ECLI:NL:RBMNE:2023:5330

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
C/16/546846 / HA ZA 22-541
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen vennootschappen en aandeelhouders over onrechtmatige betalingen en vorderingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, zijn eiseressen [eiseres sub 1], [eiseres sub 2] B.V. en [eiseres sub 3] B.V. betrokken in een geschil met gedaagden [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] B.V. Het geschil is ontstaan na de ontdekking door [eiseres sub 1] dat [gedaagde sub 1] betalingen heeft verricht vanaf de bankrekeningen van [eiseres sub 1] c.s. aan zichzelf en derden zonder toestemming. Dit leidde tot een reeks van vorderingen over onrechtmatige onttrekkingen, terugbetalingen en de verkoop van een appartement. De rechtbank heeft op 11 oktober 2023 vonnis gewezen, waarbij de meeste vorderingen van [eiseres sub 1] c.s. zijn afgewezen, met uitzondering van de vordering tot terugbetaling van € 20.000,- door [gedaagde sub 2] en € 161.000,- door [gedaagde sub 1]. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van verjaring van de vorderingen en dat [gedaagde sub 1] onrechtmatig heeft gehandeld door facturen met zijn privébankrekeningnummer te versturen. Daarnaast werd [eiseres sub 1] veroordeeld om [gedaagde sub 1] toegang te geven tot de administratie van de vennootschappen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/546846 / HA ZA 22-541
Vonnis van 11 oktober 2023
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] , China,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. J.R. Gal te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats 2] , Thailand,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. J. van Meeteren te Amersfoort.
Eiseressen in conventie, verweersters in reconventie worden hierna samen [eiseres sub 1] c.s. genoemd. Zij worden afzonderlijk aangeduid als [eiseres sub 1] , [eiseres sub 2] en [eiseres sub 3] Gedaagden in conventie en eisers in reconventie worden samen [gedaagde sub 1] c.s. genoemd en afzonderlijk [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 september 2022 met producties,
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties,
  • de conclusie van antwoord in reconventie en vermeerdering van eis in conventie met producties,
  • een akte vermeerdering eis in reconventie met aanvullende producties van [gedaagde sub 1] c.s.,
  • een akte vermeerdering eis in conventie van [eiseres sub 1] c.s.,
  • een akte met aanvullende producties van [gedaagde sub 1] c.s.,
  • een akte met aanvullende producties van [eiseres sub 1] c.s.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 1 augustus 2023 plaatsgevonden. De advocaten van partijen hebben spreekaantekeningen voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat verder is besproken. Na de inhoudelijke behandeling op zitting is besloten dat partijen in mediation zouden gaan om te proberen een oplossing voor het geschil te bereiken. Dat is niet gelukt. Daarom is vonnis bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

Kern van het geschil
2.1.
[eiseres sub 1] en [gedaagde sub 1] hebben jarenlang met elkaar samengewerkt binnen verschillende vennootschappen die zij in binnen- en buitenland samen hebben opgericht. Nadat [eiseres sub 1] ontdekte dat [gedaagde sub 1] betalingen zou hebben gedaan vanaf de Nederlandse bankrekeningen van [eiseres sub 1] c.s. aan hemzelf en derden zonder haar toestemming, is er een omvangrijk geschil tussen partijen ontstaan. Partijen hebben over en weer verschillende (geld)vorderingen ingesteld.
Uitleg van het geschil
2.2.
[eiseres sub 1] en [gedaagde sub 1] hebben in 2003 de Chinese vennootschap [onderneming 1] opgericht. Daarna zijn zij via hun beheervennootschappen [eiseres sub 2] en [gedaagde sub 2] indirect bestuurders en aandeelhouders van [eiseres sub 3] geworden. Zij hielden zich bezig met de doorverkoop van producten van Nederlandse leveranciers in China. [eiseres sub 3] bracht daarvoor adviesvergoedingen in rekening bij de Nederlandse leveranciers. [gedaagde sub 1] c.s. heeft in 2016 de Thaise vennootschap [onderneming 2] opgericht. [eiseres sub 1] heeft ontdekt dat [gedaagde sub 1] sinds het derde kwartaal van 2018 de adviesvergoedingen niet langer vanuit [eiseres sub 3] factureerde, maar vanuit [onderneming 2] . Het gaat om een totaalbedrag van
€ 2.095.615,49. [eiseres sub 1] c.s. vordert dat [gedaagde sub 1] c.s. dat bedrag met wettelijke rente aan [eiseres sub 3] vergoedt. Subsidiair vordert [eiseres sub 2] betaling van de helft van dat bedrag van [gedaagde sub 1] c.s. [gedaagde sub 1] c.s. betwist dat dit bedrag aan [eiseres sub 3] toekomt. Hij stelt dat partijen in 2018 met de leveranciers hebben afgesproken dat een deel van de adviesvergoedingen niet langer aan [eiseres sub 3] zou worden overgemaakt maar aan [onderneming 2] .
2.3.
[eiseres sub 1] stelt dat zij niet kon internetbankieren waardoor zij [gedaagde sub 1] had gemachtigd voor haar bankrekening, die van [eiseres sub 2] en van [eiseres sub 3] Zij heeft ontdekt dat [gedaagde sub 1] vanaf 2014 vanaf die bankrekeningen verschillende bedragen heeft overgemaakt aan hemzelf en aan derden. Volgens [eiseres sub 1] c.s. heeft [gedaagde sub 1] c.s. deze bedragen onrechtmatig onttrokken waardoor zij schade heeft geleden. Ook heeft [gedaagde sub 1] c.s. onverschuldigde betalingen gedaan vanaf de bankrekeningen van [eiseres sub 1] c.s. aan derden. [eiseres sub 1] c.s. vordert dat [gedaagde sub 1] c.s. wordt veroordeeld tot terugbetaling daarvan. [gedaagde sub 1] c.s. betwist dat hij onrechtmatig heeft gehandeld of onverschuldigd heeft betaald. Volgens [gedaagde sub 1] c.s. had [eiseres sub 1] wel inzage en het beheer over haar bankrekeningen. Een groot deel van de vorderingen is verjaard. Voor het overige liggen er afspraken ten grondslag aan de verrichte betalingen.
2.4.
Ook stelt [eiseres sub 1] c.s. dat [gedaagde sub 1] zijn privébankrekeningnummer heeft vermeld op facturen van [eiseres sub 3] waardoor deze factuurbedragen niet aan [eiseres sub 3] zijn betaald maar aan [gedaagde sub 1] . [eiseres sub 1] c.s. wil dat [gedaagde sub 1] wordt veroordeeld om in totaal
€ 161.000,-, te vermeerderen met wettelijke rente, terug te betalen aan [eiseres sub 3]
2.5.
