ECLI:NL:RBMNE:2023:5128

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
16.295873-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk geweld met letsel en straatroof, vrijspraak van poging doodslag en andere feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 september 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2005, die werd beschuldigd van openlijk geweld met letsel tot gevolg en straatroof. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 oktober 2022 in Almere samen met anderen het slachtoffer heeft belaagd en beroofd. De verdachte heeft openlijk geweld gepleegd door het slachtoffer meermalen te schoppen en te slaan, wat resulteerde in lichamelijk letsel, waaronder een hersenschudding en kneuzingen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag, omdat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging en straatroof, en heeft een jeugddetentie opgelegd van 103 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een werkstraf van 120 uur opgelegd. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen, die bestaat uit materiële en immateriële schade, en heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.295873.22 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 26 september 2023

in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,/
wonende aan de [adres] , te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verdachte] .

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek achter gesloten deuren op de terechtzitting van 12 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. N. Schapendonk, en van hetgeen [verdachte] en zijn raadsvrouw, mr. R.G.M. Rijkhoff, advocaat te Amsterdam, alsmede mr. S.C. van Bunnik, namens de benadeelde partij [slachtoffer] , naar voren hebben gebracht. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van wat de deskundige mevrouw J. Smits, raadsonderzoeker van de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) naar voren heeft gebracht.

TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat [verdachte] :
feit 1, primair:op 6 oktober 2022 te Almere met een ander of anderen heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, door tegen zijn hoofd te schoppen, op zijn hoofd te stampen en/of op zijn hoofd te springen,
subsidiairten laste gelegd als openlijke geweldpleging;
feit 2:op 6 oktober 2022 te Almere met een ander of anderen een portemonnee, bankpas, geldbedrag, pincode, ov-chipkaart, zorgpas, identiteitskaart, oplader en rookwaren van [slachtoffer] heeft gestolen, voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemd persoon,
cumulatief/alternatieften laste gelegd als afpersing samen met een ander of anderen;
feit 3:op 6 oktober 2022 te Almere met een ander of anderen meerdere geldbedragen van [slachtoffer] heeft gestolen, door (onbevoegd) gebruik te maken van een pinpas en/of bankapp met een bijbehorende pincode, toebehorende aan voornoemd persoon;
feit 4:op 6 oktober 2022 te Almere met een ander of anderen [slachtoffer] (woordelijk) heeft bedreigd met de dood en/of zware mishandeling;
feit 5:op 6 oktober 2022 te Almere met een ander of anderen opzettelijk en wederrechtelijk een fiets van [slachtoffer] heeft vernield;
feit 6:op 6 oktober 2022 te Almere met een ander of anderen een blikje Red Bull van de Albert Heijn heeft gestolen.

VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

WAARDERING VAN HET BEWIJS

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het onder 1 primair, 2 en 6 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Van het onder 3, 4 en 5 tenlastegelegde dient [verdachte] te worden vrijgesproken.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 1 subsidiair, 2 en 6 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Het oordeel van de rechtbank

Vrijspraak van feit 1 primair

De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vast dat aangever in de avond van 6 oktober 2022 op de openbare weg door meerdere jongens, waaronder [verdachte] , is belaagd en aangevallen. Verdachten hebben aangever, nadat hij op de grond was gevallen, meermaals tegen zijn hoofd geschopt. Ook hebben twee jongens, waaronder [verdachte] , met beide voeten richting het hoofd van aangever gesprongen.
Voor een bewezenverklaring van medeplegen van poging tot doodslag, zoals onder feit 1 primair ten laste is gelegd, dient er onder meer sprake te zijn van opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, op de dood van het slachtoffer. Van voorwaardelijke opzet is sprake indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat een bepaald gevolg (in dit geval de dood) intreedt.
Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat [verdachte] en zijn medeverdachten de bedoeling hadden om het slachtoffer te doden (vol opzet). Verder blijkt uit het dossier niet dat de verdachten dermate hard of op een zodanig kwetsbare plek van het hoofd hebben geschopt, dat de kans aanmerkelijk was dat het slachtoffer daaraan zou komen te overlijden (voorwaardelijk opzet). Ten aanzien van het springen richting het hoofd van aangever overweegt de rechtbank dat deze weliswaar zeer grove geweldshandeling evenmin voldoende is om de aanmerkelijke kans op de dood van aangever aan te nemen, nu niet vast is komen te staan waar het hoofd precies is geraakt. Ten slotte bevat het dossier geen medische verklaring of ander bewijs waaruit een levensbedreigend risico voor de dood kan worden afgeleid.
Gelet op het hiervoor overwogene zal de rechtbank [verdachte] vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van poging tot doodslag.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2 [1]
Het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde is door [verdachte] begaan. [verdachte] heeft deze feiten bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 7 oktober 2022, genummerd PL0900-2022296092-5, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende de aangifte van [slachtoffer] [2] ;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 17 oktober 2022, genummerd MD2RO22144-113, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende de aanvullende verklaring van aangever [slachtoffer] [3] ;
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 september 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 15 november 2022, genummerd MD2R022144-137, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1]
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 16 december 2022, genummerd MD2R022144-189, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 4] , werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] [5] ;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 23 november 2022, genummerd 2022296092, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] , werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende de bevindingen aangaande het aangetroffen filmpje van het geweldsincident [6] ;
- een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering (Sv), te weten een separaat in het dossier opgenomen letselrapportage van Forensische Geneeskunde GGD Flevoland van 21 december 2022, opgemaakt door S.H. Cuijpers, forensisch arts in opleiding.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

