ECLI:NL:RBMNE:2023:5125

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
16.295868-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdrechtelijke veroordeling voor openlijk geweld, straatroof en winkeldiefstal met vrijspraak voor poging doodslag en andere feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 september 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007, die werd beschuldigd van openlijk geweld, straatroof en winkeldiefstal. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag, diefstal met een valse sleutel, bedreiging en vernieling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 6 oktober 2022 in Almere, waarbij de verdachte samen met anderen een slachtoffer heeft omringd en geweld heeft gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voldoende had bijgedragen aan de poging tot doodslag, maar wel schuldig was aan openlijk geweld en straatroof. De verdachte heeft tijdens het incident gefilmd en gelachen, wat bijdroeg aan de sfeer van ontremming en aanmoediging. De rechtbank legde een jeugddetentie op van negentig dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en een werkstraf van honderd uren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer, die materiële en immateriële schade had geleden door de feiten. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn positieve ontwikkeling sinds het voorval, maar vond de ernst van de feiten zwaarwegend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.295868.22 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 26 september 2023

in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] ,/
wonende aan de [adres 1] , te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verdachte] .

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek achter gesloten deuren op de terechtzittingen van 5 september en 12 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. N. Schapendonk, en van hetgeen [verdachte] en zijn raadsvrouw, mr. A.J. van der Velden, advocaat te Almere, alsmede mr. S.C. van Bunnik, namens de benadeelde partij [slachtoffer] , naar voren hebben gebracht. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van wat de deskundige mevrouw L. van Ark, jeugdreclasseringswerker bij Samen Veilig Flevoland (SAVE), naar voren heeft gebracht.

TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging, op neer dat verdachte:
feit 1, primair:op 6 oktober 2022 te Almere met een ander of anderen heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, door tegen zijn hoofd te schoppen, op zijn hoofd te stampen en/of op zijn hoofd te springen,
subsidiairten laste gelegd als openlijke geweldpleging;
feit 2:op 6 oktober 2022 te Almere met een ander of anderen een portemonnee, bankpas, geldbedrag, pincode, ov-chipkaart, zorgpas, identiteitskaart, oplader en rookwaren van [slachtoffer] heeft gestolen, voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemd persoon,
cumulatief/alternatieften laste gelegd als afpersing samen met een ander of anderen;
feit 3:op 6 oktober 2022 te Almere met een ander of anderen meerdere geldbedragen van [slachtoffer] heeft gestolen, door (onbevoegd) gebruik te maken van een pinpas en/of bankapp met een bijbehorende pincode, toebehorende aan voornoemd persoon;
feit 4:op 6 oktober 2022 te Almere met een ander of anderen [slachtoffer] (woordelijk) heeft bedreigd met de dood en/of zware mishandeling;
feit 5:op 6 oktober 2022 te Almere met een ander of anderen opzettelijk en wederrechtelijk een fiets van [slachtoffer] heeft vernield;
feit 6:op 6 oktober 2022 te Almere met een ander of anderen een blikje Red Bull van de Albert Heijn heeft gestolen.

VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

WAARDERING VAN HET BEWIJS

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Van het onder 1 primair en 3 tot en met 6 tenlastegelegde dient [verdachte] te worden vrijgesproken.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde. Van het onder 3 tot en met 6 tenlastegelegde dient [verdachte] eveneens te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Het oordeel van de rechtbank