Naast de geldvorderingen heeft [eiseres sub 1] c.s. nog een aantal andere vorderingen ingesteld. Zo zijn [eiseres sub 2] en [gedaagde sub 2] op 30 oktober 2020 eigenaar geworden van een appartement in [plaats] (hierna: het appartement). [eiseres sub 2] vordert dat [gedaagde sub 1] c.s. wordt veroordeeld om medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van het appartement en haar en [eiseres sub 1] te machtigen om, als dat nodig is, alle rechtshandelingen te verrichten voor de verkoop en levering van het appartement namens [gedaagde sub 1] c.s.
2.6.
[eiseres sub 1] wil de relatie met [gedaagde sub 1] volledig afwikkelen. [gedaagde sub 1] c.s. heeft de belangen van [eiseres sub 1] c.s. geschaad. Daarom meent [eiseres sub 2] dat van haar in redelijkheid niet langer kan worden verwacht dat zij mede-aandeelhouder van [eiseres sub 3] blijft. [eiseres sub 2] wil dat [gedaagde sub 2] wordt veroordeeld om haar aandelen in [eiseres sub 3] over te nemen. Er zal een deskundige moeten worden benoemd om de prijs van de aandelen vast te stellen. Ook wil [eiseres sub 2] dat daarover een billijke verhoging wordt toegepast. [gedaagde sub 1] c.s. voert verweer tegen de vordering tot uittreding. Hij meent dat hij niet onrechtmatig heeft gehandeld. Hij betwist dat van [eiseres sub 2] niet langer kan worden gevergd aandeelhouder te blijven. In het geval dat deze vordering wordt toegewezen, vordert [gedaagde sub 1] in voorwaardelijke reconventie dat [eiseres sub 1] de aandelen in [onderneming 1] en [onderneming 3] verplicht overneemt.
2.7.
Tot slot vordert [eiseres sub 1] c.s. dat [gedaagde sub 1] c.s. wordt veroordeeld in de proceskosten, beslagkosten en wettelijke rente daarover.
2.8.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft meerdere vorderingen in reconventie ingesteld tegen [eiseres sub 1] c.s. Volgens [gedaagde sub 1] c.s. heeft [eiseres sub 2] niet de helft van de kosten voor het appartement betaald. [gedaagde sub 2] vordert in reconventie dat [eiseres sub 2] wordt veroordeeld tot betaling van diverse bedragen; voor de koopprijs van het appartement, voor de verbouwing daarvan, servicekosten van de VvE en voor overige kosten die [gedaagde sub 2] voor het appartement heeft gemaakt. [eiseres sub 2] stelt dat zij wel de helft van de koopsom voor het appartement heeft betaald. Ook zou zij met [gedaagde sub 2] hebben afgesproken dat de verbouwing maximaal
€ 225.000,- zou gaan kosten. Zij stelt in ieder geval de helft daarvan aan [gedaagde sub 2] te hebben betaald.
2.9.
[gedaagde sub 1] vordert daarnaast betaling van € 40.100,- van [eiseres sub 2] . [gedaagde sub 1] stelt dat hij voor dit bedrag kosten heeft gemaakt voor de oprichting van [eiseres sub 2] . [eiseres sub 2] betwist dit.
2.10.
Ook vordert [gedaagde sub 1] in reconventie dat [eiseres sub 1] , als bestuurder van [onderneming 1] , moet worden veroordeeld tot betaling van achterstallig salaris met wettelijke rente aan hem. Ook wil hij dat [eiseres sub 1] hem toegang verleent tot de administratie van [onderneming 1] en [onderneming 3] , op straffe van een dwangsom. Als [eiseres sub 1] hem die toegang niet geeft, dan beroept [gedaagde sub 1] zich op artikel 843a Rv. [eiseres sub 1] betwist dat zij hiertoe kan worden veroordeeld. [gedaagde sub 1] had deze vorderingen tegenover [onderneming 1] moeten instellen. Ook betwist [eiseres sub 1] dat [gedaagde sub 1] geen toegang heeft tot de administratie van de Chinese vennootschappen.
2.11.
Tot slot meent [gedaagde sub 1] dat [eiseres sub 1] ten onrechte beslag heeft gelegd op zijn bankrekening en het onverdeelde aandeel van [gedaagde sub 2] in het appartement. [gedaagde sub 1] c.s. vordert dat de beslagen worden opgeheven. Volgens [eiseres sub 1] bestaat daarvoor geen spoedeisend belang.
3. De beoordeling van de vorderingen
3.1.
De conventionele en reconventionele vorderingen zullen, op een paar na, worden afgewezen. De rechtbank zal hierna per onderdeel uitleggen hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
in conventie
Verjaring
3.2.
[gedaagde sub 1] c.s. doet bij de geldvorderingen die [eiseres sub 1] c.s. tegenover hem heeft ingesteld een beroep op verjaring. Dit beroep wordt afgewezen. Er is geen sprake van verjaring.
3.3.
[eiseres sub 1] c.s. heeft geldvorderingen tegenover [gedaagde sub 1] c.s. ingesteld, omdat zij meent dat er sprake is van een onrechtmatige daad. [gedaagde sub 1] c.s. zou zonder overleg en toestemming geld hebben onttrokken van de bankrekeningen van [eiseres sub 1] c.s. Voor deze vorderingen geldt een verjaringstermijn die staat in artikel 3:310 BW. [gedaagde sub 1] c.s. beroept zich op de verjaringstermijn van vijf jaar (artikel 3:310 lid 1 BW). Die verjaringstermijn start op het moment dat de benadeelde partij bekend is geworden met zowel de schade als de partij die daarvoor aansprakelijk is.
3.4.
De verjaringstermijn is in dit geval niet verstreken. Het is niet komen vast te staan dat [eiseres sub 1] c.s. eerder dan begin 2022 bekend had kunnen zijn met de verrichte betalingen waarvan zij terugbetaling vordert. [gedaagde sub 1] c.s. heeft [eiseres sub 1] c.s. voorgehouden dat zij niet kon internetbankieren. Daarom had [gedaagde sub 1] inzage in en een machtiging voor de bankrekeningen van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] . Volgens [gedaagde sub 1] kon hij alleen betalingen doen vanaf de bankrekening van [eiseres sub 2] en niet vanaf de bankrekening van [eiseres sub 1] . [eiseres sub 1] heeft dit betwist. De rechtbank neemt aan dat [gedaagde sub 1] betalingen verrichte vanaf beide bankrekeningen. Het is niet gebleken waarom [eiseres sub 1] wel zou kunnen internetbankieren vanaf haar eigen bankrekening en niet vanaf de bankrekening van [eiseres sub 2] . De omschrijvingen bij de overboekingen zijn bovendien in de Nederlandse taal. Daaruit blijkt ook dat [gedaagde sub 1] de betalingen heeft gedaan. [eiseres sub 1] spreekt geen Nederlands. Volgens [gedaagde sub 1] deed hij deze betalingen met [eiseres sub 1] samen, maar daarvan is niets gebleken. [eiseres sub 1] c.s. heeft gesteld dat zij pas begin 2022 toegang kreeg tot en inzage kreeg in haar bankrekeningen. [gedaagde sub 1] c.s. heeft onvoldoende gemotiveerd gesteld dat [eiseres sub 1] c.s. wel vanaf 2014 volledige inzage had in de bankrekeningen.
