ECLI:NL:RBMNE:2023:55

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
C/16/549195 / KL ZA 22-300
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over eigendom van een groenstrook en dwangsommen

In deze zaak, die op 11 januari 2023 door de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, betreft het een executiegeschil tussen [eiser sub 1] c.s. en [gedaagde] over de eigendom van een groenstrook en de uitvoering van een eerder vonnis. [eiser sub 1] c.s. vorderde dat de voorzieningenrechter [gedaagde] zou verbieden om dwangsommen te executeren, omdat zij van mening was dat zij niet meer dan de groenstrook hoefde over te dragen, zoals vastgesteld in het vonnis van 26 oktober 2022. [gedaagde] had echter gesteld dat zij door verjaring eigenaar was geworden van de groenstrook, inclusief een deel van de sloot.

De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] inderdaad de eigendom van de groenstrook had verkregen door verkrijgende verjaring. De voorzieningenrechter concludeerde dat [eiser sub 1] c.s. niet tijdig had meegewerkt aan de aanpassing van de registratie van de percelen in de kadastrale registers, wat leidde tot de verbeurdverklaring van dwangsommen. De rechtbank wees de vorderingen van [eiser sub 1] c.s. af en veroordeelde hen in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden waren begroot op € 1.330,00.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige medewerking aan de uitvoering van vonnissen en de gevolgen van het niet voldoen aan de opgelegde verplichtingen. De rechtbank bevestigde dat de executie van de dwangsommen door [gedaagde] niet als misbruik van bevoegdheid kan worden aangemerkt, aangezien er geen juridische of feitelijke misslagen in het vonnis waren aangetoond.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/549195 / KL ZA 22-300
Vonnis in kort geding van 11 januari 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. R.A. Kaatee te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. S.N. Peijnenburg te Purmerend.
Partijen zullen hierna [eiser sub 1] c.s. en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 december 2022 met producties 1 tot en met 19;
  • het e-mailbericht van 9 januari 2023 van [gedaagde] met producties 1 tot en met 4;
  • de mondelinge behandeling op 11 januari 2023;
  • de pleitnota van [eiser sub 1] c.s.;
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 11 januari 2023 vonnis gewezen. De inhoudelijke uitwerking daarvan is bepaald op 25 januari 2023. Het onderstaande is de inhoudelijke uitwerking.

2.De feiten

2.1.
Tussen [eiser sub 1] c.s. en [gedaagde] is een geschil ontstaan over een perceel ten zuiden van een openbare weg, zijnde de [straat] in [plaats] . Ten zuiden van deze openbare weg ligt een perceel bestaande uit een groenstrook en een sloot. Dit perceel grenst aan een perceel van het Waterschap. Dit perceel van het Waterschap grenst aan een perceel van [gedaagde] . [eiser sub 1] c.s. was eigenaar van het perceel ten zuiden van de [straat] . [gedaagde] stelde door verjaring eigenaar van dit perceel te zijn geworden.
2.2.
In dat kader heeft een procedure tussen partijen plaatsgevonden. Dit heeft geresulteerd in een vonnis van 26 oktober 2022 (hierna: het vonnis).
2.3.
In dit, uitvoerbaar bij voorraad verklaard, vonnis staat (voor zover van belang):
“ (…)
2. De feiten
(…)
2.6.
Tussen het perceel van het Waterschap en de [straat] ligt een strook grond (hierna: de groenstrook). Deze groenstrook vormt deels de berm van de [straat] en er loopt gedeeltelijk een sloot.
2.7.
De rechtbank heeft bovenstaande feiten hierna onder randnummer 4.1. weergegeven in figuur 1.
(…)

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank begrijpt de situatie ter plaatse, zoals hieronder (schematisch, niet op schaal) weergegeven in figuur 1. (…)
(…)
4.4. (…)
De rechtbank leest hierin dat [gedaagde] volgens haar het bezit van de voormalig eigenaar heeft voortgezet (zie hiervoor verder randnummer 4.9). Die bezitsdaden bestaan uit het:
- (…)
- schoonmaken van de sloot.
4.5. (…)
Dat [gedaagde] de sloot heeft schoongemaakt, is ook niet betwist door
[eiser sub 1] en staat daarmee vast. (…)
Verklaring voor recht en dwangsommen
4.11.
De verklaring voor recht dat [gedaagde] eigenaar is van de groenstrook – zoals geel gearceerd op de kaart die als productie 1 bij dagvaarding is overgelegd – zal worden gegeven. (…)

