ECLI:NL:RBMNE:2023:5594

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
UTR 23/1158
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en zorgvuldigheid van het medisch onderzoek

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 20 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de afwijzing van een WIA-uitkering. Eiser, die eerder als productiemedewerker werkte, had zich ziekgemeld met psychische klachten en ontving een uitkering op basis van de Ziektewet. Het Uwv had vastgesteld dat eiser per 1 november 2021 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiser was het hier niet mee eens en voerde aan dat het besluit onzorgvuldig tot stand was gekomen en dat hij meer beperkt was dan het Uwv aannam.

De rechtbank oordeelde dat het Uwv zijn besluiten mocht baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen, mits deze rapporten zorgvuldig tot stand waren gekomen. Eiser had geen nieuwe medische informatie ingebracht die zijn stelling dat hij meer beperkt was, kon onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de medische beoordeling van het Uwv juist was en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. Eiser had ook geen bewijs geleverd dat de geduide functies niet geschikt waren voor hem.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen recht had op de WIA-uitkering. De rechtbank wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat eiser het griffierecht niet terugkreeg. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de medische beoordeling en de rol van de verzekeringsartsen in het vaststellen van arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1158

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.E. Jalandoni)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. J.R. Staarthof).

Inleiding

1. In geschil is of het Uwv terecht heeft vastgesteld dat eiser per 1 november 2021 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiser is het hier niet mee eens en voert aan dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, dat hij meer beperkt is dan aangenomen en dat de geduide functies niet geschikt zijn. Het Uwv is het niet met eiser eens. Aan de hand van wat eiser heeft aangevoerd, beoordeelt de rechtbank of het Uwv terecht heeft geweigerd eiser per 1 november 2021 een WIAuitkering toe te kennen.
Voorgeschiedenis en besluitvorming
2. Eiser heeft voorheen gewerkt als productiemedewerker voor gemiddeld 37,93 uur per week. In verband met het vertrek van werkgever naar het buitenland is eiser met een vaststellingsovereenkomst uit dienst gegaan per 1 januari 2013. Vanaf dat moment heeft eiser een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangen.
3. Op 30 maart 2015 heeft eiser zich ziekgemeld met psychische klachten en heeft hij een uitkering ontvangen op grond van de Ziektewet. Het Uwv heeft eisers aanvraag voor een WIA-uitkering per 14 maart 2017 (einde wachttijd) afgewezen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is geschat. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Het bezwaar is met het besluit van 13 november 2017 ongegrond verklaard. Dat besluit is in beroep en in hoger beroep in stand gebleven.
4. Op 1 maart 2022 heeft eiser een melding toegenomen arbeidsongeschiktheid per 1 november 2021 ingediend. Naar aanleiding van deze melding heeft verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden en is het arbeidsongeschiktheidspercentage op 21,54% geschat. Met het besluit van 11 mei 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv beslist dat eiser per 1 november 2021 niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
5. Met het besluit van 12 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en heeft de beroepsgronden met de brief van 12 april 2023 aangevuld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
6. De zaak is op de zitting van 16 juni 2023 behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Het beoordelingskader

7. Bij het beoordelen van de zaak stelt de rechtbank voorop dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal eisen voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze eisen voldoen. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop eiser zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, hiervoor onvoldoende is.