3.5.
Van [eiseres sub 1] c.s. hoefde ook niet te worden verwacht dat zij zou vragen om inzage in haar bankrekeningen en die van [eiseres sub 3] of om uitleg bij de betalingen. Partijen hebben jarenlang met elkaar samengewerkt. [gedaagde sub 1] en [eiseres sub 1] zijn het niet eens over de vraag of zij een affectieve relatie met elkaar hebben gehad. Maar ook als zij alleen een zakelijke relatie hebben gehad, is het aannemelijk dat er een vertrouwensband heeft bestaan. Verder staat tussen partijen vast dat [gedaagde sub 1] c.s. alle zaken in Nederland regelde, zowel voor [eiseres sub 1] , [eiseres sub 2] als [eiseres sub 3] [eiseres sub 1] was daar niet bij betrokken. Partijen hebben afgesproken dat [eiseres sub 1] zich zou bezighouden met de zaken in China. Alle jaarstukken en administratie van [eiseres sub 2] en [eiseres sub 3] zijn in de Nederlandse taal opgesteld. [eiseres sub 1] c.s. had de vermeende onttrekkingen vanaf de bankrekeningen niet eerder hoeven te ontdekken.
Betalingen vanaf de bankrekening van [eiseres sub 1] privé
3.6.
Vanaf 2014 tot en met 2020 zijn er meerdere overboekingen gedaan vanaf de privébankrekening van [eiseres sub 1] naar [gedaagde sub 1] . Dit is een totaalbedrag van € 52.481,17. De vordering van [eiseres sub 1] tot terugbetaling daarvan zal worden afgewezen. Het is niet komen vast te staan dat [gedaagde sub 1] deze betalingen onrechtmatig aan zichzelf heeft gedaan vanaf de bankrekening van [eiseres sub 1] . Partijen hebben zeer regelmatig bedragen naar elkaar overgemaakt op basis van mondelinge afspraken. Bij die overboekingen ontbreken duidelijke omschrijvingen van de reden van de betaling. Van [gedaagde sub 1] kan niet worden verwacht dat hij jaren na de betalingen kan onderbouwen waarvoor deze betalingen bedoeld zijn geweest. Het zijn verschillende betalingen geweest van kleinere bedragen die over de jaren heen grotendeels zonder omschrijving zijn overgeboekt. Dat betekent dat van deze betalingen zonder nadere onderbouwing van [eiseres sub 1] niet kan worden gezegd dat [gedaagde sub 1] deze bedragen onrechtmatig aan haar heeft onttrokken.
3.7.
Naast de betalingen die vanaf de bankrekening van [eiseres sub 1] aan [gedaagde sub 1] zijn gedaan, is er op 3 februari 2017 een betaling van € 20.000,- aan [gedaagde sub 2] gedaan met de omschrijving ‘ [.] [naam woning] ’. In dit geval mocht van [gedaagde sub 2] wel worden verwacht dat zij zou kunnen uitleggen waarvoor [eiseres sub 1] deze betaling aan [gedaagde sub 2] heeft gedaan. Dat heeft te maken met de omvang van het bedrag, de omschrijving bij de overboeking en het feit dat het een betaling is aan [gedaagde sub 2] , niet aan [gedaagde sub 1] zelf. In de processtukken heeft zij geen verklaring voor deze overboeking gegeven. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde sub 1] verklaard dat [gedaagde sub 2] heeft betaald voor kunst die [eiseres sub 1] in Thailand heeft gekocht. Van [gedaagde sub 2] mocht worden verwacht dat zij deze stelling nader zou onderbouwen. Dat heeft zij niet gedaan. Het is niet duidelijk waarom [eiseres sub 1] niet zelf zou hebben betaald voor de kunst die zij zou hebben gekocht. Ook is niet duidelijk hoe zij kon zorgen voor betaling door [gedaagde sub 2] van die kunst. Daarom zal [gedaagde sub 2] worden veroordeeld om € 20.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2017, aan [eiseres sub 1] te betalen.
Betaling voor de aankoop van de villa in Thailand
3.8.
Vanaf de bankrekening van [eiseres sub 2] is € 140.000,- overgemaakt aan [gedaagde sub 2] . Dit bedrag is bedoeld voor de aankoop van een villa in Thailand (hierna: de villa). De villa is eigendom van [onderneming 4] . [onderneming 2] is aandeelhouder van [onderneming 4] . [eiseres sub 2] vordert terugbetaling van het bedrag van € 140.000,-, omdat zij geen aandeelhouder is van [onderneming 2] . Ook deze vordering zal worden afgewezen. [eiseres sub 1] c.s. wist dat [onderneming 2] de villa zou aankopen en verbouwen. [eiseres sub 1] heeft ook regelmatig vakanties gevierd in de villa. In augustus 2017 hebben partijen besproken dat [eiseres sub 1] aandeelhouder zou worden van [onderneming 2] zodra zij zou voldoen aan de eisen die de Thaise wetgeving daaraan stelt. Het bedrag is dus niet onrechtmatig en zonder wetenschap van [eiseres sub 1] aan [eiseres sub 2] onttrokken.
3.9.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [gedaagde sub 1] samen met zijn zoon en een Thaise advocaat aandeelhouder is van [onderneming 2] . [gedaagde sub 1] heeft verklaard dat zijn zoon zijn aandelen in [onderneming 2] aan [eiseres sub 2] / [eiseres sub 1] zal overdragen, zodra zij aan de eisen voor het aandeelhouderschap voldoet. Dat is (nog) niet het geval. Daarvoor is nodig dat [eiseres sub 1] beschikt over een werkvergunning in Thailand. [eiseres sub 1] kan deze werkvergunning krijgen als zij minstens drie maanden per jaar in Thailand verblijft. [eiseres sub 1] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat het voor haar niet mogelijk is om drie maanden per jaar in Thailand te zijn vanwege de zorg voor haar moeder die in China woont. Dat [eiseres sub 1] niet aan de eisen voldoet die kennelijk gelden om aandeelhouder van [onderneming 2] te worden, kan [gedaagde sub 1] c.s. niet worden aangerekend.
Betalingen voor de verbouwing het appartement
3.10.
