ECLI:NL:RBMNE:2023:5335

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
16/111940-23 (P); 16/228333-20 (TUL)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal, mishandeling en wapenbezit met vrijspraak voor molotovcocktail

Op 10 oktober 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Irak, die beschuldigd werd van diefstal, mishandeling van zijn vader en het voorhanden hebben van een gaspistool. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 april 2023 heeft ingebroken bij stichting Welzijn in Lelystad en twee snoeppotten heeft gestolen. Daarnaast heeft hij zijn vader mishandeld door hem te duwen. Voor het voorhanden hebben van een molotovcocktail is de verdachte vrijgesproken, omdat de rechtbank oordeelde dat dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 280 dagen, waarvan 143 dagen voorwaardelijk, met diverse bijzondere voorwaarden, waaronder opname in een zorginstelling voor maximaal één jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de problematiek van de verdachte, die kampt met ernstige middelenproblematiek en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. De rechtbank heeft besloten dat de verdachte onder toezicht van de reclassering moet staan en dat hij moet meewerken aan een gedragsinterventie en middelencontrole. De uitspraak is gedaan na een terechtzitting op 26 september 2023, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/111940-23 (P); 16/228333-20 (TUL)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2004] te [geboorteplaats] (Irak),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L. Rinsma en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N. El Farougui, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:

1. op 30 april 2023 in Lelystad heeft ingebroken bij stichting Welzijn en twee snoeppotten heeft gestolen, en;

2. op 30 april 2023 in Lelystad zijn vader heeft mishandeld, en;

3. op 30 april 2023 in Lelystad een molotovcocktail – een wapen van Categorie II van de Wet wapens en munitie – voorhanden heeft gehad, en;

4. in de periode van 1 december 2022 tot en met 30 april 2023 in Lelystad een gaspistool – een wapen van Categorie III van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK FEIT 3

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht dit feit niet wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor dit feit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van een bewezenverklaring van de feiten 1 en 2. Ten aanzien van feit 4 bepleit de raadsvrouw een partiele vrijspraak voor de periode van 1 tot en met 6 december 2022.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 1:
Verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 september 2023;
  • een proces-verbaal van aangifte door [verbalisant] .
Ten aanzien van feit 2:
Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend (met dien verstande dat hij aangever heeft geduwd en de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het slaan van aangever, nu daarvoor onvoldoende steunbewijs voorhanden is). De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 september 2023;
  • een proces-verbaal van aangifte en de daarin opgenomen verklaring van aangever
[slachtoffer] . [3]
Ten aanzien van feit 4:
Verdachte heeft het onder 4 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft, met uitzondering van een klein deel van de tenlastegelegde periode, geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 september 2023;
  • een proces-verbaal betreffende de classificering van het wapen.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 30 april 2023 te Lelystad 2 potten met snoep, die toebehoorden aan de stichting Welzijn, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2
op 30 april 2023 te Lelystad zijn vader, [slachtoffer] , tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, heeft mishandeld door hem te duwen;
4
in de periode van 1 december 2022 tot en met 30 april 2023 te Lelystad een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk
Blow, type Mini 8, kaliber 8 mm P.A.K., zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2 en 4 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:

1. diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak

2. mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat

4. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 280 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 144 dagen (de rechtbank begrijpt: 143 dagen) voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden, kort weergegeven:
  • een meldplicht bij de reclassering;
  • een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden;
  • opname in een zorginstelling van maximaal één jaar;
  • meewerken aan de overgang naar ambulante behandeling, inclusief begeleid wonen en indicatiestelling voor zover de reclassering dit nodig vindt;
  • een locatieverbod (zonder elektronisch toezicht) voor de gemeente [woonplaats] ;
  • een inspanningsverplichting voor het vinden en behouden van dagbesteding;
  • geen andere huisvesting zonder toestemming van het OM;
  • meewerken aan middelencontrole.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht geen locatieverbod voor de gemeente [woonplaats] op te leggen, omdat dit in strijd kan komen met het re-integratie-plan. Verdachte heeft geen ander verlofadres dan bij zijn ouders in [woonplaats] en de band met zijn ouders is inmiddels ook hersteld. Daarnaast stelt de verdediging dat het voorwaardelijk strafdeel dat door de officier van justitie is gevorderd aan de hoge kant is. De verdediging verzoekt daarom te volstaan met een voorwaardelijk strafdeel van drie maanden.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en ernst van de feiten:
Verdachte heeft zich in de nachtelijke uren schuldig gemaakt aan een inbraak waarbij hij goederen heeft weggenomen. Hoewel de waarde van de goederen gering is, heeft verdachte met het plegen van dit feit angst, schade en overlast veroorzaakt bij een maatschappelijke buurtzorginstelling. De verdachte heeft door zo te handelen geen respect getoond voor het eigendom van anderen.
Daarnaast heeft verdachte zijn vader midden in de nacht onverhoeds aangevallen door hem te duwen. Hoewel het letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen gering is, heeft de verdachte binnen de huiselijke sfeer, de plek waar een ieder zich bij uitstek veilig moet voelen, een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn vader. Het is zeer kwalijk te noemen dat verdachte zijn eigen vader pijn doet in zijn eigen woning.
Tot slot is verdachte in het bezit geweest van een vuurwapen. De rechtbank overweegt dat het ongecontroleerde bezit van (vuur)wapens en munitie een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengt en bovendien de in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid versterkt. Dat die risico’s zich ook realiseren blijkt uit de veelheid van geweldsincidenten waarbij vuurwapens worden gebruikt. Daarbij zijn ook (dodelijke) slachtoffers te betreuren. In deze context bezien moet tegen het ongecontroleerde bezig van vuurwapens streng worden opgetreden en dient strafoplegging in deze zaak mede aan dat doel bij te dragen.
De persoon van verdachte en zijn omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 10 augustus 2023, waaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten, te weten voor (gekwalificeerde) vermogensdelicten en geweldsdelicten;
- een reclasseringsadvies van Tactus verslavingszorg d.d. 14 september 2023, uitgebracht door reclasseringswerker J. van Keulen, waarin wordt geadviseerd het volwassenstrafrecht toe te passen en in geval van veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij, in het kort weergegeven, de onderstaande bijzondere voorwaarden:
  • Meldplicht bij de reclassering;
  • Gedragsinterventie cognitieve vaardigheden;
  • Opname in een zorginstelling;
  • Locatieverbod;
  • Dagbesteding;
  • Geen andere huisvesting zonder toestemming
  • Meewerken aan middelencontrole.
- een brief van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: RvdK) d.d. 22 september 2023, opgesteld door S.C. Hoeijmans, waarin wordt geadviseerd het meerderjarigen strafrecht toe te passen. Bij een veroordeling wordt een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd met daarbij, in het kort weergegeven, de onderstaande bijzondere voorwaarden:
  • Meldplicht bij de reclassering;
  • Gedragsinterventie cognitieve vaardigheden;
  • Opname in een zorginstelling;
  • Locatieverbod;
  • Dagbesteding;
  • Geen andere huisvesting zonder toestemming;
  • Meewerken aan middelencontrole.
- een psychologisch onderzoek pro Justitia van 4 augustus 2023, uitgebracht door dr. M. ten Berge, GZ-psycholoog. Hierin wordt geconcludeerd dat bij verdachte is sprake van stoornissen in gebruik van alcohol, cannabis, benzodiazepines en cocaïne (deels in vroege remissie). Ook is er sprake van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Specifieke diagnostiek op gebied van traumatisering wordt uitgesteld, aanbevolen wordt hier nadere procesdiagnostiek naar te verrichten, na een langere periode van abstinentie. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het plegen van de feiten en deze beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het plegen van de feiten.
Er is een verband tussen de problematiek van verdachte en de feiten. Bij verdachte is sprake van ernstige multi-middelen problematiek, maar ook van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Vanuit deze problematiek en gedragsrepertoire is verdachte zeer overmatig middelen gaan gebruiken en heeft hij er uiteindelijk - onder invloed van middelen - voor ‘gekozen’ een inbraak te plegen in een wijkcentrum. Verdachte kampt al langer met problematisch middelengebruik, maar sinds januari 2023 is daar ook de verslaving aan crack bijgekomen. Volgens verdachte beheerste dit gebruik zijn dagelijks leven vanaf dat moment en werd zijn gedrag doordoor sterk beïnvloed, waardoor ook thuis steeds meer problemen en discussies ontstonden en de situatie niet langer houdbaar leek. Het ten laste gelegde lijkt dan ook verklaard te kunnen worden vanuit de beschreven combinatie van stoornissen in middelengebruik en de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Op basis van het bovenstaande wordt derhalve geadviseerd betrokkene het ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen, voor zowel de inbraak als de mishandeling, indien en voor zover bewezen geacht. Op basis van de gestructureerde risicotaxatie in combinatie met het klinisch oordeel wordt de kans op antisociaal of gewelddadig gedrag als (matig tot) hoog ingeschat, wanneer er sprake blijft van middelen misbruik.
Op basis van de wegingslijst ASR wordt vanuit gedragskundig oogpunt geadviseerd het meerderjarigenstrafrecht toe te passen.
Er wordt behandeling geadviseerd, gericht op de verslavingsproblematiek maar ook op de scheefgroei in persoonlijkheidsontwikkeling. Geadviseerd wordt deze behandeling klinisch te starten, gezien de voorgeschiedenis van verdachte en de ernst van met name de crackverslaving. Verdachte zal eerst moeten stabiliseren, waarna langzaam toegewerkt kan worden naar resocialisatie/terugkeer naar zelfstandigheid. Een verplicht kader is hierbij noodzakelijk. Bovenstaande zou opgelegd kunnen worden als bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel, in combinatie met reclasseringstoezicht en begeleiding. Dit laatste om de voortgang te monitoren en betrokkene na de klinische fase te begeleiden in de overgang naar een ambulante behandeling en bij het zoeken naar een geschikte woonsetting en dagbesteding.
De op te leggen straf
Uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit
meerderjarig is (zoals verdachte), volgens het volwassenstrafrecht wordt berecht. In de hiervoor genoemde stukken hebben deskundigen zich de vraag gesteld of in deze zaak toepassing van het adolescentenstrafrecht aangewezen is. De deskundigen kwamen unaniem tot het advies om gezien de aard van de problematiek van verdachte het meerderjarigenstrafrecht toe te passen. De rechtbank sluit zich aan bij deze adviezen en neemt deze over. Daarnaast neemt de rechtbank de conclusie van de psycholoog over dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank zal dat in straf verminderde zin meewegen. In straf vermeerderende zin weegt mee dat verdachte meermalen is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten als de feiten 1 en 2.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie in voldoende mate rekening heeft gehouden met de hiervoor genoemde uitgangspunten die dienen mee te wegen bij de op te leggen straf. De rechtbank acht die door de officier van justitie gevorderde straf dan ook passend en geboden. De raadsvrouw heeft verzocht te volstaan met een lager voorwaardelijk strafdeel, maar dit doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de aard en ernst van de feiten. Het is belangrijk dat verdachte aan zichzelf gaat werken zodat wordt voorkomen dat verdachte wederom strafbare feiten pleegt en hij bovendien zijn blik op de toekomst kan richten. Daarvoor is een stevige stok achter de deur van belang.
Gelet op de inhoud van de hierboven genoemde rapportage is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte – zonder de hierna te noemen op te leggen bijzondere voorwaarden – opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zal worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De op te leggen bijzondere voorwaarden
Reclassering Nederland adviseert om een locatieverbod op te leggen met elektronische monitoring. Door de officier van justitie is gevorderd het opleggen van een locatieverbod zonder elektronische monitoring. Ter zitting is door de raadsvrouw verzocht om de bijzondere voorwaarden ten aanzien van het locatieverbod niet op te leggen. De rechtbank volgt de raadsvrouw in haar redenering. Hoewel er (zoals door de onderzoekers gesteld) sprake is van een verhoogd risico op delictgedrag indien verdachte (een langere periode) in [woonplaats] zal verblijven, ziet de rechtbank ook de noodzaak om in het kader van het re-integratietraject tijdens de behandeling gebruik te kunnen maken van een verlofadres. De verdachte en zijn raadsvrouw hebben ter zitting uiteengezet dat het enige adres dat hiervoor in aanmerking komt het adres is van de ouders van verdachte. Verdachte heeft hierover zelf verklaard dat hij zijn verleden achter zich wil laten en geen contact meer wil met vrienden die een slechte invloed op hem hebben. Omdat verdachte in hierin oprecht en gemotiveerd overkomt, en er blijk van heeft gegeven dat hij inziet dat hij een andere weg in moet slaan om zijn leven een positieve draai te geven, geeft de rechtbank verdachte hiermee het vertrouwen om in het kader van dit traject terug te kunnen keren naar [woonplaats] .

