9.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en ernst van de feiten:
Verdachte heeft zich in de nachtelijke uren schuldig gemaakt aan een inbraak waarbij hij goederen heeft weggenomen. Hoewel de waarde van de goederen gering is, heeft verdachte met het plegen van dit feit angst, schade en overlast veroorzaakt bij een maatschappelijke buurtzorginstelling. De verdachte heeft door zo te handelen geen respect getoond voor het eigendom van anderen.
Daarnaast heeft verdachte zijn vader midden in de nacht onverhoeds aangevallen door hem te duwen. Hoewel het letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen gering is, heeft de verdachte binnen de huiselijke sfeer, de plek waar een ieder zich bij uitstek veilig moet voelen, een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn vader. Het is zeer kwalijk te noemen dat verdachte zijn eigen vader pijn doet in zijn eigen woning.
Tot slot is verdachte in het bezit geweest van een vuurwapen. De rechtbank overweegt dat het ongecontroleerde bezit van (vuur)wapens en munitie een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengt en bovendien de in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid versterkt. Dat die risico’s zich ook realiseren blijkt uit de veelheid van geweldsincidenten waarbij vuurwapens worden gebruikt. Daarbij zijn ook (dodelijke) slachtoffers te betreuren. In deze context bezien moet tegen het ongecontroleerde bezig van vuurwapens streng worden opgetreden en dient strafoplegging in deze zaak mede aan dat doel bij te dragen.
De persoon van verdachte en zijn omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 10 augustus 2023, waaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten, te weten voor (gekwalificeerde) vermogensdelicten en geweldsdelicten;
- een reclasseringsadvies van Tactus verslavingszorg d.d. 14 september 2023, uitgebracht door reclasseringswerker J. van Keulen, waarin wordt geadviseerd het volwassenstrafrecht toe te passen en in geval van veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij, in het kort weergegeven, de onderstaande bijzondere voorwaarden:
- Meldplicht bij de reclassering;
- Gedragsinterventie cognitieve vaardigheden;
- Opname in een zorginstelling;
- Locatieverbod;
- Dagbesteding;
- Geen andere huisvesting zonder toestemming
- Meewerken aan middelencontrole.
- een brief van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: RvdK) d.d. 22 september 2023, opgesteld door S.C. Hoeijmans, waarin wordt geadviseerd het meerderjarigen strafrecht toe te passen. Bij een veroordeling wordt een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd met daarbij, in het kort weergegeven, de onderstaande bijzondere voorwaarden:
- Meldplicht bij de reclassering;
- Gedragsinterventie cognitieve vaardigheden;
- Opname in een zorginstelling;
- Locatieverbod;
- Dagbesteding;
- Geen andere huisvesting zonder toestemming;
- Meewerken aan middelencontrole.
- een psychologisch onderzoek pro Justitia van 4 augustus 2023, uitgebracht door dr. M. ten Berge, GZ-psycholoog. Hierin wordt geconcludeerd dat bij verdachte is sprake van stoornissen in gebruik van alcohol, cannabis, benzodiazepines en cocaïne (deels in vroege remissie). Ook is er sprake van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Specifieke diagnostiek op gebied van traumatisering wordt uitgesteld, aanbevolen wordt hier nadere procesdiagnostiek naar te verrichten, na een langere periode van abstinentie. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het plegen van de feiten en deze beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het plegen van de feiten.
Er is een verband tussen de problematiek van verdachte en de feiten. Bij verdachte is sprake van ernstige multi-middelen problematiek, maar ook van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Vanuit deze problematiek en gedragsrepertoire is verdachte zeer overmatig middelen gaan gebruiken en heeft hij er uiteindelijk - onder invloed van middelen - voor ‘gekozen’ een inbraak te plegen in een wijkcentrum. Verdachte kampt al langer met problematisch middelengebruik, maar sinds januari 2023 is daar ook de verslaving aan crack bijgekomen. Volgens verdachte beheerste dit gebruik zijn dagelijks leven vanaf dat moment en werd zijn gedrag doordoor sterk beïnvloed, waardoor ook thuis steeds meer problemen en discussies ontstonden en de situatie niet langer houdbaar leek. Het ten laste gelegde lijkt dan ook verklaard te kunnen worden vanuit de beschreven combinatie van stoornissen in middelengebruik en de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Op basis van het bovenstaande wordt derhalve geadviseerd betrokkene het ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen, voor zowel de inbraak als de mishandeling, indien en voor zover bewezen geacht. Op basis van de gestructureerde risicotaxatie in combinatie met het klinisch oordeel wordt de kans op antisociaal of gewelddadig gedrag als (matig tot) hoog ingeschat, wanneer er sprake blijft van middelen misbruik.