Vrijspraak van feit 3

Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde heeft aangever verklaard dat er de dag na het voorval afschrijvingen van zijn betaal- en spaarrekening hebben plaatsgevonden, waar aangever en zijn ouders part noch deel aan hadden. Uit de bankafschriften volgt dat er op 7 oktober 2022 om 09:14 uur tweemaal € 100,- van de spaarrekening van aangever naar zijn betaalrekening is overgemaakt. Twee minuten later wordt er met de betaalrekening van aangever een online bestelling geplaatst bij kledingwinkel [naam kledingwinkel] in Amsterdam voor een bedrag van € 198,-. Aangever heeft verklaard dat hij vermoedt dat de jongens die hem de avond ervoor hebben overvallen te maken hebben met deze bankafschrijvingen, zoals onder 3 ten laste is gelegd, nu deze jongens zijn bankpas en inlogcode van zijn bankapplicatie hebben ontfutseld.
De rechtbank acht het onder 3 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Weliswaar heeft de rechtbank vastgesteld dat [verdachte] betrokken is geweest bij de straatroof, echter kan uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet worden afgeleid dat hij de persoon is geweest die de ochtend na het incident de overboekingen en (online) betaling bij [naam kledingwinkel] heeft verricht, dan wel dat hij op andere wijze hierbij betrokken is geweest. De rechtbank zal [verdachte] van dit feit vrijspreken.

Vrijspraak van feit 4

De rechtbank zal [verdachte] eveneens vrijspreken van het onder 4 tenlastegelegde. Aangever heeft verklaard dat de jongen die als eerste achter hem aanrende zei dat aangever de volgende dag om acht uur ’s avonds op dezelfde plek moest terugkomen, en dat hij anders zou worden neergeschoten of -gestoken. De jongen die als tweede achter aangever aanrende zou aangever (verbaal) hebben gedreigd hem in het water te gooien. De rechtbank stelt vast dat voor deze dreigementen geen steunbewijs in het dossier zit. Gelet hierop acht de rechtbank de onder 4 ten laste gelegde dreigementen niet wettig en overtuigend bewezen.

Vrijspraak van feit 5

De rechtbank acht het onder 5 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat [verdachte] de persoon is geweest die de banden van de fiets van aangever heeft lek gestoken, dan wel de fiets in het water heeft gegooid. Noch kan worden vastgesteld hij hierbij op andere wijze betrokken is geweest. De rechtbank zal [verdachte] van dit feit vrijspreken.

