8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals uit de rapportages en ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer 1] , een vriend van de ex-partner van verdachte. Verdachte en zijn ex-partner, [slachtoffer 2] , waren ten tijde van de bedreiging niet meer samen en verdachte kon hier moeilijk mee omgaan. In het strafdossier bevindt zich een proces-verbaal waarin een wijkagent de problematiek rondom (de relatie van) verdachte en [slachtoffer 2] beschrijft, waarbij verdachte zich aan [slachtoffer 2] opdringt door zich, onder meer, bij haar woning te bevinden, vernielingen te plegen en bedreigingen te uiten. [slachtoffer 2] zou hieraan maar moeilijk weerstand kunnen bieden. De bedreiging van [slachtoffer 1] heeft in deze context plaatsgevonden. In de beleving van verdachte heeft [slachtoffer 1] ervoor gezorgd dat verdachtes relatie met [slachtoffer 2] over is. Toen hij [slachtoffer 1] op 23 januari 2022 trof, heeft verdachte dit naar hem geroepen en daarbij gedreigd die [slachtoffer 1] kapot en dood te maken, waarbij hij een kettingslot toonde en hem achtervolgde. Dat [slachtoffer 1] bang is geweest dat verdachte deze bedreiging waar zou maken, kan de rechtbank goed begrijpen.
Verdachte heeft zich daarnaast op 7 februari 2022 schuldig gemaakt aan overtreding van de aan hem opgelegde gedragsaanwijzing. Verdachte wist heel goed dat hij geen contact mocht opnemen met zijn ex-partner, [slachtoffer 2] , maar deed dat toch. Verdachte belde haar meermalen en stuurde haar een veelvoud aan (spraak)berichten, waarin hij zich ook weer negatief uitliet over [slachtoffer 1] .
Verdachte heeft met beide gedragingen laten zien geen respect te hebben voor de grenzen van anderen. In zijn pogingen de relatie met [slachtoffer 2] te redden heeft verdachte zijn eigen behoeften voorop gesteld.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 8 februari 2023 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Zoals al overwogen in paragraaf 7.3 is over verdachte een Pro Justitia-rapport opgesteld. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de conclusies en adviezen van de deskundigen en neemt deze over. Bij verdachte is sprake van een borderline persoonlijkheidsstoornis, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in het gebruik van middelen, allen aanwezig ten tijde van het bewezen verklaarde en van invloed hierop. Geadviseerd wordt het bewezen verklaarde feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Het recidiverisico wordt door de deskundigen ingeschat als hoog. Verdachte heeft beperkt ziektebesef en heeft, deels vanuit loochening en deels vanuit de neiging om te externaliseren, zeer beperkt zicht op zijn eigen gevoelens en gedrag en zijn verantwoordelijkheid. De verwachting is dat verdachte opnieuw zal vastlopen vanwege de combinatie van zijn psychosociale problemen, persoonlijkheidspathologie, verslavingsproblematiek en mogelijk nog aanwezige gevoelens voor zijn ex-partner. Om het recidiverisico in te perken is het volgens de deskundigen noodzakelijk dat verdachte klinisch wordt behandeld in gestructureerde forensisch klinische setting. Verwacht wordt dat deze behandeling minimaal een half jaar tot een jaar zal duren. De deskundigen zijn van oordeel dat oplegging van tbs met voorwaarden passend is om verdachte aan zijn problematiek te laten behandelen. Alhoewel verdachte zeer ambivalent is ten opzichte van een behandeling, en afwijzend staat ten opzichte van een klinische behandeling, is de verwachting dat de stok achter de deur van een tbs met dwangverpleging voor hem voldoende zal zijn om zich aan de voorwaarden te houden.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies van 10 februari 2023. De reclassering adviseert negatief over oplegging van tbs met voorwaarden, omdat bij verdachte geen bereidheid werd gezien om zich klinisch te laten behandelen en zich te houden aan andere voor het terugdringen van de kans op recidive noodzakelijk geachte voorwaarden. Daarbij werd wel aangetekend dat de indruk bestaat dat verdacht niet overziet waar hij wel of niet mee instemt. Indien de rechtbank toch besluit tot oplegging van tbs met voorwaarden heeft de reclassering geadviseerd over de noodzakelijk geachte voorwaarden. Op de terechtzitting heeft de reclasseringswerker, I. Kunst , in aanvulling op het rapport verklaard dat oplegging van tbs met voorwaarden verdachte mogelijk voldoende kan stimuleren om zich ditmaal wel aan opgelegde voorwaarden te houden, omdat verdachte geen tbs met dwang wenst.