Op basis van de wegingslijst ASR wordt vanuit gedragskundig oogpunt geadviseerd het meerderjarigenstrafrecht toe te passen.
Er wordt behandeling geadviseerd, gericht op de verslavingsproblematiek maar ook op de scheefgroei in persoonlijkheidsontwikkeling. Geadviseerd wordt deze behandeling klinisch te starten, gezien de voorgeschiedenis van verdachte en de ernst van met name de crackverslaving. Verdachte zal eerst moeten stabiliseren, waarna langzaam toegewerkt kan worden naar resocialisatie/terugkeer naar zelfstandigheid. Een verplicht kader is hierbij noodzakelijk. Bovenstaande zou opgelegd kunnen worden als bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel, in combinatie met reclasseringstoezicht en begeleiding. Dit laatste om de voortgang te monitoren en betrokkene na de klinische fase te begeleiden in de overgang naar een ambulante behandeling en bij het zoeken naar een geschikte woonsetting en dagbesteding.
De op te leggen straf
Uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit
meerderjarig is (zoals verdachte), volgens het volwassenstrafrecht wordt berecht. In de hiervoor genoemde stukken hebben deskundigen zich de vraag gesteld of in deze zaak toepassing van het adolescentenstrafrecht aangewezen is. De deskundigen kwamen unaniem tot het advies om gezien de aard van de problematiek van verdachte het meerderjarigenstrafrecht toe te passen. De rechtbank sluit zich aan bij deze adviezen en neemt deze over. Daarnaast neemt de rechtbank de conclusie van de psycholoog over dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank zal dat in straf verminderde zin meewegen. In straf vermeerderende zin weegt mee dat verdachte meermalen is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten als de feiten 1 en 2.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie in voldoende mate rekening heeft gehouden met de hiervoor genoemde uitgangspunten die dienen mee te wegen bij de op te leggen straf. De rechtbank acht die door de officier van justitie gevorderde straf dan ook passend en geboden. De raadsvrouw heeft verzocht te volstaan met een lager voorwaardelijk strafdeel, maar dit doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de aard en ernst van de feiten. Het is belangrijk dat verdachte aan zichzelf gaat werken zodat wordt voorkomen dat verdachte wederom strafbare feiten pleegt en hij bovendien zijn blik op de toekomst kan richten. Daarvoor is een stevige stok achter de deur van belang.
Gelet op de inhoud van de hierboven genoemde rapportage is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte – zonder de hierna te noemen op te leggen bijzondere voorwaarden – opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zal worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De op te leggen bijzondere voorwaarden
Reclassering Nederland adviseert om een locatieverbod op te leggen met elektronische monitoring. Door de officier van justitie is gevorderd het opleggen van een locatieverbod zonder elektronische monitoring. Ter zitting is door de raadsvrouw verzocht om de bijzondere voorwaarden ten aanzien van het locatieverbod niet op te leggen. De rechtbank volgt de raadsvrouw in haar redenering. Hoewel er (zoals door de onderzoekers gesteld) sprake is van een verhoogd risico op delictgedrag indien verdachte (een langere periode) in [woonplaats] zal verblijven, ziet de rechtbank ook de noodzaak om in het kader van het re-integratietraject tijdens de behandeling gebruik te kunnen maken van een verlofadres. De verdachte en zijn raadsvrouw hebben ter zitting uiteengezet dat het enige adres dat hiervoor in aanmerking komt het adres is van de ouders van verdachte. Verdachte heeft hierover zelf verklaard dat hij zijn verleden achter zich wil laten en geen contact meer wil met vrienden die een slechte invloed op hem hebben. Omdat verdachte in hierin oprecht en gemotiveerd overkomt, en er blijk van heeft gegeven dat hij inziet dat hij een andere weg in moet slaan om zijn leven een positieve draai te geven, geeft de rechtbank verdachte hiermee het vertrouwen om in het kader van dit traject terug te kunnen keren naar [woonplaats] .