Vrijspraak van feit 6

Uit de aangifte van de winkeldiefstal en het proces-verbaal van bevindingen, waarin de camerabeelden worden beschreven, volgt dat één van de verdachten een blikje uit de kist ter hoogte van de kassa pakt, in zijn jas wegsteekt en niet afrekent. Deze verdachte wordt in het proces-verbaal van bevindingen jongen 4 genoemd. Jongen 4 blijkt niet [verdachte] , maar medeverdachte [medeverdachte 2] te zijn.
Gelet hierop acht de rechtbank het onder 6 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt zij [verdachte] van dit feit vrij.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
feit 1 subsidiair:
op 6 oktober 2022 te Almere openlijk, te weten aan het [straat] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door meermalen, althans éénmaal
- die [slachtoffer] tegen het hoofd te schoppen en met twee voeten op het lichaam van die

[slachtoffer] te springen en

- die [slachtoffer] met een vuist tegen zijn kaak en neus en het hoofd te

slaan en stompen en

- die [slachtoffer] tegen het hoofd en rug en armen te

schoppen en

- die [slachtoffer] op de grond te gooien en/of te duwen,
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding en diverse hematomen en
kneuzingen over het gehele lichaam, voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
feit 2:
op 6 oktober 2022 te Almere tezamen en in vereniging met anderen een oplader (incl. snoer) en rookwaren, die aan [slachtoffer] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- achter die [slachtoffer] aan te rennen en
- vervolgens de capuchon van de trui van die [slachtoffer] van zijn hoofd af te trekken en
- vervolgens die [slachtoffer] aan zijn arm vast te pakken en
- vervolgens bevelend te vragen “Wat zit er in die tas” en
- vervolgens te graaien in de tas en zakken van die [slachtoffer]
en
op 6 oktober 2022 te Almere tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en die anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door met geweld en bedreiging met geweld, [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een Iphone 11 en portemonnee
en bankpas en pincode en ov-chipkaart en zorgpas en identiteitskaart, die aan [slachtoffer] toebehoorden door
- achter die [slachtoffer] aan te rennen en
- vervolgens de capuchon van de trui van die [slachtoffer] van zijn hoofd af te trekken en
- vervolgens die [slachtoffer] aan zijn arm vast te pakken en
- vervolgen) bevelen) te vragen “Wat zit er in die tas” en
- vervolgens te graaien in de tas en/of zakken van die [slachtoffer] en
- vervolgens dreigend te zeggen tegen die [slachtoffer] dat hij de inloggegevens voor zijn Icloud en bankierenapp moest geven en een Bunq-account aan moest maken en in te loggen op zijn Icloud en
- vervolgens die [slachtoffer] meermalen met de platte hand tegen het gezicht

te slaan en

- vervolgens die [slachtoffer] meermalen tegen de arm(en) en rug te schoppen en
- vervolgens wederom dreigend te zeggen dat die [slachtoffer] een Bunq-account

moest aanmaken;

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 subsidiair:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
feit 2:
eendaadse samenloop van
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

OPLEGGING VAN STRAF

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van tweehonderdtien dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van tweehonderdzeven dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met oplegging van de door de Raad geadviseerde (bijzondere) voorwaarden. Ten aanzien van de geadviseerde elektronische monitoring dient de termijn hiervan op maximaal twaalf maanden te worden gesteld;
- een taakstraf, in vorm van een werkstraf, van honderdvijftig uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door vijfenzeventig dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht geen onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, nu dit zou indruisen tegen de goede weg die [verdachte] is ingeslagen. [verdachte] heeft zich goed gehouden aan alle voorwaarden en er zijn geen nieuwe politiecontacten geweest. Hij woont thans begeleid met één jongen in een eengezinswoning. Daarnaast werkt hij bij een callcenter.