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] de eigendom van de groenstrook door verkrijgende verjaring heeft verkregen,
5.2.
veroordeelt [eiser sub 1] om medewerking te verlenen tot het aanpassen van de registratie van de percelen in de kadastrale registers binnen 14 dagen nadat dit vonnis is betekend, op straffe van een dwangsom van € 500,00 die zij hoofdelijk verschuldigd zijn per dag(deel) dat [eiser sub 1] in gebreke blijft haar medewerking te verlenen met een maximum van € 50.000,00,
5.3.
gebiedt [eiser sub 1] de groenstrook binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden en ter vrije en algehele beschikking van [gedaagde] te stellen, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per overtreding per dag(deel) zolang de overtreding voortduurt, met een maximum van € 25.000,-
5.4.
veroordeelt [eiser sub 1] c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.565,03,
5.5.
verklaart dit vonnis vanaf randnummer 5.2. tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.”
2.4.
[eiser sub 1] c.s. heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
2.5.
Op 3 november 2022 heeft [gedaagde] het vonnis aan [eiser sub 1] c.s. laten betekenen.
2.6.
Op 14 november 2022 heeft [eiser sub 1] c.s. van de notaris de conceptakte van verjaring van 11 november 2022 ontvangen.
2.7.
Bij e-mailbericht van 14 november 2022 heeft de advocaat van [eiser sub 1] c.s. de notaris meegedeeld dat de toegezonden documentatie niet overeenstemt met het vonnis:
“(…) Dit in verband met een door de rechtbank aanwezig geachte verkrijgende verjaring van de zogenaamde ‘groenstrook’ ten behoeve van mevrouw [gedaagde] . Die groenstrook staat in rechtsoverweging 4.1 van het vonnis gedefinieerd (toegelicht met een schematische tekening) en betreft uitsluitend dat deel van de percelen dat gras (groen) bevat en nadrukkelijk niet tevens een deel van de sloot en ook niet een deel van de verharde weg. Uw conceptakte voorziet evenwel in een overgang van meer dan slechts de groenstrook, omdat de aangevraagde splitsing van percelen uitgaat van een zuidelijke grens gelijk aan het huidige perceel (dat eindigt midden in de sloot) en een noordelijke grens tot en met een schuin strookje van de verharde weg (zie de lijn in het document ‘Knipsel van [gedaagde] [eiser sub 1] [.......] ’. De akte vermeldt niets over de groenstrook.
(…)
Kortom, de documentatie die thans voorligt, stemt niet overeen met het vonnis. Mijn cliënten zijn niet bereid en ook niet gehouden om mee te werken aan een overdracht van eigendom die verder gaat dan waartoe zij veroordeeld zijn in het vonnis. Concreet zal uit de documentatie moeten blijken dat en hoe het perceel zodanig wordt gesplitst dat uitsluitend de groenstrook in eigendom overgaat naar mevrouw [gedaagde] . (…)”
2.8.
Op 15 november 2022 heeft [eiser sub 1] c.s. bij de notaris een volmacht ondertekend.
2.9.
Bij exploot van 1 december 2022 heeft [gedaagde] aan [eiser sub 1] c.s. bevel gedaan om onmiddellijk een bedrag van € 7.500,00 aan verbeurde dwangsommen te voldoen.
2.10.
Bij e-mailbericht van 2 december 2022 heeft de advocaat van [eiser sub 1] c.s. de advocaat van [gedaagde] aangeschreven en meegedeeld dat [eiser sub 1] c.s. geen dwangsom verschuldigd is, omdat zij geen conceptakte van de notaris heeft ontvangen die overeenstemt met het vonnis. Ook wordt [gedaagde] in deze e-mail verzocht om binnen 24 uur te bevestigen dat de executie niet wordt doorgezet, bij gebreke waarvan [eiser sub 1] c.s. een executiegeschil aanhangig zal maken. [gedaagde] heeft hieraan geen gehoor gegeven.
2.11.
