ECLI:NL:RBMNE:2023:5446

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 maart 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
16/034794-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging en overtreding van gedragsaanwijzing door verdachte met psychische stoornissen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 maart 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1982, die zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging en het overtreden van een gedragsaanwijzing. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten in verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend, gezien zijn psychische stoornissen, waaronder een borderline persoonlijkheidsstoornis en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De verdachte heeft op verschillende momenten bedreigingen geuit aan [slachtoffer 1] en zich niet gehouden aan een gedragsaanwijzing die hem verbood contact op te nemen met [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de verdachte voor feit 1 vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan feit 2 (bedreiging) en feit 3 (overtreding van de gedragsaanwijzing). De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot tbs met voorwaarden voor de duur van maximaal negen jaar, en daarnaast een gevangenisstraf van twee weken opgelegd, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft de tbs-maatregel niet dadelijk uitvoerbaar verklaard, maar heeft wel voorwaarden gesteld aan de terbeschikkingstelling, waaronder het volgen van behandeling en het vermijden van contact met de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/034794-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1982 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 mei 2022, 16 augustus 2022, 24 november 2022 en 27 februari 2023 (inhoudelijke behandeling van de strafzaak).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.A. Nieli en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. T.S. Kessel, advocaat te Dordrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
op 13 januari 2022 in [plaats] [slachtoffer 1] met de dood heeft bedreigd door te zeggen "Hij moet met zijn klauwen van mijn wijffie afblijven. Anders vermoord ik hem!" en/of "Hij is de schuldige, ik vermoord hem daarvoor!";
Feit 2:
op 23 januari 2023 in [plaats] [slachtoffer 1] heeft bedreigd door te zeggen "Jij bent degene die de relatie tussen mij en mijn meissie kapot heeft gemaakt. Ik maak je kapot. Ik maak je dood!" en daarbij een kettingslot te tonen en/of dat kettingslot met de hand (dreigend) omhoog te brengen/houden;
Feit 3:
op 7 februari 2023 in [plaats] zich niet aan een gedragsaanwijzing heeft gehouden door zich bij de woning van [slachtoffer 2] op te houden en/of haar te bellen en/of haar berichten te sturen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wegens gebrek aan steunbewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak feit 1
Het bewijs dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan, berust in overwegende mate op de verklaring van aangever [slachtoffer 1] . Naar het oordeel van de rechtbank bevindt zich in het dossier onvoldoende overtuigend bewijs dat de bedreiging – zoals deze ten laste is gelegd – ondersteunt. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
4.3.2
Bewezenverklaring feit 2 en feit 3
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 2. Hieronder zal de rechtbank – voor zover dat niet zonder meer blijkt uit de bewijsmiddelen – nader uitleggen waarom zij dat vindt en ingaan op het bewijsverweer van verdediging.
Verdachte heeft ter terechtzitting het onder feit 3 ten laste gelegde bekend. De verdediging heeft voor dit feit, voor zover hierna bewezen verklaard, geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden kan op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: WvSv) worden volstaan met het opsommen van de bewijsmiddelen. Ten behoeve van de leesbaarheid van dit vonnis zijn de bewijsmiddelen voor beide feiten opgenomen in bijlage II. [1]
Steunbewijs
Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, WvSv is de enkele verklaring van één getuige onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Deze bepaling heeft als doel de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Verdachte ontkent niet dat er op 23 januari 2023 een confrontatie heeft plaatsgevonden tussen hem en aangever [slachtoffer 1] , waarbij hij – zo heeft hij verklaard ter terechtzitting – “knetterhard heeft staan schelden.” Hij ontkent echter dat hij de dreigende woorden zoals hem worden verweten, heeft geroepen. Over het kettingslot heeft verdachte verklaard dat deze door de val van zijn fiets gevallen, hij die van de grond heeft geraapt en een stukje daarmee in zijn hand richting de aangever is gelopen om het slot vervolgens weer om zijn fiets te hangen. Hij is niet met het kettingslot in zijn hand achter aangever aan gerend.