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Aard en ernst van de feiten
[verdachte] heeft zich met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een zeer gewelddadige straatroof. Het slachtoffer van destijds zeventien jaar oud werd in de avond door vier jongens, waaronder [verdachte] , op straat omsingeld en beroofd van onder meer zijn telefoon, portemonnee en pinpas. Toen het slachtoffer niet wilde meewerken met het aanmaken van een Bunq-bankaccount, heeft het slachtoffer de eerste klappen in zijn gezicht gekregen. Het slachtoffer belandde vervolgens op de grond, waarna hij onder meer tegen zijn hoofd is geschopt. Nadat het slachtoffer bevolen werd om op te staan, werd hem wederom gezegd dat hij een Bunq-bankaccount aan moest maken. Het slachtoffer werkte nu wel mee. Het geweld stopte daarentegen niet. Het slachtoffer werd opnieuw geslagen en geschopt, waarna de laatste geweldshandelingen (waarbij onder meer [verdachte] op het lichaam van het slachtoffer sprong) werden gefilmd. Hiermee was de kous echter nog niet af. Zo werd het slachtoffer bevolen de grond te likken en te ‘twerken’. Na deze vernederende acties kon het slachtoffer niet wegfietsen, maar moest hij te voet vertrekken, nu zijn fietsbanden lek waren gestoken en zijn fiets in het water was gegooid.
De rechtbank neemt [verdachte] en zijn mededaders deze laffe daad en geweldsexplosie zeer kwalijk. Voorts acht de rechtbank het gedrag van [verdachte] verontrustend, nu hij zijn gewelddadige handelen niet heeft kunnen verklaren. Dat [verdachte] zich zo heeft laten gaan vindt de rechtbank schokkend. Daarnaast acht de rechtbank het lachen en het aanmoedigen van de groepsleden onder elkaar, hetgeen op het filmpje te horen is, zeer kwalijk.
Door het handelen van [verdachte] en zijn mededaders is een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, dat als gevolg van het incident lichamelijk letsel (onder meer een hersenschudding en meerdere kneuzingen) heeft opgelopen. Verder leert de ervaring dat slachtoffers van dit soort ernstige delicten nog lange tijd nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Zo volgt uit de toelichting op de vordering tot schadevergoeding dat het slachtoffer niet alleen over straat durfde en veel achterdocht had. Hij heeft hiervoor hulp gezocht en staat nu onder begeleiding van een therapeut.
[verdachte] en zijn mededaders hebben in het geheel niet stilgestaan bij het leed dat zij het slachtoffer hebben aangedaan. De rechtbank rekent dit [verdachte] zwaar aan. Bovendien versterken feiten als de onderhavige, die zich afspelen in het publieke domein, de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid op straat.
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank een vrijheidsbenemende straf van aanmerkelijke duur in beginsel passend en geboden.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:
  • een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 7 augustus 2023, waaruit volgt dat verdachte zich eerder schuldig heeft gemaakt aan geweldsfeiten;
  • een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) van 8 september 2023, opgemaakt door J. Smits, raadsonderzoeker;
  • een rapport van Samen Veilig (SAVE) van 11 augustus 2023, opgemaakt door M. Mostert, jeugdreclasseringswerker.
Het advies van de Raad
Uit het rapport van de Raad blijkt dat [verdachte] een belast verleden heeft. Zo was er sprake van verwaarlozing en huiselijk geweld. [verdachte] werd uit huis geplaatst toen hij anderhalf jaar oud was. Na een aantal pleeggezinnen kwam hij in 2007 bij zijn laatste pleeggezin terecht. De ouders van [verdachte] werden uit het gezag ontheven en vanaf 2013 lag het gezag bij zijn pleegmoeder. In september 2021 is [verdachte] bij [instelling] in [woonplaats] gaan wonen.
In 2022 is bij [verdachte] een ander gespecificeerde trauma- of stress gerelateerde stoornis gediagnosticeerd. Ook is er sprake van ouder-kindrelatie- en leerproblematiek.
In de onderhavige zaak is op 17 november 2022 de voorlopige hechtenis van [verdachte] onder voorwaarden geschorst. Aan de voorwaarden heeft hij zich gehouden. Recent is hij verhuisd naar [instelling] , een voorziening van begeleid wonen in [woonplaats] . Verder heeft hij werk en wil hij begin 2024 weer met een opleiding starten.
[verdachte] heeft de Raad laten weten dat hij weg wil uit het criminele circuit waarin hij zich bevindt. Hij twijfelt echter of dit gaat lukken. [verdachte] meent dat hij momenteel mogelijk te veel vrijheid heeft. Zijn vrijheid is flink toegenomen door de verhuizing naar [instelling] en door het beëindigen van de avondklok. [verdachte] geeft aan dat hij zichzelf op dit moment niet vertrouwt met zoveel vrijheid. Hij denkt dat een enkelband hem kan helpen, omdat hij dan op gezette tijden thuis moet zijn en niet met zijn (antisociale) vrienden kan afspreken.
De Raad is van mening dat [verdachte] behandeling nodig heeft vanwege zijn agressieproblemen en zijn stoornis. Deze behandeling is reeds gestart. Volgens [verdachte] helpt deze behandeling niet erg. Om recidive te voorkomen is het echter belangrijk dat hij hier gebruik van leert te maken, aldus de Raad. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat.
