De beoordeling door de rechtbank
De zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
8. Op de zitting heeft eiser de beroepsgronden over de door de (verzekerings)arts(en) verkregen informatie en over de vraagstelling ingetrokken. De rechtbank zal die beroepsgronden daarom niet inhoudelijk bespreken.
9. Eiser voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen lichamelijk onderzoek heeft verricht. De rechtbank merkt op dat eisers beroepsgrond specifiek ziet op een lichamelijk onderzoek. Op zitting heeft eiser opgemerkt dat in de primaire fase wel lichamelijk onderzoek is verricht en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de lichamelijke klachten in de bezwaarfase niet op een fysiek spreekuur heeft onderzocht.
10. De rechtbank ziet in wat eiser aanvoert geen aanleiding om te oordelen dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is. De primaire arts heeft dossierstudie verricht, de door eiser ingevulde vragenlijst heeft bestudeerd en eiser heeft gezien op het fysieke spreekuur van 25 april 2022. De arts heeft eiser psychisch en lichamelijk onderzocht. Bij de beoordeling is de informatie van de huisarts van 19 april 2022 (lees: 15 april 2022), van Altrecht Poli Angst van 19 november 2018 en van NOAGG van 19 september 2017 betrokken. Het rapport is door een verzekeringsarts getoetst en akkoord bevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossierstudie verricht, is bij de telefonische hoorzitting geweest en heeft in overleg met eiser informatie bij de huisarts en bij Indigo opgevraagd.
11. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser in het bezwaarschrift heeft aangegeven dat hij meer beperkt is vanwege zijn geheugen- en concentratieproblemen en duizeligheidsklachten. Naar aanleiding van eisers medische bezwaargronden die voornamelijk betrekking hebben op zijn psychische klachten, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep onderzoek verricht naar deze klachten, medische informatie opgevraagd en deze kenbaar bij de beoordeling betrokken. Onder deze omstandigheden kan de rechtbank volgen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding heeft gezien om lichamelijk onderzoek te verrichten. De beroepsgrond slaagt niet.
De inhoudelijke medische beoordeling
12. Eiser stelt dat zijn medische situatie is onderschat. Vanwege zijn psychische klachten vindt eiser werken in een prikkelarme omgeving een redelijke beperking. Ook vindt eiser dat zijn concentratie- en geheugenproblemen leiden tot beperkingen op het gebied van herinneren, vasthouden van aandacht, verdelen van aandacht en handelingstempo. Vanwege zijn lichamelijke klachten moeten er volgens eiser meer beperkingen worden aangenomen op het gebied van fijne motoriek, hand- en vingergebruik en werken met het toetsenbord en schroefbewegingen. Vanwege zijn toegenomen energetische klachten vindt eiser een grotere urenbeperking aangewezen.
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep rapporteert op 28 december 2022 dat de informatie van Indigo van 20 december 2022 en het huisartsenjournaal van 28 december 2022 geen aanleiding geven om het oordeel van de primaire arts te herzien. In het rapport van 28 april 2022 licht de primaire arts toe dat geen sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden, omdat eiser niet ADL-afhankelijk is, hij niet is opgenomen in een ziekenhuis of instelling en eiser niet fors beperkt is in het persoonlijk of sociaal functioneren. Bij eiser is sprake van een licht verslechterde situatie ten aanzien van de eerdere WIA-beoordeling met betrekking tot het hanteren van problemen van anderen of omgaan met conflicten. Voor de overige klachten waren reeds beperkingen aangenomen en deze worden ook aangenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 28 april 2022. Zo zijn beperkingen aangenomen in de rubrieken sociaal en persoonlijk functioneren ten behoeve van de aanpassingsstoornis/depressieve stoornis van eiser. Voor de fysieke belastbaarheid ten aanzien van eisers hoge bloeddruk heeft de primaire arts eiser beperkt geacht ten aanzien van veelvuldig en zwaar tillen, dragen, duwen en trekken boven de normaalwaarden. Over de duurbelasting heeft de primaire arts gerapporteerd dat eiser is aangewezen op regelmatige werktijden, geen overwerk of nachtdiensten en vaste tijden, zodat voldoende tijd is voor rust en herstel. Om overbelasting te voorkomen is een urenbeperking aangewezen van 8 uur per dag en 40 uur per week.