Terbeschikkingstelling
De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de hiervoor genoemde conclusies en adviezen van de deskundigen en neemt deze over. De rechtbank vindt het, net als de deskundigen, noodzakelijk dat verdachte wordt behandeld voor zijn problematiek om zo te voorkomen dat hij nieuwe strafbare feiten pleegt. Gelet op het hoge recidiverisico en het gebrek aan ziektebesef vindt de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte gedurende langere tijd in een gestructureerde en beveiligde omgeving wordt behandeld. De rechtbank ziet het kader van de tbs als het enige passende juridische kader om te waarborgen dat verdachte die behandeling krijgt en zich hieraan niet onttrekt. De rechtbank is van oordeel dat volstaan kan worden met oplegging van tbs met voorwaarden. Hoewel verdachte behandeling tot nu toe heeft geweigerd, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachtes weerzin tegen tbs met dwang hem voldoende zal motiveren zich te houden aan voorwaarden. De deskundigen menen ook dat , anders dan de officier van justitie veronderstelt, het wel binnen de macht van verdachte ligt om zich aan voorwaarden te houden. Verdachte heeft op de terechtzitting verklaard zich aan alle door de reclassering geformuleerde voorwaarden te willen houden.
De rechtbank constateert dat voldaan is aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van tbs. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en het door hem begane feit (de bedreiging) is een misdrijf specifiek genoemd in artikel 37a eerste lid, onder 2 van het Wetboek van Strafrecht. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog en een ander kader om de maatschappij afdoende te beschermen tegen de gedragingen van de verdachte als gevolg van zijn stoornis ontbreekt. De veiligheid van personen dan wel de algemene veiligheid van personen vereist het opleggen van de maatregel. De rechtbank zal ter bescherming van de veiligheid van anderen voorwaarden stellen die het gedrag van verdachte betreffen.
Duur maatregel
De rechtbank legt de maatregel van tbs met voorwaarden op, welke maatregel wettelijk beperkt is in duur tot maximaal negen jaren. Voor het geval in de toekomst wordt bevolen dat verdachte alsnog van overheidswege zal worden verpleegd, overweegt de rechtbank dat de maatregel niet wordt opgelegd wegens een misdrijf dat is gericht tegen of een gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit het enkele tonen van een kettingslot niet kan worden afgeleid dat de gedragingen van verdachte onmiskenbaar waren gericht tegen of gevaar zou veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank zal de tbs-maatregel niet dadelijk uitvoerbaar verklaren. Hoewel een hoog recidiverisico aangenomen kan worden, is de rechtbank van oordeel dat er nu niet ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een soortgelijk misdrijf zal begaan. Het kader van de geschorste voorlopige hechtenis bood hiervoor tot nu toe voldoende waarborgen. Verdachte is immers na het bewezenverklaarde niet meer met politie of justitie in aanraking geweest. Weliswaar zal dit kader komen te vervallen, maar daarvoor zal in de plaats treden het kader van de dadelijk uitvoerbaar verklaarde voorwaarden opgelegd bij vonnis van deze rechtbank van 16 februari 2022 met parketnummer 16-053555-21.
Gedragsbeïnvloedende maatregel
De rechtbank zal aan verdachte geen gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen nu de deskundigen de tbs-maatregel met voorwaarden afdoende achten om het recidiverisico in te perken. De inschatting van de deskundigen is dat de maximale duur van de tbs met voorwaarden voldoende is om tot een constructieve behandeling te komen. Daarbij merkt de psycholoog op dat verdachte nooit eerder een klinische behandeling heeft ondergaan en de verwachting is dat hij van een dergelijke behandeling kan profiteren. Gelet op deze inschatting van de pro Justitia-rapporteurs acht de rechtbank het opleggen van een 38z- maatregel in dit geval niet nodig.
Gevangenisstraf
De rechtbank acht, naast oplegging van genoemde maatregel, gelet op de ernst van de feiten en omdat er sprake is van recidive, oplegging van een gevangenisstraf passend en geboden. Rekening houdende met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met aftrek van het voorarrest, opleggen.
Voorlopige hechtenis
Gelet op de op te leggen maatregel, straf en tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.