De Raad adviseert oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie met de in het rapport genoemde bijzondere voorwaarden. Daarnaast adviseert de Raad oplegging van een onvoorwaardelijke werkstraf. Ter terechtzitting heeft de raadsonderzoeker verklaard dat de geadviseerde elektronische monitoring maximaal een halfjaar nodig is.
Het advies van de jeugdreclassering
Uit het rapport van SAVE volgt dat de door [verdachte] gemaakte positieve ommezwaai nog pril is. De jeugdreclassering acht het van belang dat [verdachte] verantwoordelijkheid neemt voor zijn leven en dat hij niet meer met in justitie in aanraking komt. Zijn sociale netwerk is niet volledig in beeld en lijkt zorgelijk, echter lijkt [verdachte] zijn sociale kring steeds kleiner te maken. Hij heeft nu goed contact met zijn broer en schoonzus.
Het advies van de jeugdreclassering komt overeen met het advies van de Raad, met dien verstande dat de jeugdreclassering niet rept over het volgen van een dagbesteding en een locatiegebod (met elektronische monitoring).
[verdachte] heeft ter zitting verklaard dat hij zich zal houden aan de geadviseerde voorwaarden, indien deze worden opgelegd. Ook wil [verdachte] meewerken aan elektronisch toezicht.
Op te leggen straf
Alles overwegend acht de rechtbank een jeugddetentie van honderddrie dagen, met aftrek van de tijd die [verdachte] in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan honderd dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. De rechtbank verbindt aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden zoals deze door de Raad zijn geadviseerd en door de officier van justitie zijn gevorderd. Gelet op het zorgelijke netwerk van [verdachte] stelt de rechtbank de termijn van het elektronisch toezicht, ter controle van het locatiegebod, op maximaal twaalf maanden. Naast oplegging van een (on)voorwaardelijke jeugddetentie, zal de rechtbank ook een werkstraf voor de duur van honderdtwintig uur opleggen.
De rechtbank zal een aanzienlijke lagere voorwaardelijke jeugddetentie opleggen dan gevorderd door de officier van justitie. De rechtbank wil weliswaar niets afdoen aan de ernst van de feiten, echter acht zij een voorwaardelijke jeugddetentie van zo lange duur als de officier van justitie heeft geëist, niet gepast. In de eerste plaats omdat de rechtbank dat zij tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie. Zo is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging en niet aan een poging tot doodslag in vereniging gepleegd, zoals de officier van justitie heeft betoogd. Daarnaast heeft de rechtbank ook meegewogen dat verdachte minderjarig is, en bij het bepalen van een straf bij een minderjarige verdachte het pedagogisch effect van een straf en het voorkomen van herhaling belangrijke strafdoelen zijn.
Het voorwaardelijke deel van de op te leggen straf dient enerzijds om [verdachte] ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen en anderzijds om [verdachte] , gelet op zijn jonge leeftijd en aanwezige problematiek, de noodzakelijk geachte begeleiding en behandeling in een verplicht kader op te leggen. De bijzondere voorwaarden dienen bij te dragen aan een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van [verdachte] en (mede daardoor) ertoe bij te dragen dat [verdachte] zich in de toekomst niet opnieuw schuldig zal maken aan (soortgelijke) strafbare feiten. Gelet op de aanwezige problematiek van [verdachte] acht de rechtbank een proeftijd van twee jaar op zijn plaats. De voorwaarden en het daaraan gekoppelde toezicht worden dadelijk uitvoerbaar verklaard. Uit de over [verdachte] opgemaakte rapporten blijkt immers dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat hij wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank overweegt tot slot dat [verdachte] de oudste is van de verdachten en dat hij door het slachtoffer als de leider van de groep werd gezien. Daarnaast heeft veroordeelde zich eerder schuldig gemaakt aan geweldsfeiten, in tegenstelling tot zijn mededaders. De rechtbank ziet daarom aanleiding om [verdachte] de hoogste werkstraf van alle verdachten op te leggen. De rechtbank zal evenwel een lagere werkstraf opleggen dan gevorderd, gelet op het grote takenpakket dat op [verdachte] ligt te wachten. Daarnaast ziet de rechtbank een (nog prille) positieve ontwikkeling bij [verdachte] . De rechtbank houdt hier in strafmatigende zin rekening mee. Anderzijds zal de rechtbank nog altijd een forse werkstraf opleggen. Dit om de ernst van de feiten uit te drukken. Door het opleggen van een werkstraf van voormelde duur beoogt de rechtbank niet alleen een signaal af te geven aan [verdachte] , maar ook aan de samenleving, dat de rechtbank dergelijke feiten zeer ernstig vindt en fors bestraft. Daarnaast dient de straf als genoegdoening voor het slachtoffer.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het geschorste bevel voorlopige hechtenis opheffen.

BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.483,71. Dit bedrag bestaat uit € 2.483,71 materiële schade en € 5.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1, 2 en 5 tenlastegelegde.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in haar geheel (hoofdelijk) dient te worden toegewezen, met dien verstande dat benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard ten aanzien van de kosten voor de fiets (feit 5). Van dit feit dient [verdachte] immers te worden vrijgesproken.
De officier van justitie heeft verzocht het te betalen schadebedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel (hoofdelijk) op te leggen, waarbij het aantal dagen gijzeling op nihil dient te worden gesteld.

Het standpunt van de verdediging

Gelet op de bepleite vrijspraak van het onder 5 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van de kosten voor de fiets.
Verder heeft de raadsvrouw verzocht het immateriële schadebedrag te matigen, nu bepaalde uitspraken waar in de vordering naar is verwezen niet vergelijkbaar zijn met de onderhavige zaak.
Voorts heeft de raadsvrouw verzocht geen hoofdelijkheid uit te spreken, nu het van belang is dat [verdachte] geen contact heeft met de mededaders.

Het oordeel van de rechtbank

Materiële schade
De rechtbank zal [verdachte] onder meer veroordelen voor openlijke geweldpleging (feit 1) en straatroof (feit 2). De kosten die ten gevolge daarvan zijn gemaakt, dan wel zullen worden gemaakt, komen voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de kosten voor een nieuwe telefoon, ov-chipkaart, identiteitskaart (inclusief parkeerkosten voor aanvraag hiervan), portemonnee, schoolpas en telefoonoplader toewijzen. Ten aanzien van de weggenomen shag oordeelt de rechtbank dat, nu er sprake was van diefstal van een half pakje shag, de gevorderde kosten van € 12,50 (uitgaande van een heel pakje shag) door tweeën moeten worden gedeeld gelet op de reële waardevermindering die heeft plaatsgevonden (in dit geval dus toewijzing van € 6,25; voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk). Ook zal de rechtbank de kosten tandartsbezoek, foto kaakchirurg, trui Red Bull, reiskosten school, parkeerkosten eerste hulp, eigen zorgbijdrage, traumatherapiesessies (inclusies reiskosten), gemiste werkuren bij [bedrijf] en kapperskosten toewijzen, gelet op de onderbouwing hiervan en het feit dat er geen verweer is gevoerd op deze kostenposten.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering ten aanzien de gemiste werkuren wegens het bijwonen van de zittingen. Zo volgt niet uit de vordering op welke dagen de benadeelde partij werkt. Voorts wordt in de vordering uitgegaan van drie dagen werken, terwijl de zittingen van [verdachte] en zijn mededaders in totaal anderhalve dag hebben gekost. Kortom, de rechtbank acht dit deel van de vordering onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank zal de benadeelde partij tevens niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de kosten voor de fiets (feit 5), nu de rechtbank [verdachte] van dit feit zal vrijspreken.
De rechtbank merkt de gevorderde reis- en parkeerkosten in verband met het bijwonen van de zittingen aan als ‘proceskosten’ en zal deze onder dat kopje bespreken.
In totaal komt de rechtbank op een bedrag van € 1.690,15 aan materiële schade.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft als gevolg van de bewezenverklaarde feiten lichamelijk letsel opgelopen. Op grond van artikel 6:106 sub b van het Wetboek van Burgerlijk Recht (BW) komt de benadeelde partij dan ook in aanmerking voor vergoeding van immateriële schade. Bij het bepalen van de hoogte ervan heeft de rechtbank in de eerste plaats rekening gehouden met de aard en ernst van de normschending. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder in ogenschouw genomen dat de benadeelde partij met fors geweld te grazen is genomen en is vernederd. Daarnaast heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de gevolgen die het heeft gehad voor de benadeelde partij. Er is niet alleen sprake van fysiek letsel, maar de benadeelde partij is ook lange tijd onder behandeling geweest vanwege psychische klachten. Dit alles in aanmerking nemende, acht de rechtbank het gevorderde bedrag hoogte van € 5.000,- redelijk en billijk, mede gelet op vorderingen zoals die zijn toegewezen in gelijksoortige zaken.
Wettelijke rente