In het procesdossier bevindt zich, naast de verklaringen van aangever en verdachte, de verklaring van getuige [getuige] . De verklaring van deze getuige komt, hoewel het een summiere verklaring is, op belangrijke punten overeen met de verklaring die is afgelegd door aangever [slachtoffer 1] . Getuige beschrijft dat aangever is weggerend, waarna verdachte er met (vermoedelijk) een kettingslot in zijn handen achteraan gaat.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangever voldoende wordt ondersteund door de getuigenverklaring. Hiermee is voldaan aan het wettelijke bewijsminimum. De rechtbank acht het onder feit 2 ten laste gelegde daarom wettig en overtuigend bewezen. Voor het dreigend omhoog houden van het kettingslot is onvoldoende steunbewijs aanwezig. Verdachte wordt daarvan partieel vrijgesproken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 2
op 23 januari 2022 te [plaats] , [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 1]
- dreigend de woorden toe te voegen "Jij bent degene die de relatie tussen mij en mijn meissie kapot heeft gemaakt. Ik maak je kapot. Ik maak je dood", en
- een kettingslot te tonen;
Feit 3
op meerdere tijdstippen omstreeks 7 februari 2022 te [plaats] , opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 17 januari 2022 gegeven door de officier van justitie te arrondissement Midden-Nederland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, voor de duur van 90 dagen
- zich niet binnen een straal van 100 meter zal ophouden bij de woning gelegen aan de [adres 2] te [plaats] , en/of
- zich zal onthouden van elke vorm van contact (zowel direct als indirect) met [slachtoffer 2] , geboren [geboortedatum 2] 1983, door
- die [slachtoffer 2] meermalen, te bellen,
- die [slachtoffer 2] meerdere, tekstberichten en foto's (via sms en/of whatsapp) toe te zenden, en
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, spraakberichten toe te zenden;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 3: opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging omdat hij volledig ontoerekeningsvatbaar is. De bij verdachte vastgestelde stoornissen waren aanwezig ten tijde van het bewezen verklaarde. Volgens de officier van justitie adviseren de Pro Justitia- rapporteurs om het bewezen verklaarde in verminderde mate dan wel in het geheel niet toe te rekenen. Over de vraag of verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is, is het advies minder stellig maar omdat de vraag of verdachte strafbaar is een juridische aangelegenheid is, meent zij dat de rechtbank in dit geval de knoop moet doorhakken. Het staat volgens de officier van justitie vast dat het bewezen verklaarde verdachte in ieder geval in sterk verminderde mate is aan te rekenen. Omdat uit het dossier en de rapporten geen andere feiten of omstandigheden zijn gebleken die erop wijzen dat hem ten aanzien van het bewezen verklaarde anderszins een verwijt kan worden gemaakt, vindt de officier van justitie het aannemelijk dat verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde volledig ontoerekeningsvatbaar was.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte niet volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren. Volgens de raadsman is in de Pro Justitia-rapportage zonder voorbehoud geconcludeerd en geadviseerd dat het bewezen verklaarde verdachte in verminderde mate moeten worden toegerekend. De officier van justitie moet daarom niet worden gevolgd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft meegewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek verricht door B. van der Hoorn, psychiater, en M.G.H. van Willigenburg, psycholoog. Hun bevindingen en adviezen staan in een rapportage Pro Justitia van 10 oktober 2022. In diagnostische zin hebben beide deskundigen vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in het gebruik van middelen. Deze waren aanwezig ten tijde van het bewezen verklaarde en waren van invloed op verdachtes gedragskeuzes en gedragingen.
Over de manier waarop dit gebeurde en tot welk advies dit over de mate van toerekeningsvatbaarheid leidt heeft de psychiater het volgende beschreven:
De onderzoekers zijn van mening dat betrokkene deels in zijn gedrag beïnvloed werd door zijn gestoorde emotie- en impulsregulatie, voortkomend uit de borderline persoonlijkheidsstoornis, de antisociale persoonlijkheidsstoornis en versterkt door de stoornis in stimulantia gebruik en zijn lagere intelligentie. De onderzoekers zijn ook van mening dat betrokkene deels niet impulsief handelde, maar overwogen en met voldoende zelfsturing. Vanuit zijn voorgeschiedenis is betrokkene niet dermate getraumatiseerd dat zijn handelen volledig werd gestuurd vanuit de gestoorde emotie- en impulscontrole. Hij is in staat om de maatschappelijke en sociale regels en de strafrechtelijke voorwaarden te begrijpen. De onderzoekers adviseren de rechtbank derhalve betrokkene de hem tenlastegelegde feiten, indien bewezen, deels toe te rekenen.