Op 2 december 2022 heeft [gedaagde] executoriaal derdenbeslag onder de werkgever van [eiseres sub 2] laten leggen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser sub 1] c.s. vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] verbiedt op basis van het op 26 oktober 2022 gewezen vonnis dwangsommen te executeren wegens een beweerdelijk niet voldoen door [eiser sub 1] c.s. aan de veroordeling in dat vonnis, voor zover gebaseerd op de stelling dat [eiser sub 1] c.s. meer zouden moeten overdragen dan de groenstrook zoals weergegeven op de schematische figuur in rechtsoverweging 4.1. van het vonnis (dus zonder sloot en weg);
[gedaagde] gebiedt elke reeds in gang gezette executie als hiervoor beschreven onder 1. per direct te staken, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.000,00 per dag met een maximum van € 50.000,00;
[gedaagde] veroordeelt tot terugbetaling van alle bedragen die reeds via een in gang gezette executie zijn ontvangen van [eiser sub 1] c.s., een en ander binnen 48 uur na dit gewezen vonnis;
alle door [gedaagde] op basis van het vonnis van 26 oktober 2022 ten laste van [eiser sub 1] c.s. gelegde beslagen, waaronder het op 2 december 2022 gelegde beslag onder de werkgever van [eiseres sub 2] , met onmiddellijke ingang opheft, althans [gedaagde] gebiedt deze beslagen binnen 24 uur na dit gewezen vonnis op te doen heffen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.000,00 per dag met een maximum van € 50.000,00;
[gedaagde] veroordeelt in de proces- en nakosten.
3.2.
[eiser sub 1] c.s. legt aan haar vordering, kort gezegd, het volgende ten grondslag. In navolging van het vonnis heeft [eiser sub 1] c.s. haar medewerking willen verlenen aan het aanpassen van de registratie van de percelen in de kadastrale registers. In rechtsoverweging 4.1. van het vonnis heeft de rechtbank bewust een schematische figuur opgenomen wat er kadastraal gezien moet worden gewijzigd. Hieruit volgt dat [gedaagde] door verjaring alleen eigenaar is geworden van de groenstrook. De van de notaris ontvangen conceptakte is niet in lijn met de veroordeling in het vonnis, omdat volgens de conceptakte niet alleen de groenstrook, maar ook de sloot en een deel van de weg naar [gedaagde] zou overgaan. [eiser sub 1] c.s. betwist dat zij dwangsommen aan [gedaagde] moet betalen, omdat niet binnen 14 dagen na betekening van het vonnis de registratie van de percelen in de kadastrale registers is aangepast. [eiser sub 1] c.s. is namelijk niet gehouden om meer af te staan dan waartoe zij is veroordeeld en een aangepaste akte, waarin alleen de groenstrook naar [gedaagde] overgaat, is niet door de notaris aan haar verstrekt. Het door [gedaagde] gelegde loonbeslag is daarbij ingrijpend voor [eiser sub 1] c.s. en onnodig belastend.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser sub 1] c.s., met hoofdelijke veroordeling van [eiser sub 1] c.s. in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang bij de gevorderde voorzieningen staat tussen partijen niet ter discussie en volgt uit de door [gedaagde] genomen executiemaatregelen.
Bevoegdheid
4.2.
[gedaagde] voert aan dat het op basis van de door [eiser sub 1] c.s. ingestelde vorderingen niet duidelijk is of [eiser sub 1] c.s. een beroep doet op de dwangsommenrechter of de executierechter.
4.3.
[eiser sub 1] c.s. verbeurt de door de rechter opgelegde dwangsom, als zij – na betekening van de uitspraak waarbij de dwangsom is vastgesteld – de hoofdveroordeling niet of niet tijdig nakomt. Om aan de op haar rustende dwangsomschuld te ontkomen kan zij bij de dwangsommenrechter opheffing, vermindering of opschorting van de dwangsom vorderen vanwege onmogelijkheid om aan de veroordeling te voldoen ex artikel 611d lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), dan wel kan zij (op voet van artikel 438 Rv) bij de executierechter een executiegeschil aanhangig maken. [eiser sub 1] c.s. betwist dat zij de dwangsommen is verbeurd en heeft in dat kader haar vordering aanhangig gemaakt ex artikel 438 Rv, met verwijzing naar randnummer 29 van de dagvaarding. In het onderhavige geval treedt de voorzieningenrechter dan ook op als executierechter.