Op 5 en 13 januari 2022 zijn twee betalingen gedaan door [eiseres sub 2] aan [gedaagde sub 2] voor in totaal € 80.001,-. [eiseres sub 2] vordert terugbetaling daarvan door [gedaagde sub 1] c.s., omdat [gedaagde sub 2] hier geen recht op heeft. Ook deze vordering zal worden afgewezen, omdat voor deze betalingen wel een grondslag bestaat. Deze bedragen waren bestemd voor de verbouwing van het appartement. Dat blijkt uit de omschrijving bij de betaling: ‘invest [adres] ’. [adres] is het adres van het appartement.
3.11.
[gedaagde sub 2] heeft de verbouwingskosten voorgeschoten. [eiseres sub 1] heeft namens [eiseres sub 2] toestemming gegeven voor de verbouwing. Zij heeft ook erkend dat de betalingen van 5 en 13 januari 2022 aan [gedaagde sub 2] zijn bedoeld om bij te dragen aan de verbouwingskosten. Dat staat in haar e-mail van 24 maart 2022 aan [gedaagde sub 1] . In deze e-mail heeft [eiseres sub 1] een overzicht gemaakt met de bedragen die zij voor de verbouwing heeft betaald. Daarin staan de twee betalingen van 5 en 13 januari 2022 genoemd.
Salarisbetalingen aan [A]
3.12.
[eiseres sub 3] heeft betalingen gedaan aan [A] , de zoon van [gedaagde sub 1] . Dit zijn salarisbetalingen. [eiseres sub 1] c.s. stelt echter dat [A] nooit in dienst is geweest van [eiseres sub 3] , zodat er geen grondslag is voor deze betalingen. Volgens [gedaagde sub 1] is zijn zoon wel in dienst geweest van [eiseres sub 3] Hij heeft onder andere zijn arbeidsovereenkomst en loonstroken overgelegd.
3.13.
Of [A] wel of geen werknemer is geweest van [eiseres sub 3] , is in dit geval niet relevant. De vordering zal worden afgewezen. [eiseres sub 3] vordert namelijk terugbetaling van de salarisbetalingen van [gedaagde sub 1] c.s. [gedaagde sub 1] c.s. kan alleen worden veroordeeld tot terugbetaling aan [eiseres sub 3] als zij als (indirect) bestuurder van [eiseres sub 3] aansprakelijk kan worden gesteld voor de onverschuldigde betaling van het salaris aan [A] . [eiseres sub 1] c.s. heeft onvoldoende onderbouwd gesteld dat wordt voldaan aan de vereisten die gelden voor bestuurdersaansprakelijkheid. Daarvoor geldt een hoge drempel. Er moet [gedaagde sub 1] c.s. een ernstig verwijt kunnen worden gemaakt. Dat heeft [eiseres sub 1] c.s. niet gesteld. Daar komt bij dat niet in geschil is dat [A] in ieder geval enige tijd heeft gewerkt voor partijen.
Adviesvergoedingen
3.14.
[eiseres sub 3] vordert dat [gedaagde sub 1] c.s. in totaal € 2.095.615,49 aan haar betaalt. Dit is het totale bedrag dat de Nederlandse leveranciers, [onderneming 5] en [onderneming 6] , aan adviesvergoedingen hebben betaald aan [onderneming 2] . Volgens [eiseres sub 1] c.s. komt dat bedrag toe aan [eiseres sub 3] [eiseres sub 1] c.s. wil dat dit bedrag direct na betaling door [gedaagde sub 1] c.s. wordt uitgekeerd aan de aandeelhouders van [eiseres sub 3] Subsidiair vordert [eiseres sub 2] dat [gedaagde sub 1] c.s. wordt veroordeeld tot betaling van de helft van het bovenstaande bedrag,
€ 1.047.807,74 aan haar. [gedaagde sub 1] betwist dat hij de leveranciers zonder overleg met [eiseres sub 1] c.s. heeft gevraagd om de adviesvergoedingen aan [onderneming 2] te betalen. Hij stelt dat partijen dit zo met elkaar hebben afgesproken.
3.15.
Ook al deze vorderingen zullen worden afgewezen. De vorderingen zijn wederom gebaseerd op bestuurdersaansprakelijkheid van [gedaagde sub 1] c.s. als (indirect) bestuurder van [eiseres sub 3] en [onderneming 2] . [eiseres sub 1] c.s. heeft onvoldoende gemotiveerd onderbouwd dat [gedaagde sub 1] c.s. een ernstig verwijt valt te maken waardoor hij als bestuurder van [onderneming 2] aansprakelijk is voor de gestelde schade die [eiseres sub 3] door zijn toedoen heeft geleden.
3.16.
Bovendien had [eiseres sub 1] c.s., als (indirect) bestuurder van [eiseres sub 3] , ook de verantwoordelijkheid om te controleren of de adviesvergoedingen op de juiste wijze bij [eiseres sub 3] terecht kwamen. Ondanks dat zij de Nederlandse taal niet machtig is en partijen hebben afgesproken dat [gedaagde sub 1] c.s. de zaken in Nederland zou regelen, mocht van [eiseres sub 1] c.s. hierin meer worden verwacht. [eiseres sub 1] was namelijk al vanaf eind 2018 ermee bekend dat [onderneming 5] de adviesvergoedingen vanaf het derde kwartaal van 2018 aan [onderneming 2] betaalde. Dit heeft zij daarna, medio 2020 en medio juli 2021, ook met [onderneming 5] besproken. [eiseres sub 1] c.s. heeft verklaard dat zij niet wist hoeveel geld er precies naar [onderneming 2] ging. Zij dacht dat het om een deel van de adviesvergoedingen ging. Zij stelt dat ze later, begin 2020 ontdekte dat alle adviesvergoedingen aan [onderneming 2] werden betaald. Ondanks dat [eiseres sub 1] c.s. wist dat [onderneming 5] gedurende al die jaren adviesvergoedingen aan [onderneming 2] betaalde, is niet gebleken dat zij daartegen actie ondernam richting [gedaagde sub 1] c.s. Als [eiseres sub 1] c.s. van mening was dat de adviesvergoedingen niet conform afspraak bij de juiste vennootschap terechtkwamen, omdat zij wilde dat de vergoedingen (grotendeels) naar [eiseres sub 3] zouden gaan, had het op haar weg gelegen om dit met [gedaagde sub 1] c.s. te bespreken. Uit de stukken blijkt niet dat zij dit heeft gedaan.
Rekeningnummer [gedaagde sub 1] op facturen [eiseres sub 3]
3.17.
In 2020 en 2021 heeft [gedaagde sub 1] vier facturen op het briefpapier van [eiseres sub 3] aan [onderneming 1] verstuurd voor in totaal € 161.000,-. Op deze facturen is het rekeningnummer van [eiseres sub 3] vervangen door het rekeningnummer van de privébankrekening van [gedaagde sub 1] . [onderneming 1] heeft deze facturen daarom niet aan [eiseres sub 3] betaald maar aan [gedaagde sub 1] . [eiseres sub 3] vordert dat [gedaagde sub 1] wordt veroordeeld om het totale bedrag van € 161.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de betalingen, aan haar te vergoeden.
