Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
2.Waar deze zaak over gaat
in conventiedat [gedaagde] wordt veroordeeld om aan haar te betalen het nog openstaande factuurbedrag van € 19.994,00, € 2.668,36 aan rente berekend tot en met 6 januari 2023 en € 984,94 aan buitengerechtelijke invorderingskosten. Daarnaast vordert zij dat [gedaagde] wordt veroordeeld om aan haar te betalen de wettelijke handelsrente in de zin van artikel 6:119a BW vanaf 7 januari 2023 tot aan de dag van voldoening dan wel de wettelijke handelsrente naar Italiaans recht vanaf 21 mei 2021 tot aan de dag van voldoening over het bedrag ter hoogte van € 16.994,00, alles met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
in reconventiedat voor recht wordt verklaard dat [eiseres] de kosten dient te vergoeden die [gedaagde] heeft gemaakt met betrekking tot de opslag en verwerking van de appels, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
3.De beoordeling
in conventie,behoudens de gevorderde buitengerechtelijke invorderingskosten, toewijzen en de vordering van [gedaagde]
in reconventievolledig afwijzen. Hierna wordt dit oordeel van de kantonrechter toegelicht.
€ 792,00(2 punten x tarief € 396,00)
4.De beslissing
- € 124,00 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na die aanschrijving tot de dag van betaling; en
- de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag van betaling;