Juridisch kader
4.4.
Bij de executierechter komt aan de orde of [eiser sub 1] c.s. dwangsommen heeft verbeurd, hetgeen door [eiser sub 1] c.s. wordt betwist, en, zo ja, of [gedaagde] misbruik maakt van haar executiebevoegdheid door de verbeurde dwangsommen te innen. Bij de beoordeling van de eerste vraag – zijn er dwangsommen verbeurd – moet door uitleg van het vonnis worden vastgesteld waartoe dat vonnis precies verplicht en worden getoetst of [eiser sub 1] c.s. daaraan heeft voldaan. Daarbij is geen plaats voor een herbeoordeling van het geschil dat in het vonnis al is beslist. De rechter moet het dictum van het vonnis uitleggen in het licht van de overwegingen waarop het dictum berust, waarbij ook betekenis toe kan komen aan de processtukken. Bij de uitleg moet de rechter het doel en de strekking van de veroordeling tot richtsnoer nemen in die zin dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel.
De groenstrook
4.5.
[gedaagde] voert aan dat [eiser sub 1] c.s. niet tijdig haar medewerking heeft verleend aan het aanpassen van de registratie van de percelen in de kadastrale registers nadat de rechtbank voor recht heeft verklaard dat [gedaagde] eigendom van de groenstrook heeft verkregen door verkrijgende verjaring.
4.6.
De door partijen overgelegde stukken, waaronder de tekening van productie 1 bij dagvaarding waarop de groenstrook is gearceerd – in dit executiegeschil overgelegd door [eiser sub 1] c.s. als productie 19 – hebben geleid tot de vaststelling van de feiten zoals onder andere weergegeven in rechtsoverweging 2.6. en 2.7. van het vonnis. In rechtsoverweging 4.1. is de feitelijke situatie in een schematische tekening weergegeven. Een en ander moet volgens de voorzieningenrechter in samenhang worden bezien.
4.7.
In rechtsoverweging 5.1. van het dictum wordt voor recht verklaard dat [gedaagde] eigendom van ‘de groenstrook’ heeft verkregen door verkrijgende verjaring. [eiser sub 1] c.s. stelt dat uit rechtsoverweging 4.1. volgt dat de sloot niet tot de groenstrook behoort die door verjaring eigendom is geworden van [gedaagde] .
4.8.
De voorzieningenrechter oordeelt dat uit rechtsoverweging 4.4. en 4.5. van het vonnis volgt dat partijen het tijdens de procedure over de sloot hebben gehad en dat [gedaagde] heeft gesteld dat ten aanzien van de sloot bezitsdaden zijn verricht door het schoonmaken hiervan. Inbezitneming van de sloot door [gedaagde] is in het vonnis, als onbetwist, vast komen te staan. In het vonnis is door de rechtbank geen aparte beoordeling ten aanzien van de sloot opgenomen. In het vonnis is niet overwogen dat de sloot niet aan ‘de groenstrook’ toebehoort, terwijl er wél over bezitsacties van de sloot wordt gesproken. Uit de uitleg van de inhoud van de veroordeling volgt dat alles ten zuiden van het asfalt, hetgeen bestaat uit een berm en een deel van een sloot voor zover deze niet aan het Waterschap toebehoort, onder de noemer ‘de groenstrook’ valt. Waar groenstrook staat, wordt naar oordeel van de voorzieningenrechter dan ook (een deel van een) sloot bedoeld.
Niet-verleende medewerking aan de conceptakte
4.9.
De voorzieningenrechter moet de voor de uitvoering van het vonnis verrichte handelingen van [eiser sub 1] c.s. toetsen aan de inhoud van de veroordeling, die zij zojuist door uitleg heeft vastgesteld. [eiser sub 1] c.s. heeft niet meegewerkt aan de ondertekening van de aan haar door de notaris verstrekte conceptakte van 11 november 2022.
4.10.
[eiser sub 1] c.s. stelt dat uit de aan haar verstrekte conceptakte volgt dat naast de groenstrook tevens een stuk weg in eigendom aan [gedaagde] zou worden overgedragen, hetgeen niet in lijn is met het vonnis. Omdat aan [eiser sub 1] c.s. geen deugdelijke conceptakte is voorgelegd, was het voor haar onmogelijk om haar medewerking te verlenen. Om deze reden zijn de dwangsommen niet verbeurd en is het beslag onrechtmatig gelegd.