Vrijspraak van feit 1 primair

De rechtbank acht het onder 1 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
Uit het dossier volgt niet dat [verdachte] aangever heeft getrapt tegen, dan wel gesprongen op zijn hoofd, zoals onder 1 primair ten laste is gelegd. Weliswaar heeft [verdachte] gefilmd en gelachen tijdens de geweldshandelingen, zoals hierna uit de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 subsidiair volgt, echter kan dit naar het oordeel van de rechtbank geen medeplegen van poging tot doodslag opleveren. Daarvoor was de bijdrage van [verdachte] van onvoldoende significant of wezenlijk gewicht. De rechtbank komt daarom niet toe aan de vraag of deze geweldshandelingen geschikt waren om de dood te kunnen veroorzaken.
De rechtbank zal [verdachte] aldus vrijspreken van feit 1 primair.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 subsidiair [1]
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Plaats delict: [straat 1] te Almere.
Op 6 oktober 2022 fietste ik over het [straat 2] in Almere langs vier jongens. Twee van die jongens renden één voor één achter mij aan. Alle vier de jongens stonden uiteindelijk bij mij. Ik gleed uit, lag op de grond en voelde dat er richting mijn hoofd werd geschopt. Ik voelde dat ik geschopt werd tegen mijn armen. Eén schop kwam op mijn rug terecht. (…) Ik zag dat jongen 1 met zijn linker vuist uithaalde en voelde dat hij mijn rechterkaak raakte. Ik
viel op de grond en voelde dat de jongens mij weer schopten. Die jongens begonnen mij met de vuist te slaan richting mijn hoofd en te schoppen. Ik werd hierbij ook meerdere keren geraakt op mijn hoofd. Ik werd onder andere met een vuistslag geraakt op mijn neus. Op dat moment zag ik dat jongen 4 met zijn telefoon begon te filmen. (…( Jongen 2 pakte mij beet en gooide mij door de brandnetels. [2]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Er werd vastgesteld dat één van de in beslag genomen telefoons door [verdachte] [de rechtbank begrijpt: verdachte] gebruikt is. In de telefoon werd een filmpje gevonden waarop het geweld te zien was. Ik zag op het filmpje dat er een jongeman, terwijl hij op de grond lag en zijn hoofd met zijn armen beschermde, door meerdere personen werd geschopt en geslagen. Tijdens het incident werd er veel gelachen en werd er aangemoedigd. [medeverdachte 1] [de rechtbank begrijpt: de medeverdachte] springt met beide benen tegelijk bovenop het slachtoffer. [medeverdachte 2] springt omhoog en trapt met twee benen tegelijk richting het hoofd van het slachtoffer. [3]
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 5 september 2023, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Aangever werd geslagen. Ik heb gefilmd.
Een
proces-verbaal van verhoor verdachte, houdende de verklaring van verdachte [verdachte] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op het filmpje ben ik aan het lachen. [4]

Bewijsoverwegingen

De raadsvrouw heeft bepleit dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat [verdachte] een voldoende significante bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging en dat hij daarom moet worden vrijgesproken van dit feit.
De rechtbank acht [verdachte] wel schuldig aan openlijke geweldpleging, zoals onder 2 ten laste is gelegd, en overweegt hiertoe als volgt.
[verdachte] heeft de groep jongens/verdachten getalsmatig versterkt door samen met deze jongens achter aangever te gaan en om hem heen te gaan staan. Weliswaar zou [verdachte] meerdere malen ‘laat nu maar’ tegen de medeverdachten hebben gezegd, echter heeft hij zich niet gedistantieerd van de daarop volgende geweldshandelingen. Hij is niet weggegaan, maar is op korte afstand erbij gebleven en heeft de geweldshandelingen gefilmd. Ook heeft [verdachte] tijdens het filmen gelachen. Dit draagt naar het oordeel van de rechtbank bij aan een sfeer van ontremming en aanmoediging. Daarnaast draagt het filmen bij aan het vernederende karakter van het geweld voor aangever en benadrukt het de macht van de verdachten.
Hoewel [verdachte] zelf geen fysiek geweld heeft gepleegd, is er sprake van een gezamenlijke actie tegen aangever. De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat [verdachte] welbewust een zekere confrontatie heeft opgezocht door met de medeverdachten achter aangever aan te gaan en bovendien vervolgens enige tijd de geweldshandelingen tegen aangever te filmen en daarbij te lachen. Hiermee heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate een substantiële bijdrage geleverd aan het plegen van openlijk geweld in vereniging.
De strafverzwarende omstandigheid, het toegebrachte letsel, acht de rechtbank niet bewezen.
Het is immers niet [verdachte] geweest die geweldshandelingen heeft toegepast en daarmee letsel bij aangever heeft veroorzaakt.

Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2

Het onder 2 tenlastegelegde is door [verdachte] begaan. [verdachte] heeft dit feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 7 oktober 2022, genummerd PL0900-2022296092-5, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende de aangifte van [slachtoffer] [5] ;
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 september 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 15 november 2022, genummerd MD2R022144-137, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2]
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 16 december 2022, genummerd MD2R022144-189, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 4] , werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] [7] .

Vrijspraak van feit 3

Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde heeft aangever verklaard dat er de dag na het voorval afschrijvingen van zijn betaal- en spaarrekening hebben plaatsgevonden, waar aangever en zijn ouders part noch deel aan hadden. Uit de bankafschriften volgt dat er op 7 oktober 2022 om 09:14 uur tweemaal € 100,- van de spaarrekening van aangever naar zijn betaalrekening is overgemaakt. Twee minuten later wordt er met de betaalrekening van aangever een online bestelling geplaatst bij kledingwinkel [naam kledingwinkel] in Amsterdam voor een bedrag van € 198,-. Aangever heeft verklaard dat hij vermoedt dat de jongens die hem de avond ervoor hebben aangevallen en overvallen te maken hebben met deze bankafschrijvingen, zoals onder 3 ten laste is gelegd, nu deze jongens zijn bankpas en inlogcode van zijn bankapplicatie hebben ontfutseld.
De rechtbank acht het onder 3 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Weliswaar heeft de rechtbank vastgesteld dat [verdachte] betrokken is geweest bij de straatroof, echter kan uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet worden afgeleid dat hij de persoon is geweest die de ochtend na het incident de overboekingen en (online) betaling bij [naam kledingwinkel] heeft verricht, dan wel dat hij op andere wijze hierbij betrokken is geweest. De rechtbank zal [verdachte] van dit feit vrijspreken.