De psycholoog heeft beschreven:
Door de vastgestelde borderline persoonlijkheidsstoornis, die wordt verscherpt door het middelengebruik en de antisociale problematiek, is betrokkene niet in staat om te gaan met onlustgevoelens die samengaan met onder meer verlating en afwijzing. Het zelfbeeld komt in dergelijke omstandigheden zo sterk onder druk te staan, dat hij het ongedaan maken van de afwijzing als enige oplossing ziet. Het onvermogen dat hierin wordt weerspiegeld wordt gevoed door primitieve afweermechanismen als splitsing, bagatelliseren en externaliseren. Betrokkene beschikt maar zeer beperkt over reflectieve vaardigheden, die verder lijken weg te vallen bij emotionele stress. Hij heeft op die momenten geen netwerk of hulpverlening waarop hij kan terugvallen en wordt geconfronteerd met de chaos in zijn leven, wat nog meer onlustgevoelens oproept. Een hereniging met aangeefster is in zijn belevingswereld dan de enige oplossing. Al met al is betrokkene op deze momenten onvoldoende in staat zijn gedrag op een gezonde manier te sturen. Om deze reden wordt geadviseerd betrokkene alle tenlastegelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen. De bedreigingen van de aangever van de eerste twee tenlastegelegde feiten, indien bewezen, liggen immers in het verlengde van bovenbeschreven dynamiek. Betrokkene ervoer deze aangever vermoedelijk als een reden die hereniging met aangeefster onmogelijk maakte. Impulsief agressief gedrag jegens deze aangever, indien bewezen, kan dus eveneens vanuit de borderline dynamiek begrepen worden.
Anders dan de officier van justitie leest de rechtbank in de rapportage niet dat door één of beide deskundigen wordt geadviseerd verdachte het bewezen verklaarde in het geheel niet toe te rekenen. Conclusies tot een sterk verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid ziet de rechtbank in de rapportage eveneens niet terug. De beschrijvingen zoals hierboven weergegeven geven geen aanleiding te vermoeden dat de deskundigen hun adviezen wel zo bedoeld hebben. Beide deskundigen hebben ondubbelzinnig geconcludeerd dat de feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend, De rechtbank twijfelt niet aan de juistheid van deinhoud van de adviezen van de deskundigen en de conclusies over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte en neemt deze dan ook over. Zij ziet geen grond om te oordelen dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is en zal rekening houden bij de oplegging van de straf dat het bewezen verklaarde verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Er zijn derhalve geen omstandigheden gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte (geheel) uitsluiten; verdachte is strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte de maatregel terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met verpleging van overheidswege (hierna: dwangverpleging) op te leggen. Vanuit het oogpunt van de veiligheid van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] dan wel de algemene veiligheid vindt zij het onverantwoord om verdachte onbehandeld terug te laten komen in de maatschappij. De officier van justitie ziet oplegging van tbs met voorwaarden niet als een reële optie. Verdachte heeft zich niet overtuigend bereid verklaard mee te werken aan de maatregel te verbinden voorwaarden. Het verleden toont aan dat hij nooit aan voorwaarden heeft meegewerkt en de reclassering heeft negatief geadviseerd over oplegging van een tbs met voorwaarden. Volgens de officier van justitie ligt het niet in de macht van verdachte zich aan voorwaarden te houden, door de combinatie van bij hem aanwezige stoornissen. De officier van justitie verzoekt de rechtbank te bepalen dat de tbs-maatregel niet in tijd is gemaximeerd, omdat bij het bewezen verklaarde gedreigd is met een kettingslot. Tot slot heeft zij gevorderd aan verdachte een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Subsidiair vordert de officier van justitie tbs met voorwaarden op te leggen en heeft daarbij de dadelijke uitvoerbaarheid gevorderd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat kan worden volstaan met oplegging van een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde een ambulante behandelverplichting. Indien de rechtbank tbs als het meest passende juridische kader beschouwt, dan verzoekt de raadsman, subsidiair, de maatregel tbs met voorwaarden op te leggen en daaraan de voorwaarden te verbinden zoals genoemd in het reclasseringsrapport.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals uit de rapportages en ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer 1] , een vriend van de ex-partner van verdachte. Verdachte en zijn ex-partner, [slachtoffer 2] , waren ten tijde van de bedreiging niet meer samen en verdachte kon hier moeilijk mee omgaan. In het strafdossier bevindt zich een proces-verbaal waarin een wijkagent de problematiek rondom (de relatie van) verdachte en [slachtoffer 2] beschrijft, waarbij verdachte zich aan [slachtoffer 2] opdringt door zich, onder meer, bij haar woning te bevinden, vernielingen te plegen en bedreigingen te uiten. [slachtoffer 2] zou hieraan maar moeilijk weerstand kunnen bieden. De bedreiging van [slachtoffer 1] heeft in deze context plaatsgevonden. In de beleving van verdachte heeft [slachtoffer 1] ervoor gezorgd dat verdachtes relatie met [slachtoffer 2] over is. Toen hij [slachtoffer 1] op 23 januari 2022 trof, heeft verdachte dit naar hem geroepen en daarbij gedreigd die [slachtoffer 1] kapot en dood te maken, waarbij hij een kettingslot toonde en hem achtervolgde. Dat [slachtoffer 1] bang is geweest dat verdachte deze bedreiging waar zou maken, kan de rechtbank goed begrijpen.