3.18.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Van Meeteren namens [gedaagde sub 1] bezwaar gemaakt tegen de inhoudelijke behandeling van deze vordering. De vordering is namelijk niet opgenomen in het petitum van de laatste akte vermeerdering van eis die namens [eiseres sub 1] c.s. op 27 juli 2023 is ingediend. Maar deze vordering staat wel in het petitum van de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte vermeerdering van eis van 31 januari 2023 van [eiseres sub 1] c.s. Het bezwaar van [gedaagde sub 1] tegen deze vordering wordt afgewezen waardoor de vordering inhoudelijk wordt beoordeeld. [gedaagde sub 1] had moeten begrijpen dat er sprake was van een fout aan de kant van [eiseres sub 1] c.s. door deze vordering niet meer in de laatste akte vermeerdering van eis op te nemen. Het is niet gebleken dat [eiseres sub 1] c.s. afstand heeft gedaan van deze vordering. [gedaagde sub 1] heeft tijdens de mondelinge behandeling ook verweer kunnen voeren tegen deze vordering. Van die mogelijkheid heeft [gedaagde sub 1] gebruik gemaakt.
3.19.
Deze vordering van [eiseres sub 3] op [gedaagde sub 1] zal worden toegewezen. [gedaagde sub 1] heeft onrechtmatig tegenover [eiseres sub 3] gehandeld door facturen aan [onderneming 1] te sturen met zijn bankrekeningnummer daarop. [gedaagde sub 1] heeft [eiseres sub 3] en [onderneming 1] niet gewezen op deze wijziging. Het is niet gebleken dat partijen hierover een afspraak hebben gemaakt. Volgens [gedaagde sub 1] is dat wel het geval. Hij verwijst daarvoor naar WeChatberichten tussen hemzelf en de dochter van [eiseres sub 1] . De dochter van [eiseres sub 1] schrijft dat zij € 42.000,- aan [gedaagde sub 1] heeft overgemaakt. Deze berichten zijn als productie bij de conclusie van antwoord overgelegd. In de conclusie van antwoord zelf heeft [gedaagde sub 1] c.s. echter gesteld dat deze berichten moeten aantonen dat hij sinds 2019 geen salaris meer heeft ontvangen van [onderneming 1] . Deze berichten kunnen daarom geen ondersteuning vormen voor de stelling dat partijen afspraken hebben gemaakt over deze handelwijze van [gedaagde sub 1] . Bovendien blijkt uit deze berichten ook niet dat de dochter van [eiseres sub 1] namens [onderneming 1] betalingen heeft verricht die zijn gebaseerd op de facturen van [eiseres sub 3]
3.20.
[gedaagde sub 1] is ook wettelijke rente verschuldigd. [gedaagde sub 1] heeft het totale bedrag van
€ 161.000,- in vier deelbetalingen van [onderneming 1] ontvangen. De wettelijke rente is steeds verschuldigd vanaf de datum waarop [onderneming 1] een betaling heeft gedaan tot de dag dat [gedaagde sub 1] de vordering heeft voldaan.
Verkoop appartement
3.21.
Alle vorderingen van [eiseres sub 2] ten aanzien van de verkoop van het appartement zullen worden afgewezen. De rechtbank begrijpt dat [eiseres sub 2] een beroep doet op artikel 3:174 BW. Het appartement valt in een eenvoudige gemeenschap tussen [eiseres sub 2] en [gedaagde sub 2] . [eiseres sub 2] wil dat [gedaagde sub 2] wordt gedwongen medewerking te verlenen aan de verkoop van het appartement. Als [gedaagde sub 2] dat niet doet, wil zij worden gemachtigd om mede namens [gedaagde sub 2] het appartement te verkopen zonder dat daarvoor bemoeienis van [gedaagde sub 2] nodig is. Het is op dit moment te vroeg om [gedaagde sub 2] te veroordelen om medewerking te verlenen aan de verkoop en de levering van het appartement en om [eiseres sub 2] te machtigen om namens [gedaagde sub 2] rechtshandelingen daarvoor te verrichten als dat nodig zou zijn.
3.22.
Uit de stukken blijkt niet dat [eiseres sub 2] en [gedaagde sub 2] voldoende overleg met elkaar hebben gehad over de verkoop of verdeling van het appartement. [eiseres sub 2] heeft weliswaar een voorstel gedaan over de verdeling van alle gemeenschappelijke eigendommen, waaronder het appartement. [gedaagde sub 2] heeft dit voorstel van de hand gewezen. Zij heeft geen tegenvoorstel gedaan, vooral omdat zij niet beschikte over alle relevante (financiële) informatie van [onderneming 1] en [onderneming 3] . De advocaten van partijen hebben ieder één brief naar elkaar geschreven. Maar ook daarin is niet geschreven over de verdeling van het appartement en de voorwaarden voor de verkoop daarvan. [gedaagde sub 2] heeft niet expliciet geweigerd om het appartement te verkopen of te verdelen.
3.23.
Partijen zullen eerst samen moeten proberen om overeenstemming te bereiken over de voorwaarden waaronder het appartement te koop kan worden gezet. Zolang zij daar nog geen verdere gesprekken over hebben gevoerd, gaat het te ver om één van de eigenaren te veroordelen tot het verlenen van medewerking aan de verkoop en de andere eigenaar te machtigen om namens beide eigenaren de rechtshandelingen te verrichten die nodig zijn.
3.24.
Tot slot heeft [eiseres sub 2] niet gesteld dat er sprake is van een gewichtige reden om het appartement op dit moment, in het kader van deze procedure, te verkopen. Dat is wel vereist.
Uittreding [eiseres sub 2] uit [eiseres sub 3] /verkoop aandelen [eiseres sub 2] in [eiseres sub 3]
3.25.
[gedaagde sub 2] zal ook niet worden veroordeeld om de aandelen van [eiseres sub 2] in [eiseres sub 3] over te nemen. Volgens [eiseres sub 2] kan van haar, vanwege het handelen van [gedaagde sub 1] c.s., niet langer worden gevergd om samen met [gedaagde sub 2] aandeelhouder van [eiseres sub 3] te blijven. Dat is in deze procedure onvoldoende gebleken.
3.26.
Uit het voorgaande blijkt dat de meeste vorderingen van [eiseres sub 1] c.s. zullen worden afgewezen. Het is dus niet zo dat [gedaagde sub 1] c.s. onrechtmatig gelden heeft onttrokken van de bankrekeningen van [eiseres sub 1] c.s. Daarom kan niet worden gezegd dat om die reden van [eiseres sub 1] c.s. niet langer kan worden gevergd aandeelhouder van [eiseres sub 3] te blijven. Ook is niet gebleken dat zij in haar belangen wordt geschaad als zij langer aandeelhouder van [eiseres sub 3] zou blijven.