Vrijspraak van feit 4

De rechtbank zal [verdachte] eveneens vrijspreken van het onder 4 tenlastegelegde. Aangever heeft verklaard dat de jongen die als eerste achter hem aanrende zei dat aangever de volgende dag om acht uur ’s avonds op dezelfde plek moest terugkomen, en dat hij anders zou worden neergeschoten of -gestoken. De jongen die als tweede achter aangever aanrende zou aangever (verbaal) hebben gedreigd hem in het water te gooien. De rechtbank stelt vast dat voor deze dreigementen geen steunbewijs in het dossier zit. Gelet hierop acht de rechtbank de onder 4 ten laste gelegde dreigementen niet wettig en overtuigend bewezen.

Vrijspraak van feit 5

Ook acht de rechtbank het onder 5 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat [verdachte] de persoon is geweest die de banden van de fiets van aangever heeft lek gestoken, dan wel de fiets in het water heeft gegooid. Noch kan worden vastgesteld hij hierbij op andere wijze betrokken is geweest. De rechtbank zal [verdachte] van dit feit vrijspreken.

Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 6

Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangeefster [aangeefster] namens de Albert Heijn, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op de camerabeelden van de Albert Heijn aan het ' [adres 2] te [plaats] zag ik dat op 6 oktober 2022 een viertal jongens deze Albert Heijn inliepen. (…) Ik zag op de beelden dat een blikje Red Bull door één van de jongens uit een blauwgekleurde kist ter hoogte van de kassa werd gepakt en in zijn jaszak werd gestoken en niet werd afgerekend. [8]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op de camerabeelden van de Albert Heijn aan het ' [adres 2] te [plaats] is te zien dat er op 6 oktober 2022 vier jongens deze Albert Heijn binnenkomen. (…) De vier jongens sluiten aan in de rij naar de kassa. Jongen 3 en 4 staan naast een kist met artikelen en kijken er een beetje in. In de kist, met blauw papier aangekleed, ligt een blikje. Dit blikje wordt door jongen 4 kennelijk heimelijk gepakt en in zijn zak gestopt. Deze jongen had ook al een rood potje bij zich. De vier jongens lopen vervolgens langs de kassa. Jongen 4 heeft het blikje en potje die hij in de winkel heeft gepakt niet bij de kassa afgerekend. [9]
Een
proces-verbaal van verhoor verdachte, houdende de verklaring van verdachte [verdachte] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Hier is te zien dat een persoon iets uit het schap pakt en vervolgens in zijn zak stopt. Wij denken dat jij dit bent. Waarom deed je dit?
A: Dat was die kauwgom. Waarschijnlijk heb ik die toen gekocht. Het is heel wazig. Het was lang geleden. [10]

Bewijsoverweging feit 6

De rechtbank stelt op grond van de verklaring van [verdachte] vast dat hij jongen 4 is, die op de camerabeelden is afgebeeld. Verbalisant [verbalisant 5] heeft gerelateerd dat jongen 4 een blikje uit de kist ter hoogte van de kassa heeft gepakt, in zijn jas heeft gestoken en niet heeft afgerekend. Ook aangever heeft verklaard dat het om een blikje (Red Bull) ging. Gelet hierop acht de rechtbank de verklaring van [verdachte] , te weten dat het kauwgom betrof dat hij uit de kist haalde, onaannemelijk. Gezien de bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] een blikje Red Bull heeft gestolen, zoals onder 6 ten laste is gelegd. Voor het ten laste gelegde medeplegen zit onvoldoende bewijs in het dossier. Daarvan zal de rechtbank [verdachte] (partieel) vrijspreken.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
feit 1 subsidiair:
op 6 oktober 2022 te Almere,
openlijk, te weten aan het [straat 2] en het [straat 1] , , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door
- om die [slachtoffer] heen te gaan staan,
- die [slachtoffer] te filmen,
- te lachen tijdens dit filmen en