De ingangsdatum van de wettelijke rente wordt gesteld op 6 oktober 2022, zijnde de datum waarop de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] de bewezen verklaarde feiten samen met anderen heeft gepleegd, wat betekent dat voor [verdachte] een wettelijke verplichting bestaat tot vergoeding van schade aan de benadeelde partij ter hoogte van een bedrag van in totaal € 6.690,15, waarbij [verdachte] hoofdelijk verbonden is met de mededaders van het misdrijf. De rechtbank ziet geen reden om van dit uitgangspunt af te wijken. Hoofdelijkheid is in het belang van het slachtoffer en dat belang staat hier voorop. Indien [verdachte] in verband met het betalen van de schadevergoeding verhaal wil halen op de mededaders, hoeft hij niet direct contact te hebben met de mededaders. Dit contact kan immers ook verlopen via begeleiding/hulpverlening of rechtshulpverleners.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om aan [verdachte] ten aanzien van de benadeelde partij de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van € 6.690,15, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling
,nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt er geen gijzeling toegepast.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de (hoofdelijke) verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
De rechtbank is van oordeel dat de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten, te weten de reis- en parkeerkosten in verband met het bezoek aan de rechtbank, redelijk zijn. De rechtbank acht de proceskosten van € 34,28 voorts voldoende onderbouwd. De kosten staan daarmee vast en zullen worden toegewezen.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 55, 77a, 77g, 77i, 77m, 77m, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 subsidiair en 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
103 (honderddrie) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van deze straf
100 (honderd) dagenniet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
  • een zinvolle en controleerbare dagbesteding in de vorm van werk en/of opleiding volgt;
  • medewerking verleent aan ambulante behandeling bij de Waag, of soortgelijke instelling, te bepalen door de gecertificeerde instelling, te weten Samen Veilig te Flevoland (jeugdreclassering), voor zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
  • meewerkt aan een locatiegebod. Het locatiegebod houdt in dat verdachte zich
gedurende de proeftijd bevindt bij [instelling] , aan de [adres] , te [woonplaats] . Daarbij heeft hij een aaneengesloten blok van 12 tot 15 uur ter invulling van zijn activiteiten (sport, hobby’s, school, werk dan wel behandeling), zoals met de jeugdreclassering wordt afgesproken. Verdachte stelt zich ter controle van het locatiegebod onder elektronisch toezicht van de jeugdreclassering, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht, met een maximumduur van twaalf maanden;
 medewerking verleent aan het wonen de begeleiding bij [instelling] , of
soortgelijke instelling, te bepalen door de jeugdreclassering en voor zolang de
jeugdreclassering dit nodig acht;
waarbij aan de jeugdreclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaar zijn;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 (zestig) dagen jeugddetentie;
Voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 6.690,15, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, bestaande uit € 1.690,15 ter vergoeding van materiële schade en € 5.000,- ter vergoeding van immateriële schade, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij van een bedrag van € 6.690,15, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt er geen gijzeling toegepast;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 34,28, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Hebly, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. H. den Haan en V.A. Groeneveld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de terechtzitting van 26 september 2023.
De jongste rechter en griffier zijn buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 6 oktober 2022 te Almere, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
die [slachtoffer] meermalen althans éénmaal
tegen het hoofd heeft geschopt en/of op het hoofd van die [slachtoffer] heeft gestampt
en/of met twee, althans één of meerdere voeten op het hoofd van die [slachtoffer] is
gesprongen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1
ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 oktober 2022 te Almere, in elk geval in Nederland
openlijk, te weten het [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op
een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer]
door meermalen althans éénmaal
- die [slachtoffer] tegen het hoofd te schoppen en/of op het hoofd van die [slachtoffer] te
stampen en /of met twee althans één of meerdere voeten op het hoofd van die
[slachtoffer] te springen en/of
- die [slachtoffer] met (een) vuist(en) op/tegen zijn kaak en/of neus en/of het hoofd te

slaan en/of stompen en/of

- die [slachtoffer] tegen het hoofd en/of rug en/of armen althans tegen het lichaam te