Verdachte heeft zich daarnaast op 7 februari 2022 schuldig gemaakt aan overtreding van de aan hem opgelegde gedragsaanwijzing. Verdachte wist heel goed dat hij geen contact mocht opnemen met zijn ex-partner, [slachtoffer 2] , maar deed dat toch. Verdachte belde haar meermalen en stuurde haar een veelvoud aan (spraak)berichten, waarin hij zich ook weer negatief uitliet over [slachtoffer 1] .
Verdachte heeft met beide gedragingen laten zien geen respect te hebben voor de grenzen van anderen. In zijn pogingen de relatie met [slachtoffer 2] te redden heeft verdachte zijn eigen behoeften voorop gesteld.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 8 februari 2023 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Zoals al overwogen in paragraaf 7.3 is over verdachte een Pro Justitia-rapport opgesteld. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de conclusies en adviezen van de deskundigen en neemt deze over. Bij verdachte is sprake van een borderline persoonlijkheidsstoornis, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in het gebruik van middelen, allen aanwezig ten tijde van het bewezen verklaarde en van invloed hierop. Geadviseerd wordt het bewezen verklaarde feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Het recidiverisico wordt door de deskundigen ingeschat als hoog. Verdachte heeft beperkt ziektebesef en heeft, deels vanuit loochening en deels vanuit de neiging om te externaliseren, zeer beperkt zicht op zijn eigen gevoelens en gedrag en zijn verantwoordelijkheid. De verwachting is dat verdachte opnieuw zal vastlopen vanwege de combinatie van zijn psychosociale problemen, persoonlijkheidspathologie, verslavingsproblematiek en mogelijk nog aanwezige gevoelens voor zijn ex-partner. Om het recidiverisico in te perken is het volgens de deskundigen noodzakelijk dat verdachte klinisch wordt behandeld in gestructureerde forensisch klinische setting. Verwacht wordt dat deze behandeling minimaal een half jaar tot een jaar zal duren. De deskundigen zijn van oordeel dat oplegging van tbs met voorwaarden passend is om verdachte aan zijn problematiek te laten behandelen. Alhoewel verdachte zeer ambivalent is ten opzichte van een behandeling, en afwijzend staat ten opzichte van een klinische behandeling, is de verwachting dat de stok achter de deur van een tbs met dwangverpleging voor hem voldoende zal zijn om zich aan de voorwaarden te houden.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies van 10 februari 2023. De reclassering adviseert negatief over oplegging van tbs met voorwaarden, omdat bij verdachte geen bereidheid werd gezien om zich klinisch te laten behandelen en zich te houden aan andere voor het terugdringen van de kans op recidive noodzakelijk geachte voorwaarden. Daarbij werd wel aangetekend dat de indruk bestaat dat verdacht niet overziet waar hij wel of niet mee instemt. Indien de rechtbank toch besluit tot oplegging van tbs met voorwaarden heeft de reclassering geadviseerd over de noodzakelijk geachte voorwaarden. Op de terechtzitting heeft de reclasseringswerker, I. Kunst , in aanvulling op het rapport verklaard dat oplegging van tbs met voorwaarden verdachte mogelijk voldoende kan stimuleren om zich ditmaal wel aan opgelegde voorwaarden te houden, omdat verdachte geen tbs met dwang wenst.