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

De rechtbank wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16/228333-20.
De rechtbank verwijst naar haar beslissing van heden inzake de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/228333-20 (‘TUL bijzonder’).

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 57, 300 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 280 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 143 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
 zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
 actief deelneemt aan de gedragsinterventie COVA of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
 zich laat opnemen in Centrum Forensische Psychiatrische Zorg Radix of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zo spoedig mogelijk. De opname duurt maximaal een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
 zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
 zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van het Openbaar Ministerie;
 meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.
Vordering tenuitvoerleggingmet
parketnummer 16-228833-20
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, mrs. R.A. Hebly en G.T. Fahner, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Q.A.A. Sanders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 oktober 2023.
Mrs. R.A. Hebly en G.T. Fahner zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 30 april 2023 te Lelystad 2 potten met snoep, in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan stichting Welzijn en/of de Gemeente Lelystad,
in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen potten onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2
hij op of omstreeks 30 april 2023 te Lelystad zijn vader tot wie hij in
familierechtelijke betrekking staat, [slachtoffer] heeft mishandeld door hem te
duwen en/of tegen het hoofd te slaan;
3
hij op of omstreeks 30 april 2023 te Lelystad een wapen van categorie II, onder 7 van
de Wet wapens en munitie, te weten een molotovcocktail, zijnde een voorwerp
bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van
ontploffing voorhanden heeft gehad;
4
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2022
tot en met 30 april 2023 te Lelystad, althans in Nederland een wapen van categorie
III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk
Blow, type Mini 8, kaliber 8 mm P.A.K., zijnde een vuurwapen in de vorm van een
geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 30 juli 2023 (pagina’s 149, 150 en 151), genummerd 2023125837, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 174. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 45 en 46.
3.Pagina 37.
4.Pagina 144.