In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee besloten vennootschappen, hierna aangeduid als [naam] c.s., en de bewindvoerder van een onderbewindgestelde B.V. De eisende partij, [naam] c.s., vorderde ontruiming van een zorgappartement dat door de onderbewindgestelde niet was verlaten na beëindiging van de zorgovereenkomst. De zorgovereenkomst was op 9 mei 2023 door [naam] c.s. beëindigd, met als gevolg dat de huurovereenkomst, die aan de zorgovereenkomst was gekoppeld, ook was geëindigd. De bewindvoerder voerde aan dat er een nieuwe woonplek voor de onderbewindgestelde moest worden gevonden, maar de kantonrechter oordeelde dat er voldoende redenen waren om de zorgovereenkomst te beëindigen en dat de onderbewindgestelde zonder recht in het zorgappartement verbleef.
De kantonrechter benadrukte dat voor toewijzing van een vordering in kort geding een spoedeisend belang vereist is en dat de feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk moeten zijn. In dit geval was er sprake van een verstoorde vertrouwensrelatie en onhygiënische omstandigheden in het zorgappartement, wat ernstige gezondheidsrisico's met zich meebracht. De kantonrechter oordeelde dat de bodemrechter waarschijnlijk zou oordelen dat de huurovereenkomst was geëindigd en dat de ontruiming gerechtvaardigd was. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een ontruimingstermijn van twee weken en een dwangsom van € 500,00 per dag bij niet-nakoming.
Daarnaast werd de bewindvoerder veroordeeld in de proceskosten en de kosten van de ontruiming, indien deze niet vrijwillig zou plaatsvinden. De kantonrechter wees de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten af, omdat er geen spoedeisend belang bij was. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 3 oktober 2023.