Terbeschikkingstelling
De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de hiervoor genoemde conclusies en adviezen van de deskundigen en neemt deze over. De rechtbank vindt het, net als de deskundigen, noodzakelijk dat verdachte wordt behandeld voor zijn problematiek om zo te voorkomen dat hij nieuwe strafbare feiten pleegt. Gelet op het hoge recidiverisico en het gebrek aan ziektebesef vindt de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte gedurende langere tijd in een gestructureerde en beveiligde omgeving wordt behandeld. De rechtbank ziet het kader van de tbs als het enige passende juridische kader om te waarborgen dat verdachte die behandeling krijgt en zich hieraan niet onttrekt. De rechtbank is van oordeel dat volstaan kan worden met oplegging van tbs met voorwaarden. Hoewel verdachte behandeling tot nu toe heeft geweigerd, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachtes weerzin tegen tbs met dwang hem voldoende zal motiveren zich te houden aan voorwaarden. De deskundigen menen ook dat , anders dan de officier van justitie veronderstelt, het wel binnen de macht van verdachte ligt om zich aan voorwaarden te houden. Verdachte heeft op de terechtzitting verklaard zich aan alle door de reclassering geformuleerde voorwaarden te willen houden.
De rechtbank constateert dat voldaan is aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van tbs. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en het door hem begane feit (de bedreiging) is een misdrijf specifiek genoemd in artikel 37a eerste lid, onder 2 van het Wetboek van Strafrecht. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog en een ander kader om de maatschappij afdoende te beschermen tegen de gedragingen van de verdachte als gevolg van zijn stoornis ontbreekt. De veiligheid van personen dan wel de algemene veiligheid van personen vereist het opleggen van de maatregel. De rechtbank zal ter bescherming van de veiligheid van anderen voorwaarden stellen die het gedrag van verdachte betreffen.
Duur maatregel
De rechtbank legt de maatregel van tbs met voorwaarden op, welke maatregel wettelijk beperkt is in duur tot maximaal negen jaren. Voor het geval in de toekomst wordt bevolen dat verdachte alsnog van overheidswege zal worden verpleegd, overweegt de rechtbank dat de maatregel niet wordt opgelegd wegens een misdrijf dat is gericht tegen of een gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit het enkele tonen van een kettingslot niet kan worden afgeleid dat de gedragingen van verdachte onmiskenbaar waren gericht tegen of gevaar zou veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank zal de tbs-maatregel niet dadelijk uitvoerbaar verklaren. Hoewel een hoog recidiverisico aangenomen kan worden, is de rechtbank van oordeel dat er nu niet ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een soortgelijk misdrijf zal begaan. Het kader van de geschorste voorlopige hechtenis bood hiervoor tot nu toe voldoende waarborgen. Verdachte is immers na het bewezenverklaarde niet meer met politie of justitie in aanraking geweest. Weliswaar zal dit kader komen te vervallen, maar daarvoor zal in de plaats treden het kader van de dadelijk uitvoerbaar verklaarde voorwaarden opgelegd bij vonnis van deze rechtbank van 16 februari 2022 met parketnummer 16-053555-21.
Gedragsbeïnvloedende maatregel
De rechtbank zal aan verdachte geen gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen nu de deskundigen de tbs-maatregel met voorwaarden afdoende achten om het recidiverisico in te perken. De inschatting van de deskundigen is dat de maximale duur van de tbs met voorwaarden voldoende is om tot een constructieve behandeling te komen. Daarbij merkt de psycholoog op dat verdachte nooit eerder een klinische behandeling heeft ondergaan en de verwachting is dat hij van een dergelijke behandeling kan profiteren. Gelet op deze inschatting van de pro Justitia-rapporteurs acht de rechtbank het opleggen van een 38z- maatregel in dit geval niet nodig.
Gevangenisstraf
De rechtbank acht, naast oplegging van genoemde maatregel, gelet op de ernst van de feiten en omdat er sprake is van recidive, oplegging van een gevangenisstraf passend en geboden. Rekening houdende met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met aftrek van het voorarrest, opleggen.
Voorlopige hechtenis
Gelet op de op te leggen maatregel, straf en tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 37a, 38, 38a, 57, 63, 184a en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 weken;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
 verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
 verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
- verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;
- verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
- verdachte werkt mee aan huisbezoeken;
- verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
 verdachte werkt mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
 verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
 verdachte laat zich opnemen in een forensische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
 verdachte laat zich behandelen door Fivoor Ambulant Centrum of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
 verdachte verblijft in een beschermde woonvorm of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, indien de reclassering dat noodzakelijk vindt. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem/haar heeft opgesteld;
 verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
 verdachte gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
 verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met aangeefster en aangever, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
 verdachte bevindt zich niet in de straat van aangeefster en aangever, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
 verdachte spant zich in voor het verkrijgen en behouden van dagbesteding in de vorm van (vrijwilligers-)werk of scholing. Daarnaast geeft hij inzicht in zijn financiën.
