ECLI:NL:RBMNE:2023:566

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
22/4732
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijverdiengrens 2018 en studiefinanciering: communicatie en verantwoordelijkheden van de student

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 19 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een student, en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, vertegenwoordigd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Eiser volgde in 2018 een Hbo-opleiding en ontving studiefinanciering en een studentenreisproduct. De Minister heeft vastgesteld dat eiser in dat jaar de bijverdiengrens van € 14.456,- heeft overschreden door € 20.690,- te verdienen, wat resulteerde in een terugvordering van € 2.042,01. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de Minister heeft het bezwaar ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting heeft de rechtbank de argumenten van eiser gehoord, die stelde dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij onder het nieuwe leenstelsel viel en dat de bijverdiengrens niet meer voor hem gold. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat eiser vóór 1 september 2015 studiefinanciering heeft aangevraagd en dus onder het oude stelsel valt, waar de bijverdiengrens wel van toepassing is. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eiser in een brief van 5 september 2018 expliciet is gewaarschuwd voor de bijverdiengrens en dat het zijn verantwoordelijkheid was om op de hoogte te zijn van de geldende regels.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de Minister niet verantwoordelijk is voor de communicatie over het gebruik van het studentenreisproduct en dat eiser had moeten weten dat het niet stopzetten van dit product gevolgen kon hebben. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en hem gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4732

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

19 januari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs, de Minister
(gemachtigde: drs. P.M.S. Slagter).

Inleiding

Eiser volgde in 2018 de Hbo-opleiding Integrale Veiligheidskunde (gestart op 1 september 2014) en ontving een studiefinanciering en een studentenreisproduct. Naast zijn opleiding werkte hij bij een supermarkt.
Op 30 maart 2022 heeft de Minister bepaald dat eiser in het jaar 2018 te veel heeft bijverdiend. Eiser heeft namelijk € 20.690,- verdiend, terwijl je als student in het jaar 2018 maximaal € 14.456,- mocht verdienen (de bijverdiengrens). Daarom moet hij een bedrag van € 2.042,01 terugbetalen.
Met het bestreden besluit van 22 augustus 2022 op het bezwaar van eiser is de Minister bij dat besluit gebleven.
De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit op 19 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de Minister.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank stelt vast dat eiser vóór 1 september 2015 voor het eerst aanspraak maakte op studiefinanciering voor het hoger onderwijs. Hierdoor is de studiefinanciering verstrekt onder het ‘oude studiefinancieringsstelsel’. Onder dit stelsel geldt een bijverdiengrens in 2018 van € 14.456,-.
3. Eiser betwist niet dat hij onder dit oude stelsel valt en ook niet dat hij deze bijverdiengrens heeft overschreden. Eiser vindt echter dat er onduidelijk is gecommuniceerd door de Minister, waardoor hij in de veronderstelling verkeerde dat hij vanaf 1 oktober 2018 onder het nieuwe leenstelsel viel en toen dus de bijverdiengrens niet (meer) gold. Ook was hij zich er niet van bewust dat er voorwaarden zitten aan een geactiveerd studentenreisproduct. Hij heeft namelijk geen/amper gebruik gemaakt van zijn studentenreisproduct vanaf september 2018. Als er duidelijk gecommuniceerd zou zijn, had eiser andere keuzes gemaakt.
4. De rechtbank geeft eiser ongelijk. In de brief van 5 september 2018 wordt eiser namelijk gewaarschuwd voor de bijverdiengrens. Er staat expliciet in die brief: “Let ook op de bijverdiengrens en zet uw studentenreisproduct stop voordat uw verdiensten over die grens gaan”. Eiser had dan ook moeten weten dat er een bijverdiengrens gold. Ook had eiser moeten weten dat het niet stopzetten van zijn reisproduct gevolgen zou kunnen hebben. De rechtbank begrijpt dat dit vervelend voor eiser uitpakt, maar het is niet aan de Minister om te onderzoeken of en zo ja, hoe vaak iemand gebruikt maakt van zijn studentenreisproduct. Die verantwoordelijkheid ligt bij de student. Dat de term ‘leenfase’ in de brief is genoemd, betekent bovendien niet dat eiser erop heeft mogen vertrouwen dat de nieuwe regels op hem van toepassing zouden zijn en de bijverdiengrens dus niet meer zou gelden. De ‘leenfase’ is niet hetzelfde als het ‘leenstelsel’ in de nieuwe regels. Als daardoor bij eiser verwarring is ontstaan, dan had hij dit moeten uitzoeken. Het ligt namelijk op de weg van eiser om op de hoogte te zijn van de voor hem geldende regels. De Minister heeft er in dat verband terecht op gewezen dat er op de website en in de beschikbare flyer informatie over het oude en nieuwe stelsel en de bijverdiengrens stond. Ook had eiser – als met die informatie de bij hem ontstane verwarring niet was wegnomen – contact kunnen opnemen met DUO. Dat heeft eiser niet gedaan.
5. Het standpunt van eiser dat het oneerlijk is dat er wel een bijverdiengrens geldt voor studenten onder het oude stelsel en niet voor studenten onder het nieuwe stelsel, volgt de rechtbank tot slot niet. De wetgever heeft bewust ervoor gekozen de bijverdiengrens onder het nieuwe stelsel te laten vervallen. Anders dan eiser stelt, is dit goed verklaarbaar. De studenten onder het nieuwe stelsel ontvingen namelijk - in tegenstelling tot eiser - geen prestatiebeurs.
6. Het beroep van eiser slaagt niet. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug.
7. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2023 door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Pruntel, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.