meermalen althans éénmaal

- die [slachtoffer] tegen het hoofd te schoppen en met twee voeten op het lichaam van die [slachtoffer] te springen en
- die [slachtoffer] met een vuist tegen zijn kaak en neus en het hoofd te slaan en stompen en
- die [slachtoffer] tegen het hoofd en rug en armen te schoppen en
- die [slachtoffer] op de grond te gooien en/of te duwen;
feit 2:
op 6 oktober 2022 te Almere tezamen en in vereniging met anderen een oplader (incl. snoer) en rookwaren, die aan [slachtoffer]
toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- achter die [slachtoffer] aan te rennen en
- vervolgens de capuchon van de trui van die [slachtoffer] van zijn hoofd af te trekken en
- vervolgens die [slachtoffer] aan zijn arm vast te pakken en
- vervolgens bevelend te vragen “Wat zit er in die tas” en
- vervolgens te graaien in de tas en zakken van die [slachtoffer]
en
op 6 oktober 2022 te Almere tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en die anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door met geweld en bedreiging met geweld, [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een Iphone 11 en portemonnee
en bankpas en pincode en ov-chipkaart en zorgpas en identiteitskaart, die aan [slachtoffer] toebehoorden,
door
- achter die [slachtoffer] aan te rennen en
- vervolgens de capuchon van de trui van die [slachtoffer] van zijn hoofd af te trekken

en

- vervolgens die [slachtoffer] aan zijn arm vast te pakken en
- vervolgens (bevelend) te vragen “Wat zit er in die tas” en
- vervolgens te graaien in de tas en zakken van die [slachtoffer] en
- vervolgens dreigend te zeggen tegen die [slachtoffer] dat hij de inloggegevens voor zijn Icloud en bankierenapp moest geven en een Bunq-account aan moest maken en in te loggen op zijn Icloud en
- vervolgens die [slachtoffer] meermalen met de platte hand tegen het gezicht te slaan en
- vervolgens die [slachtoffer] meermalen tegen de arm(en) en rug te schoppen en
- vervolgens wederom dreigend te zeggen dat die [slachtoffer] een Bunq-account moest aanmaken;
feit 6:
op 6 oktober 2022 te Almere een blikje Red Bull dat aan Albert Heijn toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2 en 6 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.

STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 subsidiair:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
feit 2:
eendaadse samenloop van
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 6:
diefstal.

STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

OPLEGGING VAN STRAF

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van negentig dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van zevenentachtig dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met oplegging van de door de Raad geadviseerde (bijzondere) voorwaarden;
- een taakstraf, in vorm van een werkstraf, van honderd uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door vijftig dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met het feit dat er een mediationtraject tussen [verdachte] en [slachtoffer] is geweest, waarbij [verdachte] heeft benadrukt veel spijt te hebben van het voorval. Voorts heeft [verdachte] sinds hij weer bij zijn moeder woont (april 2023) een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Voorkomen moet worden dat deze ontwikkeling wordt doorkruist. De raadsvrouw heeft verzocht aansluiting te zoeken bij het advies van de Raad, te weten een geheel voorwaardelijk straf met oplegging van twee bijzondere voorwaarden. [verdachte] is bereid en gemotiveerd om aan deze voorwaarden mee te werken.

