spreekuur gezien. Naar aanleiding van het bezwaar van eiser heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep dossieronderzoek gedaan, de hoorzitting bijgewoond en eiser geobserveerd. Tijdens de hoorzitting heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de klachten en beperkingen met eiser besproken. Omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierover uit eigen onderzoek en uit het dossier voldoende informatie aanwezig heeft vastgesteld, heeft zij in de bezwaarprocedure geen nadere informatie bij derden opgevraagd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vervolgens meer beperkingen aangenomen. Gelet op het voorgaande is het onderzoek volgens de rechtbank zorgvuldig geweest.
Medische beoordeling
8. Eiser voert, samengevat, aan dat de procedure rondom de ZW niet goed is gegaan. Ook zijn volgens hem zijn beperkingen tijdens de WIA-beoordeling onvoldoende meegenomen door het Uwv.
8.1.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de grond die eiser in beroep aanvoert met betrekking tot de ZW-procedure buiten de omvang van dit geschil valt en daarom ook niet inhoudelijk wordt besproken. In deze zaak gaat het immers om de beoordeling of eiser recht heeft op een WIA-uitkering per 27 september 2021.
8.1.1.
Verder is er geen aanleiding voor het oordeel dat het Uwv de beperkingen van eiser onjuist heeft ingeschat. In het medisch rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 3 juni 2022 heeft zij de klachten van eiser beschreven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangegeven dat eiser meer beperkingen heeft dan de primaire arts heeft vastgesteld. Zo is eiser ook beperkt voor leidinggeven, werk met hulpbehoevenden en conflicthantering. Daarnaast is eiser ook beperkt te achten voor pedaalbediening rechts gezien de vrijwel opgegeven enkelfunctie rechts. Bij de beperkingen geknield en/of gehurkt actief zijn heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een toelichting toegevoegd. De reden hiervoor is dat eiser niet kan hurken en slechts op links kan knielen omdat rechts knielen niet mogelijk is. Deze extra beperkingen heeft de verzekeringsarts in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 6 juni 2022 opgenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geen aanleiding gezien voor het aannemen van een urenbeperking omdat er geen sprake is van een beperking op basis van beschikbaarheid, preventie of energetische gronden.
8.1.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd waarom de vastgestelde beperkingen passend zijn voor eiser. Eiser heeft in beroep geen medische verklaringen overgelegd waaruit blijkt dat de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist is, of dat er medische aandoeningen zijn gemist. De klachten die eiser ervaart, vormen geen toereikende grondslag voor het aannemen van meer of verdergaande beperkingen
.De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar beoordeling volgen.
Arbeidsdeskundige beoordeling
9. Naar het oordeel van de rechtbank is de arbeidskundige beoordeling daarom terecht gebaseerd op de FML 6 juni 2022 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Tegen de arbeidskundige beoordeling heeft eiser geen afzonderlijke beroepsgronden naar voren gebracht. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat eiser op 27 september 2021 niet in staat was de geduide functies te verrichten.

Conclusie en gevolgen

10. Dit betekent dat het Uwv terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 27 september 2021 heeft bepaald op 16,05% en dat eiser niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. Het bestreden besluit kan stand houden.
11. Het beroep is ongegrond. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechter, in aanwezigheid van J. Fagel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 januari 2023.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 5 van de Wet WIA.