3.27.
Gelet op de hoeveelheid vorderingen die partijen over en weer tegenover elkaar hebben ingesteld, is het wel raadzaam om de eigendommen en ondernemingen te verdelen, zodat partijen niet langer (zakelijk) aan elkaar verbonden blijven. Ook [gedaagde sub 1] c.s. lijkt graag tot verdeling te willen overgaan van de vennootschappen [eiseres sub 3] , [onderneming 3] en [onderneming 1] . Maar dat is onvoldoende om [gedaagde sub 2] op dit moment te dwingen de aandelen in [eiseres sub 3] over te nemen. Dat partijen nog geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over de verdeling, is niet alleen aan [gedaagde sub 1] c.s. te wijten. Partijen zullen samen, eventueel met hulp van derden, in gesprek moeten gaan om een oplossing te vinden voor hun geschillen en om de gezamenlijke eigendommen te verdelen.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.28.
Het vonnis zal, met betrekking tot de toegewezen vorderingen in conventie, niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. [gedaagde sub 1] c.s. heeft verweer gevoerd tegen deze vordering van [eiseres sub 1] c.s. Hij stelt dat er sprake is van een hoog restitutierisico vanwege de vrees dat [eiseres sub 1] c.s. de ontvangen bedragen wegsluist naar China. De rechtbank begrijpt dit risico. Partijen zullen nog veel gezamenlijke eigendommen moeten verdelen. In het geval dat in een eventuele procedure in hoger beroep anders wordt beslist op de vorderingen van partijen, dan mag het restitutierisico de verdeling van de eigendommen tussen partijen niet nog gecompliceerder maken.
in reconventie
Koopsom appartement
3.29.
In reconventie vordert [gedaagde sub 2] dat [eiseres sub 1] c.s. nog € 178.657,11 aan haar betaalt voor de koopsom van het appartement. Ook deze vordering zal worden afgewezen. [eiseres sub 1] kan in ieder geval niet worden veroordeeld tot betaling van een bedrag voor de koopsom van het appartement. Zij is geen eigenaar daarvan. Dat is [eiseres sub 2] . [gedaagde sub 2] heeft niet gesteld dat [eiseres sub 1] , als bestuurder van [eiseres sub 2] , op grond van bestuurdersaansprakelijkheid hiertoe moet worden veroordeeld. Voor [eiseres sub 2] geldt wel dat zij de helft van de koopsom voor het appartement moest betalen. Maar zij heeft dit ook betaald.
3.30.
De koopsom bedraagt € 699.000,- exclusief kosten koper. Tussen partijen staat vast dat [gedaagde sub 2] € 357.314,21 aan de notaris heeft voldaan voor de aanschaf van het appartement. Vanaf de bankrekening van [eiseres sub 3] zijn twee betalingen, voor in totaal € 322.364,21 gedaan aan de notaris. [gedaagde sub 1] c.s. stelt dat de helft van het bedrag, dat [eiseres sub 3] heeft voldaan, aan [gedaagde sub 2] toekomt. Daardoor zou [eiseres sub 2] slechts voor € 161.182,11 (de helft van € 322.364,21) hebben bijgedragen aan de aanschaf van het appartement en [gedaagde sub 2] voor € 518.496,32.
3.31.
Deze redenering is onjuist. Ten eerste is vanaf de bankrekening van [eiseres sub 2]
€ 34.950,- aan de notaris betaald voor de waarborgsom. Daarnaast geldt dat de betalingen van [eiseres sub 3] voor het appartement volledig namens [eiseres sub 2] zijn gedaan. In de omschrijving bij de betalingen staat ‘namens [eiseres sub 2] ’. Er staat niet ‘ook’ of ‘mede’ namens [eiseres sub 2] . [eiseres sub 2] heeft dus net als [gedaagde sub 2] € 357.314,21 betaald voor de aanschaf van het appartement (€ 250.000,- + € 72.364,21 + € 34.950,-).
3.32.
Het zou kunnen zijn dat [gedaagde sub 2] en [eiseres sub 2] dit nog met elkaar via [eiseres sub 3] moeten verrekenen, maar [gedaagde sub 2] heeft daarvoor geen vordering tegenover [eiseres sub 3] ingesteld. Ook is er geen vordering door [eiseres sub 3] ingesteld tegenover [eiseres sub 2] . De vordering die [gedaagde sub 2] op [eiseres sub 2] heeft ingesteld, ziet op betaling van de helft van de koopsom van het appartement en niet op verrekening van de interne verhoudingen binnen [eiseres sub 3]
Verbouwingskosten appartement
3.33.
[gedaagde sub 2] vordert ook betaling van de helft van alle kosten die zij heeft moeten maken voor de verbouwing en inrichting van het appartement van [eiseres sub 1] c.s. Ook voor deze vordering geldt dat alleen [eiseres sub 2] kan worden aangesproken hiervoor. [eiseres sub 2] voert aan dat zij met [gedaagde sub 2] een budget van € 225.000,- heeft afgesproken voor de verbouwing van het appartement en dat zij de helft daarvan heeft voldaan. Volgens [gedaagde sub 1] hebben partijen afgesproken dat [gedaagde sub 2] en [eiseres sub 2] ieder € 225.000,- zouden betalen.
3.34.
Deze stelling van [gedaagde sub 1] c.s. gaat niet op. [eiseres sub 1] heeft in een e-mail van 24 maart 2022 aan [gedaagde sub 1] gesproken over het verbouwingsbudget. Daarin staat het volgende:

As you and I have agr=ed before, I will pay the ½ of the renovation. We agreed=to the budget for the total amount of € 225.000,= (that amount wa= incl. furniture and internal decoration)When I pay the 1/2 € 112.500,=
I still have to pay you €= 5.061,16 (exl. vat)”|
Uit deze e-mail blijkt dat het totale verbouwingsbudget € 225.000,- is. Daarvan zou [eiseres sub 2] de helft betalen. Het is niet gebleken dat [gedaagde sub 1] op deze e-mail heeft gereageerd. Hij heeft ook niet op een andere manier laten blijken dat het totale verbouwingsbudget niet
€ 225.000,- is, maar € 450.000,- zou moeten zijn.
3.35.
[eiseres sub 2] heeft ruimschoots aan haar betalingsverplichting voldaan. Uit het overzicht met betalingen, bij de e-mail van 24 maart 2022 van [eiseres sub 1] , blijkt dat [eiseres sub 2] in totaal € 130.001,- voor de verbouwing van en investering in het appartement heeft betaald. Dit is niet door [gedaagde sub 1] c.s. betwist. Nu [eiseres sub 2] slechts € 112.500,- voor de verbouwing hoefde te betalen, kan zij niet worden veroordeeld tot betaling van de helft van de kosten die [gedaagde sub 2] heeft gemaakt boven het afgesproken verbouwingsbudget.