Het oordeel van de rechtbank

Aard en ernst van de feiten
[verdachte] heeft zich met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een zeer gewelddadige straatroof. Het slachtoffer van destijds zeventien jaar oud werd in de avond door vier jongens, waaronder [verdachte] , op straat omsingeld en beroofd van onder meer zijn telefoon, portemonnee en pinpas. Toen het slachtoffer niet wilde meewerken met het aanmaken van een Bunq-bankaccount, heeft het slachtoffer de eerste klappen in zijn gezicht gekregen. Het slachtoffer belandde vervolgens op de grond, waarna hij onder meer tegen zijn hoofd is geschopt. Nadat het slachtoffer bevolen werd om op te staan, werd hem wederom gezegd dat hij een Bunq-bankaccount aan moest maken. Het slachtoffer werkte nu wel mee. Het geweld stopte daarentegen niet. Het slachtoffer werd opnieuw geslagen en geschopt, waarna de laatste geweldshandelingen (waarbij onder meer op het lichaam van het slachtoffer is gesprongen) door onder andere [verdachte] werden gefilmd. Hiermee was de kous echter nog niet af. Zo werd het slachtoffer bevolen de grond te likken en te ‘twerken’. Na deze vernederende acties kon het slachtoffer niet wegfietsen, maar moest hij te voet vertrekken, nu zijn fietsbanden lek waren gestoken en zijn fiets in het water was gegooid.
De rechtbank neemt [verdachte] en zijn mededaders deze laffe daad en geweldsexplosie zeer kwalijk. Daarnaast acht de rechtbank het lachen en het aanmoedigen van de groepsleden onder elkaar, hetgeen op het filmpje te horen is, zeer kwalijk.
Door het handelen van [verdachte] en zijn mededaders is een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Verder leert de ervaring dat slachtoffers van dit soort ernstige delicten nog lange tijd nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Zo volgt uit de toelichting op de vordering tot schadevergoeding dat het slachtoffer niet alleen over straat durfde en veel achterdocht had. Hij heeft hiervoor hulp gezocht en staat nu onder begeleiding van een therapeut.
[verdachte] en zijn mededaders hebben in het geheel niet stilgestaan bij het leed dat zij bij het slachtoffer hebben teweeggebracht. De rechtbank rekent dit [verdachte] zwaar aan. Bovendien versterken feiten als de onderhavige, die zich afspelen in het publieke domein, de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid op straat.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat [verdachte] en het slachtoffer een ‘mediationgesprek’ hebben gevoerd en [verdachte] daarbij zijn excuses heeft aangeboden. De rechtbank waardeert deze houding van [verdachte] . Het erkennen van fouten is een eerste stap in de goede richting.
Tot slot heeft [verdachte] zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Een winkeldiefstal is een ergerlijk feit, dat schade en hinder veroorzaakt voor de gedupeerde.
Gezien al het bovenstaande acht de rechtbank een vrijheidsbenemende straf in beginsel passend en geboden.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:
  • een rapport van Samen Veilig Flevoland (SAVE) van 19 juli 2023, opgemaakt door jeugdreclasseringswerker L. van Ark;
  • een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 27 juli 2023;
  • een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) van 11 augustus 2023, opgemaakt door H. Hakvoort, raadsonderzoeker.
Het advies van de Raad
Uit het rapport van de Raad volgt dat [verdachte] sinds april 2023 weer thuis bij zijn moeder en halfzusje in Dronten woont. Daarvoor heeft [verdachte] een jaar bij Pluryn in Almere gewoond.
Bij Pluryn kreeg [verdachte] systeemtherapie en psychomotorische therapie. Dit hielp [verdachte] om meer zicht te krijgen op zijn gedrag en de invloed daarvan op het gezin. Daarnaast heeft [verdachte] geleerd om zijn agressie meer te reguleren en meer zicht te krijgen op mogelijke probleemsituaties.
Na de schorsing van zijn voorlopige hechtenis in november 2022 trok [verdachte] zich steeds meer terug op de groep en op school. In zijn leefomgeving kwam hij in aanraking met zijn mededaders. Deze woonden bij hem op de groep en zaten bij hem op school. Het perspectief was al om richting huis toe te werken, maar dat raakte nu in een stroomversnelling.