schoppen en/of

- die [slachtoffer] op de grond te gooien en/of te duwen
terwijl dit door hem/haar gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten
een hersenschudding en/of gekneusde kaak en/of diverse hematomen en/of
kneuzingen over het gehele lichaam, voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
feit 2:
hij op of omstreeks 6 oktober 2022 te Almere, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een Iphone 11 en/of portemonnee en/of bankpas en/of (meerdere) geldbedrag(en)
en/of meerdere althans één pincode(s) en/of ov-chipkaart en/of zorgpas en/of
identiteitskaart en/of oplader (incl. snoer) en/of rookwaren, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door
- achter die [slachtoffer] aan te rennen en/of
- (vervolgens) de capuchon van de trui van die [slachtoffer] van zijn hoofd af te trekken

en/of

- (vervolgens) die [slachtoffer] aan zijn arm vast te pakken en/of
- (vervolgens) (bevelend) te vragen “Wat zit er in die tas” en/of
- (vervolgens) te graaien in de tas en/of zakken van die [slachtoffer] en/of
- (vervolgens) (dreigend) te zeggen tegen die [slachtoffer] dat hij de inloggegevens voor
zijn Icloud en/of telefoon en/of bankierenapp moest geven en/of een
Bunq-account aan moest maken en/of in te loggen op zijn Icloud en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen (met de platte hand) op/tegen het gezicht

althans het hoofd te slaan en/of

- (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen tegen de arm(en) en/of rug te schoppen en/of
- (vervolgens) wederom (dreigend) te zeggen dat die [slachtoffer] een Bunq-account

moest aanmaken;

en/of
hij op of omstreeks 6 oktober 2022 te Almere, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een Iphone 11 en/of portemonnee
en/of bankpas en/of (meerdere) geldbedrag(en) en/of meerdere althans één
pincode(s) en/of ov-chipkaart en/of zorgpas en/of identiteitskaart en/of oplader
(incl. snoer) en/of rookwaren, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan die [slachtoffer] en/of een derde
toebehoorde(n)
door
- achter die [slachtoffer] aan te rennen en/of
- (vervolgens) de capuchon van de trui van die [slachtoffer] van zijn hoofd af te trekken

en/of

- (vervolgens) die [slachtoffer] aan zijn arm vast te pakken en/of
- (vervolgens) (bevelend) te vragen “Wat zit er in die tas” en/of
- (vervolgens) te graaien in de tas en/of zakken van die [slachtoffer] en/of
- (vervolgens) (dreigend) te zeggen tegen die [slachtoffer] dat hij de inloggegevens voor
zijn Icloud en/of telefoon en/of bankierenapp moest geven en/of een
Bunq-account aan moest maken en/of in te loggen op zijn Icloud en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen (met de platte hand) op/tegen het gezicht

althans het hoofd te slaan en/of

- (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen tegen de arm(en) en/of rug te schoppen en/of
- (vervolgens) wederom (dreigend) te zeggen dat die [slachtoffer] een Bunq-account
moest aanmaken;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3
Wetboek van Strafrecht )
feit 3:
hij op of omstreeks 6 oktober 2022 te Almere, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meerdere geldbedrag(en), te weten een bedrag van 100 euro en/of een
bedrag van 100 euro en/of een bedrag van 198 euro, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang
tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te
nemen geldbedrag(en), onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door
middel van een valse sleutel,
door (onbevoegd) gebruik te maken van een pinpas en/of bankapp met een
bijbehorende
pincode, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer] ;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
feit 4:
hij op of omstreeks 6 oktober 2022 te Almere, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,
door tegen die [slachtoffer] te zeggen
- dat hij “morgen om 20.00 uur hier” moest komen en als hij dat niet deed hij

neergeschoten en/of neergestoken zou worden en/of

- dat als hij niet deed wat verdachte(n) zei(den) hij in het water gegooid zou worden;

(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

feit 5:
hij op of omstreeks 6 oktober 2022 te Almere, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk een fiets, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
feit 6:
hij op of omstreeks 6 oktober 2022 te Almere, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een blikje Red Bull, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Albert
Heijn, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen.
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 16 november en 19 december 2022, onderzoeksnummer MD2RO22144 / Delage, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, Districtsrecherche Flevoland, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 381. Dit zijn, tenzij anders vermeld, processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 11 t/m 16.
3.Pagina’s 31 t/m 33.
4.Pagina 235.
5.Pagina 376.
6.Pagina’s 319 t/m 333.