Servicekosten voor het appartement
3.36.
Naast de verbouwingskosten heeft [gedaagde sub 2] ook de servicekosten voor het appartement betaald. De servicekosten zijn € 400,- per maand die [eiseres sub 2] en [gedaagde sub 2] , als appartementseigenaren, samen verschuldigd zijn aan de VvE. [gedaagde sub 2] heeft in totaal
€ 11.195,27 betaald. Zij vordert de helft daarvan van [eiseres sub 1] c.s.
3.37.
Wederom kan [eiseres sub 1] niet worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag. [eiseres sub 2] kan worden aangesproken door [gedaagde sub 2] voor de helft van de servicekosten. Maar in dit geval zal ook deze vordering van [gedaagde sub 2] tegenover [eiseres sub 2] worden afgewezen. [eiseres sub 2] heeft [gedaagde sub 2] € 130.001,- betaald voor de verbouwing van en investering in het appartement. Daarvan kan € 112.500,- worden toegerekend aan de verbouwingskosten. Met het resterende deel wordt deze vordering van [gedaagde sub 2] voor de servicekosten gedekt.
Overige kosten voor het appartement
3.38.
[gedaagde sub 2] voert tot slot ook kosten op voor een beveiligingssysteem, een telefoonabonnement, een laadpaal voor een elektrische auto en kosten voor webhosting. Dat is in totaal een bedrag van € 21.837,78. [gedaagde sub 2] vordert de helft daarvan van [eiseres sub 2] . [eiseres sub 2] hoeft deze kosten niet aan [gedaagde sub 2] te betalen. [gedaagde sub 2] heeft niet gemotiveerd gesteld dat zij met [eiseres sub 2] heeft afgesproken dat deze kosten zouden worden gedeeld. Het zijn geen verbouwingskosten. Het is niet noodzakelijk om een beveiligingssysteem en een laadpaal bij het appartement te hebben. Als [gedaagde sub 2] had gewild dat [eiseres sub 2] zou bijdragen aan deze kosten, dan had zij daarover overleg moeten voeren met [eiseres sub 2] . Dat is niet gebeurd. Ook is niet duidelijk waarom het nodig is om een telefoonabonnement op het adres van het appartement af te sluiten als daar nog wordt verbouwd. De kosten voor webhosting hebben niets met het appartement te maken.
3.39.
[eiseres sub 2] zal wel moeten bijdragen aan de kosten voor het leveren van water door Vitens. Ook zal zij de helft van de gemeentelijke lasten voor het appartement moeten dragen. [gedaagde sub 2] heeft deze kosten, in totaal € 371,05, voorgeschoten. De helft van dit bedrag, € 185,53, komt voor rekening van [eiseres sub 2] . Maar ook hiervoor geldt dat deze kosten worden gedekt door het overschot dat resteert na aftrek van de verbouwingskosten van het bedrag van € 130.001,-. [gedaagde sub 2] heeft daardoor niets meer van [eiseres sub 2] te vorderen.
Betaling [gedaagde sub 1] voor [eiseres sub 2]
3.40.
Ook de vordering van [gedaagde sub 1] op [eiseres sub 2] tot terugbetaling van de kosten die [gedaagde sub 1] heeft gemaakt voor de oprichting van [eiseres sub 2] zal grotendeels worden afgewezen. Deze vordering bestaat uit twee betalingen. De eerste betaling is een bedrag van € 40.000,-. Dit bedrag heeft [gedaagde sub 1] op 4 oktober 2021 vanaf zijn privérekening overgeboekt naar de bankrekening van [gedaagde sub 2] . In de omschrijving staat ’40 k namens [eiseres sub 2] naar [gedaagde sub 2] . Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, valt niet te begrijpen hoe [gedaagde sub 1] hierdoor een vordering op [eiseres sub 2] kan hebben vanwege de oprichting van de vennootschap. [gedaagde sub 1] heeft ruim zeven jaar na de oprichting van [eiseres sub 2] een bedrag naar zijn eigen vennootschap overgeboekt. De omschrijving bij de overboeking is onvoldoende om daaruit af te leiden dat [gedaagde sub 1] een vordering op [eiseres sub 2] heeft vanwege kosten die hij voor [eiseres sub 2] zou hebben gemaakt.
3.41.
De tweede betaling is een bedrag van € 100,-. [gedaagde sub 1] heeft dat bedrag op 6 mei 2014 overgemaakt op de bankrekening van [eiseres sub 2] . Daarbij staat de omschrijving ‘start cost’. Deze betaling lijkt wel betrekking te hebben op de oprichting van [eiseres sub 2] . [eiseres sub 2] is ongeveer 1,5 maand eerder opgericht. [eiseres sub 2] heeft niet betwist dat zij dit bedrag aan [gedaagde sub 1] zou moeten terugbetalen. Zij zal daarom worden veroordeeld tot terugbetaling van € 100,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis.
Betaling achterstallig salaris aan [gedaagde sub 1]
3.42.
[eiseres sub 1] zal niet worden veroordeeld om als bestuurder van [onderneming 1]
€ 232.571,42 aan achterstallig salaris aan [gedaagde sub 1] te betalen. [gedaagde sub 1] heeft onvoldoende gemotiveerd gesteld dat er is voldaan aan de (strenge) vereisten die gelden voor een beroep op bestuurdersaansprakelijkheid. Ook heeft hij niet gesteld dat [eiseres sub 1] een ernstig verwijt valt te maken. Bovendien is [gedaagde sub 1] net zo goed (indirect) bestuurder van [onderneming 1] . Het is niet gebleken dat hij eerder bij [onderneming 1] of [eiseres sub 1] heeft aangedrongen op betaling van zijn salaris.
Toegang en inzage administratie [onderneming 1] en [onderneming 3]3.43. [eiseres sub 1] zal wel worden veroordeeld om [gedaagde sub 1] toegang te geven tot de volledige (financiële) administratie van [onderneming 1] en [onderneming 3] . Het gaat dan in ieder geval om de volgende stukken van [onderneming 1] en [onderneming 3] :
- contracten van de projecten van de afgelopen vijf jaar,
- de bankafschriften van de afgelopen vijf jaar met bij- en afschrijvingen,
- jaarrekeningen en jaarverslagen van de afgelopen vijf jaar,
- een lijst van alle openstaande debiteuren,
- een overzicht van salarisbetalingen aan werknemers,
- stukken over de verhoging van het aandelenkapitaal en de financiering daarvan.
3.44.
Omdat [gedaagde sub 1] bestuurder is van deze twee vennootschappen is het belang van [gedaagde sub 1] om toegang te krijgen tot de administratie gegeven. [eiseres sub 1] is eveneens bestuurder van de twee vennootschappen. Bovendien hebben partijen afgesproken dat [eiseres sub 1] zich volledig zou bezighouden met de vennootschappen in China. Zij moet er daarom voor zorgen dat [gedaagde sub 1] weer kan beschikken over deze informatie.