Nadat [verdachte] een hersenschudding had opgelopen, waardoor hij een periode niet naar school ging en daarna veelvuldig ging spijbelen, liep hij een achterstand op en ging hij niet over naar het volgende jaar. Na de zomervakantie van 2023 wil [verdachte] beginnen met een entreeopleiding op het MBO. In de tussentijd werkt [verdachte] fulltime.
Thuis gaat het relatief goed. Moeder en zoon hebben in de afgelopen jaren voldoende handvaten aangereikt gekregen, waardoor eerdere problematiek bijna niet meer voorkomt. Daarnaast wordt [verdachte] beperkt in zijn gaan en staan, vanwege de strakke schorsingsvoorwaarden die zijn opgelegd. Verder is er voor [verdachte] een Volledig Thuis Pakket ingezet, waardoor er intensieve hulpverlening vanuit Pluryn wordt aangeboden en er, mocht het thuis onhoudbaar worden, een bed voor [verdachte] beschikbaar is bij de zorginstelling.
Uit het rapport van de Raad volgt tot slot dat GGZ Fornhese in maart 2022 onderzoek heeft gedaan naar de problematiek van [verdachte] . Daaruit komt naar voren dat sprake is van een gecombineerd ADHD-type, normoverschrijdende gedragsstoornis en ouder-kind relatieproblematiek.
Door de Raad wordt het recidiverisico als hoog ingeschat.
De Raad adviseert oplegging van een geheel voorwaardelijke jeugddetentie, waaraan de in het rapport genoemde (bijzondere) voorwaarden dienen te worden verbonden.
Het advies van de jeugdreclassering
De jeugdreclasseringswerker heeft ter zitting verklaard dat de jeugdreclassering zich aansluit bij het advies van de Raad, met dien verstande dat de stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar moeten worden verklaard. De jeugdreclassering acht evenals de Raad het instellen van een huisarrest als bijzondere voorwaarde niet meer aan de orde. Het plan is om de vrijheid van [verdachte] verder uit te bouwen.
[verdachte] heeft ter zitting verklaard dat het sinds hij weer thuis woont rustiger in zijn hoofd is. De hulp/therapie van en via Pluryn draagt hier aan bij. Hij gaat beginnen aan een bouwopleiding met een werkplek erbij. Eén keer in de drie weken gaat [verdachte] naar zijn vader.
Op te leggen straf
Alles overwegend acht de rechtbank een jeugddetentie van negentig dagen, met aftrek van de tijd die [verdachte] in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan zevenentachtig dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. De rechtbank verbindt aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden zoals deze door de Raad zijn geadviseerd en door de officier van justitie zijn gevorderd. Naast oplegging van een (on)voorwaardelijke jeugddetentie, zal de rechtbank ook een werkstraf voor de duur van honderd uur opleggen.
Het voorwaardelijke deel van de op te leggen straf dient enerzijds om [verdachte] ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen en anderzijds om [verdachte] , gelet op zijn jonge leeftijd en aanwezige problematiek, de noodzakelijk geachte begeleiding en behandeling in een verplicht kader op te leggen. De bijzondere voorwaarden dienen bij te dragen aan een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van [verdachte] en (mede daardoor) ertoe bij te dragen dat [verdachte] zich in de toekomst niet opnieuw schuldig zal maken aan (soortgelijke) strafbare feiten. Gelet op de aanwezige problematiek van [verdachte] acht de rechtbank een proeftijd van twee jaar op zijn plaats. De voorwaarden en het daaraan gekoppelde toezicht worden dadelijk uitvoerbaar verklaard. Uit de over [verdachte] opgemaakte rapporten blijkt immers dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat hij wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Anders dan geadviseerd, zal de rechtbank zoals reeds vermeld ook een werkstraf opleggen. Dit om de ernst van de feiten uit te drukken en als genoegdoening voor het slachtoffer.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het geschorste bevel voorlopige hechtenis opheffen.

BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.483,71. Dit bedrag bestaat uit € 2.483,71 materiële schade en € 5.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1, 2 en 5 tenlastegelegde.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in haar geheel (hoofdelijk) dient te worden toegewezen, met dien verstande dat benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard ten aanzien van de kosten voor de fiets (feit 5). Van dit feit dient [verdachte] immers te worden vrijgesproken.
De officier van justitie heeft verzocht het te betalen schadebedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel (hoofdelijk) op te leggen, waarbij het aantal dagen gijzeling op nihil dient te worden gesteld.

Het standpunt van de verdediging

Gelet op de bepleite vrijspraak van het onder 1, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw verzocht de kosten van de tandarts, kaakchirurg, kapper en fiets af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren voor dat deel van de vordering.
Verder heeft de raadsvrouw verzocht de vordering ten aanzien van de gemiste werkuren van zijn huidige werkgever af te wijzen, dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren voor dat deel van de vordering, nu deze schadepost onvoldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw verzocht deze schadepost te matigen, nu de rol van [verdachte] bij het geweldsincident een stuk beperkter was dan die van zijn mededaders. Gelet hierop heeft de raadsvrouw verzocht geen hoofdelijkheid uit te spreken.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank zal [verdachte] onder meer veroordelen voor openlijke geweldpleging (feit 1) en straatroof (feit 2). De kosten die ten gevolge daarvan zijn gemaakt, dan wel zullen worden gemaakt, komen voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de kosten voor een nieuwe telefoon, ov-chipkaart, identiteitskaart (inclusief parkeerkosten voor aanvraag hiervan), portemonnee, schoolpas en telefoonoplader toewijzen. Ten aanzien van de weggenomen shag oordeelt de rechtbank dat, nu er sprake was van diefstal van een half pakje shag, de gevorderde kosten van € 12,50 (uitgaande van een heel pakje shag) door tweeën moeten worden gedeeld gelet op de reële waardevermindering die heeft plaatsgevonden (in dit geval dus toewijzing van € 6,25; voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk). Ook zal de rechtbank de kosten tandartsbezoek, foto kaakchirurg, trui Red Bull, reiskosten school, parkeerkosten eerste hulp, eigen zorgbijdrage, traumatherapiesessies (inclusies reiskosten), gemiste werkuren bij [bedrijf] en kapperskosten toewijzen, gelet op de onderbouwing hiervan en het feit dat er geen verweer is gevoerd op deze kostenposten.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering ten aanzien de gemiste werkuren wegens het bijwonen van de zittingen. Zo volgt niet uit de vordering op welke dagen de benadeelde partij werkt. Voorts wordt in de vordering uitgegaan van drie dagen werken, terwijl de zittingen van [verdachte] en zijn mededaders in totaal anderhalve dag hebben gekost. Kortom, de rechtbank acht dit deel van de vordering onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank zal de benadeelde partij tevens niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de kosten voor de fiets (feit 5), nu de rechtbank [verdachte] van dit feit zal vrijspreken.
De rechtbank merkt de gevorderde reis- en parkeerkosten in verband met het bijwonen van de zittingen aan als ‘proceskosten’ en zal deze onder dat kopje bespreken.
In totaal komt de rechtbank op een bedrag van € 1.690,15 aan materiële schade.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft als gevolg van de bewezen verklaarde feiten lichamelijk letsel opgelopen. Op grond van artikel 6:106 sub b van het Wetboek van Burgerlijk Recht (BW) komt de benadeelde partij dan ook in aanmerking voor vergoeding van immateriële schade. Bij het bepalen van de hoogte ervan heeft de rechtbank in de eerste plaats rekening gehouden met de aard en ernst van de normschending. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder in ogenschouw genomen dat de benadeelde partij met fors geweld te grazen is genomen en is vernederd. Daarnaast heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de gevolgen die het heeft gehad voor de benadeelde partij. Er is niet alleen sprake van fysiek letsel, maar de benadeelde partij is ook lange tijd onder behandeling geweest vanwege psychische klachten. Dit alles in aanmerking nemende, acht de rechtbank het gevorderde bedrag hoogte van € 5.000,- redelijk en billijk, mede gelet op vorderingen zoals die zijn toegewezen in gelijksoortige zaken.
Wettelijke rente
De ingangsdatum van de wettelijke rente wordt gesteld op 6 oktober 2022, zijnde de datum waarop het onder 1 en 2 bewezen verklaarde feit is gepleegd.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten samen met anderen heeft gepleegd, wat betekent dat voor [verdachte] een wettelijke verplichting bestaat tot vergoeding van schade aan de benadeelde partij ter hoogte van een bedrag van in totaal € 6.690,15, waarbij [verdachte] hoofdelijk verbonden is met de mededaders van het misdrijf. Dat [verdachte] wordt vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid, doet hier niet aan af. De rechtbank ziet daarin geen reden om van dit uitgangspunt af te wijken, gelet op de inhoud van artikel 6:166 BW.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om aan [verdachte] ten aanzien van de benadeelde partij de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van € 6.690,15, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling
,nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt er geen gijzeling toegepast.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de (hoofdelijke) verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
De rechtbank is van oordeel dat de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten, te weten de reis- en parkeerkosten in verband met het bezoek aan de rechtbank, redelijk zijn. De rechtbank acht de proceskosten van € 34,28 voorts voldoende onderbouwd. De kosten staan daarmee vast en zullen worden toegewezen.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 55, 77a, 77g, 77i, 77m, 77m, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair, 2 en 6 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 subsidiair, 2 en 6 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
90 (negentig) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van deze straf
zevenentachtig (87) dagenniet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
  • een gestructureerde positieve dagbesteding, in vorm van school/stage/werk, volgt;
  • meewerkt aan hulpverlening/behandeling, wanneer de jeugdreclassering dit nodig acht;
waarbij aan de gecertificeerde instelling, te weten SAVE te Almere, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarde en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaar zijn;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, van
100 (honderd) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 (vijfitg) dagen jeugddetentie;
Voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 6.690,15, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, bestaande uit € 1.690,15 ter vergoeding van materiële schade en € 5.000,- ter vergoeding van immateriële schade, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij van een bedrag van € 6.690,15, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt er geen gijzeling toegepast;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 34,28, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.A. Groeneveld, voorzitter, mrs. H. den Haan en R.A. Hebly, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 september 2023.
De voorzitter en griffier zijn buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 6 oktober 2022 te Almere, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
die [slachtoffer] meermalen althans éénmaal
tegen het hoofd heeft geschopt en/of op het hoofd van die [slachtoffer] heeft gestampt
en/of met twee, althans één of meerdere voeten op het hoofd van die [slachtoffer] is
gesprongen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1
ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 oktober 2022 te Almere, in elk geval in Nederland
openlijk, te weten het [straat 2] en/of het [straat 1] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op
een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer]
door
- om die [slachtoffer] heen te gaan staan,
- die [slachtoffer] te filmen,
- te lachen tijdens dit filmen en/of

meermalen althans éénmaal

- die [slachtoffer] tegen het hoofd te schoppen en/of op het hoofd van die [slachtoffer] te
stampen en /of met twee althans één of meerdere voeten op het hoofd van die
[slachtoffer] te springen en/of
- die [slachtoffer] met (een) vuist(en) op/tegen zijn kaak en/of neus en/of het hoofd te

slaan en/of stompen en/of

- die [slachtoffer] tegen het hoofd en/of rug en/of armen althans tegen het lichaam te