14. De verzekeringsarts bezwaar en beroep licht in het rapport van 28 december 2022 verder toe dat geen sprake is van een ernstige aandoening waarvoor cognitieve beperkingen zijn aangewezen. Ook is geen sprake van medische redenen om beperkingen aan te nemen ten behoeve van duizeligheid of prikkelverwerking. Verder is met betrekking tot het medicatiegebruik een beperking aangenomen ten aanzien van beroepsmatig autorijden. Naar aanleiding van de beroepsgronden heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 11 mei 2023 aanvullend gemotiveerd dat uit de beschikbare medische informatie niet blijkt dat eisers energetische mogelijkheden zijn verminderd.
15. De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed volgen. Dat eiser het niet eens is met de vastgestelde beperkingen kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Hoe eiser zelf zijn klachten en belastbaarheid ervaart, is bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid niet doorslaggevend. Eiser heeft in beroep geen nieuwe medische informatie ingebracht op grond waarvan hij verdergaand beperkt moet worden geacht of een verdergaande urenbeperking moet worden aangenomen. De beroepsgrond slaagt niet.
De arbeidskundige beoordeling
16. Eiser voert aan dat de functies niet geschikt zijn, omdat hij niet in staat is om acht uur per dag te werken.
17. Uit wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen, volgt dat ervan uit moet worden gegaan dat de beperkingen zoals opgenomen in de FML van 28 april 2022 juist zijn. Volgens die FML is eiser in staat om gemiddeld ongeveer acht uur per dag te werken. De beroepsgrond slaagt niet.
Functie assemblagemedewerker
18. Eiser voert over de functie assemblagemedewerker aan dat de functie niet geschikt is, omdat hij regelmatig zware voorwerpen moet tillen. Ter zitting voert eiser verder aan dat hij zelf een soortgelijke functie heeft verricht en dus uit eigen ervaring weet dat de functie niet geschikt is voor hem.
19. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 30 mei 2023 aanvullend gemotiveerd dat de belastbaarheid ten aanzien van tillen in de functie assemblagemedewerker niet wordt overschreden, omdat de belasting binnen de mogelijkheden van eiser blijft. De normaalwaarde wordt niet overschreden en er is sprake van een tilhulp. De rechtbank kan deze toelichting goed volgen. Dat eiser een soortgelijke functie heeft verricht, betekent niet dat deze functie niet geduid had kunnen worden. De beroepsgrond slaagt niet.
20. Over de functie metaalbuiger voert eiser aan dat de functie niet geschikt is, omdat het niet gaat om routinematige werkzaamheden en omdat eiser vanwege de beperking ten aanzien van verhoogd persoonlijk risico niet in staat is om met een zaag te werken.
21. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het aanvullend rapport van 30 mei 2023 gemotiveerd dat uit het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem volgt dat ‘sterk wisselende omstandigheden en of taakinhoud’ betekent dat de werkdag niet van te voren vaststaat. Dat houdt in dat geen sprake is van een vaste agenda, geen duidelijke structuur of dat er steeds veranderende prioriteiten zijn. Uit de Resultaat functiebeoordeling van 10 januari 2023 blijkt dat sprake is van routinematige werkzaamheden: ‘medewerker kan zich toeleggen op de uitoefening van een taak’. De rechtbank kan de toelichting volgen en neemt daarbij in aanmerking dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de functie geschikt heeft geacht in overleg met de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De beroepsgrond slaagt niet.
22. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv de geduide functies aan de schatting ten grondslag heeft kunnen leggen. Aan de bespreking van de beroepsgronden over de reservefunctie productiemedewerker voedingsmiddelen industrie komt de rechtbank daarom niet toe.