4.11.
Naar oordeel van de voorzieningenrechter wordt in rechtsoverweging 2.6., 2.7., of 4.1. van het vonnis niet gesproken over een weg als onderdeel van de groenstrook. Dit volgt ook niet uit de tekening van productie 1 bij dagvaarding, thans productie 19, waarop de groenstrook op een luchtfoto geel is gearceerd en waar in rechtsoverweging 4.11. van het vonnis naar wordt verwezen. Tussen partijen is ook niet in geschil dat [gedaagde] geen eigenaar is geworden van een stuk weg van de [straat] .
4.12.
De vervolgvraag is of [eiser sub 1] c.s. had moeten meewerken aan de ondertekening van de conceptakte van de notaris van 11 november 2022 en of [eiser sub 1] c.s., door niet mee te werken, dwangsommen is verbeurd. [gedaagde] heeft als productie 3 het totaalresultaat uit het knipprogramma van de notaris overgelegd. Deze kaart is volgens [gedaagde] als bijlage bij de conceptakte door de notaris verstrekt. Dit is door [eiser sub 1] c.s. niet betwist, zodat voor haar geen aanleiding bestaat uit te gaan van een door haar zelf gemaakte kaart van [website] . Naar oordeel van de voorzieningenrechter volgt uit genoemde bijlage bij de conceptakte voldoende duidelijk dat de overdracht van het perceel de groenstrook (inclusief een deel van de sloot) omvat en geen gedeelte van de weg. Het vonnis dient daarbij als uitgangspunt. Daarbij heeft [gedaagde] als productie 2 het bericht van het Kadaster houdende de voorlopige grensbepaling overgelegd. Uit deze voorlopige grensbepaling volgt dat de berekende oppervlakte en de nieuwe grenzen van de nieuwe percelen slechts een voorlopige status hebben. Uit het bericht van het Kadaster volgt dat na verificatie van de nieuwe grenzen in het terrein de perceelgrootte wordt vastgesteld. Partijen kunnen bij de verificatie van de nieuwe grenzen in het terrein aanwezig zijn.
4.13.
Het voorgaande maakt naar oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk dat er dwangsommen zijn verbeurd door [eiser sub 1] c.s., omdat zij niet tijdig haar medewerking heeft verleend aan het aanpassen van de registratie van de percelen in de kadastrale registers. [eiser sub 1] c.s. had op basis van de aan haar verstrekte conceptakte van 11 november 2022 moeten meewerken, mede gezien de bij de conceptakte overgelegde kadastrale kaart en het voorlopige karakter van de nieuwe perceelsgrenzen. [gedaagde] mag dus in beginsel tot tenuitvoerlegging van de dwangsommen overgaan. Dit is anders als [gedaagde] misbruik maakt van haar executiebevoegdheid door de tenuitvoerlegging van het vonnis. Dat is niet het geval. Dat is om de volgende redenen.
4.14.
Een executant maakt misbruik van haar bevoegdheid als het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van [eiser sub 1] c.s. een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. [eiser sub 1] c.s. heeft niet gesteld en geenszins aannemelijk gemaakt dat dit het geval is, zodat [gedaagde] geen misbruik maakt van haar executiebevoegdheid.
4.15.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zullen de vorderingen van [eiser sub 1] c.s. worden afgewezen.
Proceskosten
4.16.
[eiser sub 1] c.s. zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.330,00
4.17.
De gevorderde nakosten zullen op de in de beslissing weergegeven wijze worden begroot.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser sub 1] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.330,00,
5.3.
veroordeelt [eiser sub 1] c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser sub 1] c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.G.W.P. Heijne en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2023. [1]

Voetnoten

1.type: EvD/5407