De beoordeling door de rechtbank

De zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
8. Op de zitting heeft eiser de beroepsgronden over de door de (verzekerings)arts(en) verkregen informatie en over de vraagstelling ingetrokken. De rechtbank zal die beroepsgronden daarom niet inhoudelijk bespreken.
9. Eiser voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen lichamelijk onderzoek heeft verricht. De rechtbank merkt op dat eisers beroepsgrond specifiek ziet op een lichamelijk onderzoek. Op zitting heeft eiser opgemerkt dat in de primaire fase wel lichamelijk onderzoek is verricht en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de lichamelijke klachten in de bezwaarfase niet op een fysiek spreekuur heeft onderzocht.
10. De rechtbank ziet in wat eiser aanvoert geen aanleiding om te oordelen dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is. De primaire arts heeft dossierstudie verricht, de door eiser ingevulde vragenlijst heeft bestudeerd en eiser heeft gezien op het fysieke spreekuur van 25 april 2022. De arts heeft eiser psychisch en lichamelijk onderzocht. Bij de beoordeling is de informatie van de huisarts van 19 april 2022 (lees: 15 april 2022), van Altrecht Poli Angst van 19 november 2018 en van NOAGG van 19 september 2017 betrokken. Het rapport is door een verzekeringsarts getoetst en akkoord bevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossierstudie verricht, is bij de telefonische hoorzitting geweest en heeft in overleg met eiser informatie bij de huisarts en bij Indigo opgevraagd.
11. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser in het bezwaarschrift heeft aangegeven dat hij meer beperkt is vanwege zijn geheugen- en concentratieproblemen en duizeligheidsklachten. Naar aanleiding van eisers medische bezwaargronden die voornamelijk betrekking hebben op zijn psychische klachten, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep onderzoek verricht naar deze klachten, medische informatie opgevraagd en deze kenbaar bij de beoordeling betrokken. Onder deze omstandigheden kan de rechtbank volgen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding heeft gezien om lichamelijk onderzoek te verrichten. De beroepsgrond slaagt niet.
De inhoudelijke medische beoordeling
12. Eiser stelt dat zijn medische situatie is onderschat. Vanwege zijn psychische klachten vindt eiser werken in een prikkelarme omgeving een redelijke beperking. Ook vindt eiser dat zijn concentratie- en geheugenproblemen leiden tot beperkingen op het gebied van herinneren, vasthouden van aandacht, verdelen van aandacht en handelingstempo. Vanwege zijn lichamelijke klachten moeten er volgens eiser meer beperkingen worden aangenomen op het gebied van fijne motoriek, hand- en vingergebruik en werken met het toetsenbord en schroefbewegingen. Vanwege zijn toegenomen energetische klachten vindt eiser een grotere urenbeperking aangewezen.
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep rapporteert op 28 december 2022 dat de informatie van Indigo van 20 december 2022 en het huisartsenjournaal van 28 december 2022 geen aanleiding geven om het oordeel van de primaire arts te herzien. In het rapport van 28 april 2022 licht de primaire arts toe dat geen sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden, omdat eiser niet ADL-afhankelijk is, hij niet is opgenomen in een ziekenhuis of instelling en eiser niet fors beperkt is in het persoonlijk of sociaal functioneren. Bij eiser is sprake van een licht verslechterde situatie ten aanzien van de eerdere WIA-beoordeling met betrekking tot het hanteren van problemen van anderen of omgaan met conflicten. Voor de overige klachten waren reeds beperkingen aangenomen en deze worden ook aangenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 28 april 2022. Zo zijn beperkingen aangenomen in de rubrieken sociaal en persoonlijk functioneren ten behoeve van de aanpassingsstoornis/depressieve stoornis van eiser. Voor de fysieke belastbaarheid ten aanzien van eisers hoge bloeddruk heeft de primaire arts eiser beperkt geacht ten aanzien van veelvuldig en zwaar tillen, dragen, duwen en trekken boven de normaalwaarden. Over de duurbelasting heeft de primaire arts gerapporteerd dat eiser is aangewezen op regelmatige werktijden, geen overwerk of nachtdiensten en vaste tijden, zodat voldoende tijd is voor rust en herstel. Om overbelasting te voorkomen is een urenbeperking aangewezen van 8 uur per dag en 40 uur per week.
14. De verzekeringsarts bezwaar en beroep licht in het rapport van 28 december 2022 verder toe dat geen sprake is van een ernstige aandoening waarvoor cognitieve beperkingen zijn aangewezen. Ook is geen sprake van medische redenen om beperkingen aan te nemen ten behoeve van duizeligheid of prikkelverwerking. Verder is met betrekking tot het medicatiegebruik een beperking aangenomen ten aanzien van beroepsmatig autorijden. Naar aanleiding van de beroepsgronden heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 11 mei 2023 aanvullend gemotiveerd dat uit de beschikbare medische informatie niet blijkt dat eisers energetische mogelijkheden zijn verminderd.
15. De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed volgen. Dat eiser het niet eens is met de vastgestelde beperkingen kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Hoe eiser zelf zijn klachten en belastbaarheid ervaart, is bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid niet doorslaggevend. Eiser heeft in beroep geen nieuwe medische informatie ingebracht op grond waarvan hij verdergaand beperkt moet worden geacht of een verdergaande urenbeperking moet worden aangenomen. De beroepsgrond slaagt niet.
De arbeidskundige beoordeling
16. Eiser voert aan dat de functies niet geschikt zijn, omdat hij niet in staat is om acht uur per dag te werken.
17. Uit wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen, volgt dat ervan uit moet worden gegaan dat de beperkingen zoals opgenomen in de FML van 28 april 2022 juist zijn. Volgens die FML is eiser in staat om gemiddeld ongeveer acht uur per dag te werken. De beroepsgrond slaagt niet.
Functie assemblagemedewerker
18. Eiser voert over de functie assemblagemedewerker aan dat de functie niet geschikt is, omdat hij regelmatig zware voorwerpen moet tillen. Ter zitting voert eiser verder aan dat hij zelf een soortgelijke functie heeft verricht en dus uit eigen ervaring weet dat de functie niet geschikt is voor hem.
19. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 30 mei 2023 aanvullend gemotiveerd dat de belastbaarheid ten aanzien van tillen in de functie assemblagemedewerker niet wordt overschreden, omdat de belasting binnen de mogelijkheden van eiser blijft. De normaalwaarde wordt niet overschreden en er is sprake van een tilhulp. De rechtbank kan deze toelichting goed volgen. Dat eiser een soortgelijke functie heeft verricht, betekent niet dat deze functie niet geduid had kunnen worden. De beroepsgrond slaagt niet.
Functie metaalbuiger
20. Over de functie metaalbuiger voert eiser aan dat de functie niet geschikt is, omdat het niet gaat om routinematige werkzaamheden en omdat eiser vanwege de beperking ten aanzien van verhoogd persoonlijk risico niet in staat is om met een zaag te werken.
21. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het aanvullend rapport van 30 mei 2023 gemotiveerd dat uit het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem volgt dat ‘sterk wisselende omstandigheden en of taakinhoud’ betekent dat de werkdag niet van te voren vaststaat. Dat houdt in dat geen sprake is van een vaste agenda, geen duidelijke structuur of dat er steeds veranderende prioriteiten zijn. Uit de Resultaat functiebeoordeling van 10 januari 2023 blijkt dat sprake is van routinematige werkzaamheden: ‘medewerker kan zich toeleggen op de uitoefening van een taak’. De rechtbank kan de toelichting volgen en neemt daarbij in aanmerking dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de functie geschikt heeft geacht in overleg met de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De beroepsgrond slaagt niet.
22. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv de geduide functies aan de schatting ten grondslag heeft kunnen leggen. Aan de bespreking van de beroepsgronden over de reservefunctie productiemedewerker voedingsmiddelen industrie komt de rechtbank daarom niet toe.

Conclusie

21. Het Uwv heeft terecht vastgesteld dat eiser per 1 november 2021 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt dus geen gelijk.
22. Omdat eiser geen gelijk krijgt, bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en krijgt eiser het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C.G. van Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
20 oktober 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.