schoppen en/of

- die [slachtoffer] op de grond te gooien en/of te duwen
terwijl dit door hem/haar gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten
een hersenschudding en/of gekneusde kaak en/of diverse hematomen en/of
kneuzingen over het gehele lichaam, voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
feit 2:
hij op of omstreeks 6 oktober 2022 te Almere, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een Iphone 11 en/of portemonnee en/of bankpas en/of (meerdere) geldbedrag(en)
en/of meerdere althans één pincode(s) en/of ov-chipkaart en/of zorgpas en/of
identiteitskaart en/of oplader (incl. snoer) en/of rookwaren, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door
- achter die [slachtoffer] aan te rennen en/of
- (vervolgens) de capuchon van de trui van die [slachtoffer] van zijn hoofd af te trekken

en/of

- (vervolgens) die [slachtoffer] aan zijn arm vast te pakken en/of
- (vervolgens) (bevelend) te vragen “Wat zit er in die tas” en/of
- (vervolgens) te graaien in de tas en/of zakken van die [slachtoffer] en/of
- (vervolgens) (dreigend) te zeggen tegen die [slachtoffer] dat hij de inloggegevens voor
zijn Icloud en/of telefoon en/of bankierenapp moest geven en/of een
Bunq-account aan moest maken en/of in te loggen op zijn Icloud en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen (met de platte hand) op/tegen het gezicht

althans het hoofd te slaan en/of

- (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen tegen de arm(en) en/of rug te schoppen en/of
- (vervolgens) wederom (dreigend) te zeggen dat die [slachtoffer] een Bunq-account

moest aanmaken;

en/of
hij op of omstreeks 6 oktober 2022 te Almere, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een Iphone 11 en/of portemonnee
en/of bankpas en/of (meerdere) geldbedrag(en) en/of meerdere althans één
pincode(s) en/of ov-chipkaart en/of zorgpas en/of identiteitskaart en/of oplader
(incl. snoer) en/of rookwaren, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan die [slachtoffer] en/of een derde
toebehoorde(n)
door
- achter die [slachtoffer] aan te rennen en/of
- (vervolgens) de capuchon van de trui van die [slachtoffer] van zijn hoofd af te trekken

en/of

- (vervolgens) die [slachtoffer] aan zijn arm vast te pakken en/of
- (vervolgens) (bevelend) te vragen “Wat zit er in die tas” en/of
- (vervolgens) te graaien in de tas en/of zakken van die [slachtoffer] en/of
- (vervolgens) (dreigend) te zeggen tegen die [slachtoffer] dat hij de inloggegevens voor
zijn Icloud en/of telefoon en/of bankierenapp moest geven en/of een
Bunq-account aan moest maken en/of in te loggen op zijn Icloud en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen (met de platte hand) op/tegen het gezicht

althans het hoofd te slaan en/of

- (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen tegen de arm(en) en/of rug te schoppen en/of
- (vervolgens) wederom (dreigend) te zeggen dat die [slachtoffer] een Bunq-account
moest aanmaken;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3
Wetboek van Strafrecht )
feit 3:
hij op of omstreeks 6 oktober 2022 te Almere, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meerdere geldbedrag(en), te weten een bedrag van 100 euro en/of een
bedrag van 100 euro en/of een bedrag van 198 euro, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang
tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te
nemen geldbedrag(en), onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door
middel van een valse sleutel,
door (onbevoegd) gebruik te maken van een pinpas en/of bankapp met een
bijbehorende
pincode, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer] ;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
feit 4:
hij op of omstreeks 6 oktober 2022 te Almere, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,
door tegen die [slachtoffer] te zeggen
- dat hij “morgen om 20.00 uur hier” moest komen en als hij dat niet deed hij

neergeschoten en/of neergestoken zou worden en/of

- dat als hij niet deed wat verdachte(n) zei(den) hij in het water gegooid zou worden;

(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

feit 5:
hij op of omstreeks 6 oktober 2022 te Almere, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk een fiets, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
feit 6:
hij op of omstreeks 6 oktober 2022 te Almere, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een blikje Red Bull, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Albert
Heijn, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen.
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 16 november en 19 december 2022, onderzoeksnummer MD2RO22144 / Delage, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, Districtsrecherche Flevoland, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 381. Dit zijn, tenzij anders vermeld, processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 11 t/m 16.
3.Pagina’s 319 t/m 333.
4.Pagina’s 336 en 341.
5.Pagina’s 11 t/m 16.
6.Pagina 235.
7.Pagina 376.
8.Pagina’s 37 en 38.
9.Pagina’s 87, 91 en 92.
10.Pagina 269.