- geeft opdracht aan de Fivoor Reclassering (Antes) om de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Schnitzler, voorzitter, mrs. J.A. Spee en L.M.M. Heppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Buel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 maart 2023.
Mr. L.M.M. Heppe is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 13 januari 2022 te [plaats] , gemeente Stichtse Vecht , althans
in Nederland,
[slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 1] (indirect) dreigend de woorden toe te voegen "Hij moet met
zijn klauwen van mijn wijffie afblijven. Anders vermoord ik hem!" en/of "Hij is de
schuldige, ik vermoord hem daarvoor!", althans woorden van gelijke dreigende aard
of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 23 januari 2022 te [plaats] , gemeente Stichtse Vecht ,
[slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 1]
- meermalen, althans eenmaal, dreigend de woorden toe te voegen "Jij bent degene
die de relatie tussen mij en mijn meissie kapot heeft gemaakt. Ik maak je kapot. Ik
maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- een kettingslot te tonen en/of dat kettingslot met de hand (dreigend) omhoog te
brengen/houden;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op een of meerdere tijdstippen op of omstreeks 7 februari 2022 te [plaats] ,
gemeente Stichtse Vecht , althans in Nederland,
opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens
artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten
de gedragsaanwijzing d.d. 17 januari 2022 gegeven door de officier van justitie te
arrondissement Midden-Nederland
kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, voor de duur van 90 dagen
- zich niet binnen een straal van 100 meter zal ophouden bij de woning gelegen aan
de [adres 2] te [plaats] , en/of
- zich zal onthouden van elke vorm van contact (zowel direct als indirect) met [slachtoffer 2]
, geboren [geboortedatum 2] 1983,
door
- zich op te houden bij voornoemde woning en/of op de voordeur van die woning te
kloppen,
- die [slachtoffer 2] dertien maal, althans meermalen, te bellen,
- die [slachtoffer 2] vierentwintig, althans meerdere, tekstberichten en/of foto's (via sms
en/of whatsapp) toe te zenden, en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, spraakberichten toe te zenden;
( art 184a lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Bijlage II: de bewijsmiddelen
Feit 2
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 23 januari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 23 januari 2022 liep ik in [plaats] . Ik zag dat er een man op de fiets aan kwam fietsen. Ik zag dat deze man [verdachte] was. Ik hoorde dat [verdachte] tegen mij begon te schreeuwen. Ik hoorde dat hij de volgende dingen riep:
- Jij bent degene die de relatie tussen mij en mijn meissie kapot heeft gemaakt.
- Ik maak je kapot.
- Ik maak je dood.
Bovenstaande zinnen bleef hij herhalen.
Ik zag dat [verdachte] tegelijkertijd een kettingslot van zijn fiets afpakte. Ik dacht dat [verdachte] mij hiermee wilde slaan. Ik ben toen hard weggerend. Ik zag dat [verdachte] eerst een stukje achter mij aanrende en vervolgens weer terug naar zijn fiets liep om vervolgens achter mij aan te fietsen. [2]
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 24 januari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik keek over de schutting en ik zag op straat een man (man 1 (de rechtbank begrijpt: verdachte)) met zijn fiets op de grond liggen. Ik zag vervolgens dat een andere man (man 2 (de rechtbank begrijpt: aangever)) wegrende. Ik zag dat man 1 opstond en achter man 2 aanrende. Ik zag dat man 1 iets in zijn hand hield, ik heb het vermoeden dat dit mogelijk een kettingslot was. Ik hoorde man 1 meerdere keren vloeken en schreeuwen. Ik zag dat man 1 op een bepaalt moment weer terug naar zijn fiets liep. [3]
Feit 3
- De aan verdachte uitgereikte gedragsaanwijzing van 17 januari 2022; [4]
- Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] van 8 februari 2022; [5]
- De verklaring van verdachte ter terechtzitting.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, betreft dit, tenzij anders vermeld, pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte gemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn, tenzij anders vermeld, als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 16 februari 2022 (pagina 1 tot en met 67), genummerd PL0900-2022024364, opgemaakt door de politie-eenheid Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 10.
3.Pagina 12.
4.Een geschrift, te weten een gedragsaanwijzing van 17 januari 2022, pagina 19-20.
5.Pagina 22-23.