ECLI:NL:RBMNE:2023:530

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
UTR 22/1305
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen herbeoordeling kinderopvangtoeslag gegrond

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 14 februari 2023, is het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen door de Belastingdienst/Toeslagen over haar aanvraag voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag gegrond verklaard. Eiseres had op 20 januari 2021 een aanvraag ingediend, maar de Belastingdienst heeft hierop niet tijdig beslist. Na een eerdere uitspraak op 13 mei 2022, waarin het beroep van eiseres niet-ontvankelijk werd verklaard, heeft de rechtbank op 26 augustus 2022 het verzet daartegen gegrond verklaard, wat leidde tot deze uitspraak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn door de Belastingdienst is overschreden. Eiseres heeft de Belastingdienst op 4 januari 2022 in gebreke gesteld, en heeft vervolgens op 28 februari 2022 beroep ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, en heeft de Belastingdienst opgedragen om alsnog binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit te nemen. De rechtbank heeft echter ook rekening gehouden met het verzoek van de Belastingdienst om een langere termijn van twaalf weken, en heeft besloten dat in dit geval de standaard wettelijke termijn van twee weken van toepassing is.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de Belastingdienst een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 418,50, en het door haar betaalde griffierecht van € 50,- moet door de Belastingdienst worden vergoed. De uitspraak is gedaan door rechter M.C. Verra, in aanwezigheid van griffier M.L. Bressers, en is openbaar uitgesproken op 14 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1305

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 februari 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.A. van Ham),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 20 januari 2021 om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag.
Op 7 april 2022 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Nadat het beroep van eiseres bij uitspraak van 13 mei 2022 niet-ontvankelijk was verklaard, heeft de rechtbank bij uitspraak van 26 augustus 2022 het verzet daartegen gegrond verklaard. De rechtbank doet daarom nu uitspraak op het beroep.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [2] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3]
3. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Bij brief van 4 januari 2022, ontvangen door verweerder op 5 januari 2022, is verweerder in gebreke gesteld. Eiseres heeft meer dan twee weken daarna, te weten bij brief van 28 februari 2022, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek.
4. Het beroep is kennelijk gegrond.
Verweerder moet alsnog een besluit nemen
5. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. [4] Verweerder heeft gemotiveerd verzocht om een langere termijn, namelijk twaalf weken. [5] Verweerder heeft uiteengezet dat de procedure die hij volgt bij de herbeoordelingen deze termijn rechtvaardigt.
6. De rechtbank is van oordeel dat de beslistermijn van twee weken voor verweerder te kort is, gezien het grote aantal aanvragen en de complexiteit van de herbeoordelingen en verweerders uitleg over het besluitvormingsproces. Gelet op wat verweerder heeft aangevoerd is er volgens de rechtbank sprake van een bijzonder geval.
7. Omdat de rechtbank ziet dat verweerder om verschillende termijnen heeft verzocht in voorgaande soortgelijke zaken zonder dat de onderbouwing een voldoende verklaring geeft voor dit verschil, heeft de rechtbank besloten om zelf een vaste termijn te bepalen in reactie op verweerders verzoeken in dergelijke zaken. De rechtbank verleent verweerder in principe een termijn van twaalf weken vanaf de datum van het verweerschrift om een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid om daarvan af te wijken in voorliggende gevallen.
8. De rechtbank stelt vast dat de termijn van twaalf weken vanaf de datum van het verweerschrift in dit geval al is verstreken. Daarom bepaalt de rechtbank de termijn in dit geval op de standaard wettelijke termijn van twee weken na verzending van de uitspraak.
9. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde beslistermijn overschrijdt. [6] Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-. Dit is het uitgangspunt voor dit soort zaken en de rechtbank ziet geen reden om hier in dit geval van af te wijken.
Proceskosten en griffierecht
10. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 418,50.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
5.Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
6.Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.