3.45.
Volgens [gedaagde sub 1] staat de informatie op een server in China. Hij had daar eerder wel toegang toe, maar dat is nu niet meer mogelijk voor hem. Hij stelt dat [eiseres sub 1] de toegangscodes zou moeten hebben. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres sub 1] verklaard dat zij niet weet welke server [gedaagde sub 1] bedoelt. Volgens haar is er geen server waarmee op afstand toegang tot de stukken kan worden gekregen. De administratie van [onderneming 1] en [onderneming 3] is volgens [eiseres sub 1] alleen toegankelijk voor de boekhouder.
3.46.
[eiseres sub 1] zal worden veroordeeld om [gedaagde sub 1] binnen tien dagen na betekening van dit vonnis de juiste en werkende toegangscodes voor de server te geven waar de informatie en administratie van [onderneming 1] en [onderneming 3] op staat. Als het niet mogelijk is voor [eiseres sub 1] om [gedaagde sub 1] toegang te geven tot de server, of als het gaat om een server waar die informatie niet of maar beperkt staat, dan moet zij ervoor zorgen dat de boekhouder binnen tien dagen na betekening van het vonnis de (financiële) administratie ter beschikking stelt aan [gedaagde sub 1] . Als zij dat niet doet, dan maakt [gedaagde sub 1] aanspraak op een dwangsom van € 500,- voor iedere dag of dagdeel dat [eiseres sub 1] daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 50.000,-.
Opheffing conservatoir beslag
3.47.
Ter verzekering van haar vorderingen op [gedaagde sub 1] c.s. heeft [eiseres sub 1] c.s. conservatoir beslag gelegd op de bankrekeningen van [gedaagde sub 1] c.s. bij ING en op het onverdeelde aandeel van [gedaagde sub 2] in de eigendom van het appartement. [gedaagde sub 1] c.s. vordert opheffing van deze beslagen voor de duur van het geding op grond van artikel 223 Rv.
3.48.
[eiseres sub 1] c.s. zal worden veroordeeld om voor de duur van deze procedure het derdenbeslag onder ING, dat is gelegd ten laste van [gedaagde sub 1] c.s., binnen 24 uur na betekening van dit vonnis op te heffen, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat [eiseres sub 1] c.s. hiermee in gebreke blijft, tot een maximumbedrag van € 50.000,-.
3.49.
Er is voldaan aan de vereisten van artikel 223 Rv. [gedaagde sub 1] c.s. heeft belang bij de gevraagde voorlopige voorziening tot opheffing van het derdenbeslag onder ING. Hij kan al ruime tijd niet over zijn bankrekeningen beschikken. Hij heeft gesteld dat hij leeft van het geld van zijn partner in Thailand. Dat is geen houdbare situatie. Het spoedeisende belang van [gedaagde sub 1] c.s. bij opheffing van het derdenbeslag weegt zwaarder dan het belang van [eiseres sub 1] c.s. bij handhaving daarvan.
3.50.
[eiseres sub 1] c.s. houdt voldoende zekerheid voor verhaal van de toegewezen vorderingen. Want het conservatoire beslag op het onverdeelde aandeel van [gedaagde sub 2] in het appartement zal wel worden gehandhaafd. Dankzij het conservatoire beslag kan [gedaagde sub 2] haar aandeel in het appartementsrecht niet overdragen. Dat aandeel vertegenwoordigt voldoende waarde voor [eiseres sub 1] c.s. om zich daar eventueel op te verhalen. De vorderingen van [eiseres sub 1] c.s. op [gedaagde sub 1] c.s. zullen in totaal voor een aanzienlijk lager bedrag worden toegewezen dan is gevorderd.
Overname aandelen in [onderneming 1] en [onderneming 3]
3.51.
[gedaagde sub 1] heeft een voorwaardelijke reconventionele vordering ingesteld dat [eiseres sub 1] wordt veroordeeld om de aandelen van [gedaagde sub 1] in [onderneming 1] en [onderneming 3] verplicht over te nemen. [gedaagde sub 1] heeft deze vordering ingesteld onder de voorwaarde dat hij wordt verplicht om de aandelen van [eiseres sub 2] in [eiseres sub 3] over te nemen. Deze vordering van [eiseres sub 2] zal niet worden toegewezen. Daardoor is de voorwaarde waaronder [gedaagde sub 1] deze reconventionele vordering heeft ingesteld, niet vervuld. De rechtbank komt daarom niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van deze vordering.
Proceskosten en beslagkosten
3.52.
Beide partijen vorderen zowel in conventie als in reconventie een veroordeling in de proceskosten met rente en nakosten. Daarnaast vordert [eiseres sub 1] c.s. ook dat [gedaagde sub 1] c.s. wordt veroordeeld in de gemaakte beslagkosten. Deze vorderingen zullen worden afgewezen. De proceskosten (inclusief beslagkosten) worden zowel in conventie als in reconventie gecompenseerd, in de zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt. Beide partijen zijn namelijk gedeeltelijk in het gelijk, maar ook in het ongelijk gesteld.

4.De beslissing

De rechtbank
in conventie
4.1.
veroordeelt [gedaagde sub 2] tot betaling van € 20.000,- aan [eiseres sub 1] , te vermeerderen met de wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) vanaf 13 februari 2017 tot aan de dag van betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] tot betaling van € 161.000,- aan [eiseres sub 3] , te vermeerderen met de wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) steeds vanaf de datum waarop [onderneming 1] een betaling heeft gedaan op de facturen van [eiseres sub 3] aan [gedaagde sub 1] tot aan de dag van betaling,
in reconventie
4.3.
veroordeelt [eiseres sub 2] tot betaling van € 100,- aan [gedaagde sub 1] , te vermeerderen met de wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) vanaf de datum van dit vonnis tot aan de dag van betaling,
4.4.
veroordeelt [eiseres sub 1] om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis [gedaagde sub 1] toegang te verlenen tot de volledige (financiële) administratie van [onderneming 1] en [onderneming 3] , door juiste en werkende toegangscodes voor de server aan [gedaagde sub 1] te geven dan wel om de in randnummer 3.43. opgesomde stukken via de boekhouder aan [gedaagde sub 1] te overhandigen, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag(deel) dat [eiseres sub 1] daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 50.000,-,
4.5.
veroordeelt [eiseres sub 1] c.s. hoofdelijk om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis het derdenbeslag, dat ten laste van [gedaagde sub 1] c.s. onder ING is gelegd, voor de duur van deze procedure op te heffen, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag(deel) dat [eiseres sub 1] c.s. daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 50.000,-,
in conventie en in reconventie
4.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.7.
verklaart dit vonnis, voor de veroordelingen in 4.3., 4.4. en 4.5. uitvoerbaar bij voorraad,
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. van Rens en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2023.