8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich ten eerste schuldig gemaakt aan een winkeloverval. In de [supermarkt] heeft hij een kassamedewerkster proberen te dwingen de kassa te openen, door onder meer een bijl boven haar hoofd te houden en met die bijl meermalen op haar kassa te slaan. Daarbij riep hij dat ze de kassa moest openen. Toen bleek dat dit een pinkassa betrof, deed hij hetzelfde bij de kassamedewerkster naast haar. Die kassa bleek wel geld te bevatten, waarop hij de kassalade uit de kassa trok en daarmee de winkel uitrende.
Dit is een ernstig feit. Verdachte heeft zich bij het plegen van dit feit louter laten leiden door geldelijk gewin waarbij hij zich op geen enkele manier heeft bekommerd om de medewerksters van de [supermarkt] die slachtoffer zijn geworden van zijn handelen, noch heeft hij zich rekenschap gegeven van het winkelend publiek dat – mogelijk zelfs met kinderen – in de winkel aanwezig was. Dit soort feiten zijn voor de direct betrokkenen schokkend en angstaanjagend. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke feiten doorgaans nadelige psychische gevolgen voor een slachtoffer of getuigen van het voorval met zich brengen, hetgeen ook in dit geval kan worden afgeleid uit de door [slachtoffer 1] ingediende vordering tot schadevergoeding. Dergelijke feiten dragen daarnaast bij aan gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving.
Verdachte heeft daarnaast nog andere strafbare feiten gepleegd. Op het moment dat een klant – aangever Gumiliza - verdachte later probeerde tegen te houden, riep verdachte dat hij hem zou afmaken en sloeg hij hem met de bijl tegen zijn hand. Daarmee heeft verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Ook dergelijke feiten versterken gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer, getuigen van het voorval en bij de samenleving in het algemeen.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
23 augustus 2023 op naam van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden meermalen is veroordeeld voor diefstal met geweld en zware mishandeling.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van de verschillende rapporten die over verdachte zijn opgemaakt, te weten:
- een rapport van de reclassering van 16 oktober 2023, opgemaakt door S. Vroom, reclasseringswerker;
- een rapport van 20 september 2023, opgemaakt door P.K.J. Ronhaar, psychiater;
- een rapport van de reclassering van 7 april 2023, opgemaakt door A. Koekoek, reclasseringswerker;
- een rapport van 24 februari 2023, opgemaakt door T.W.D.P. van Os, psychiater;
- een rapport van de reclassering van 17 november 2022, opgemaakt door L. Engberts, reclasseringswerker;
- een rapport van 8 november 2022, opgemaakt door M.L. Reijmerink, GZ-psycholoog.
Rapport psycholoog Reijmerink
Uit dit rapport blijkt dat bij verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met trekken van een borderline persoonlijkheidsstoornis, een stoornis in het gebruik van alcohol- en cannabis en van beperkte verwerkingssnelheid en probleemoplossende vaardigheden. Dit heeft de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten beïnvloed. Geadviseerd wordt verdachte die feiten in verminderde mate toe te rekenen. Het recidiverisico wordt hoog ingeschat. Gezien de complexe, duurzame problematiek en het hoge recidiverisico kan de behandeling voor verdachte het beste in een klinische setting worden vormgegeven. Het is lastig in te schatten wat een uitvoerbaar advies is, omdat verdachte geen verblijfsstatus heeft, wat maakt dat hij niet in aanmerking komt voor een woning, niet mag werken en geen dagbesteding kan volgen. Puur gedragsdeskundig wordt een voorwaardelijk strafdeel met toezicht door de reclassering en een klinische behandeling als meest passend gezien. Als dit niet uitvoerbaar is, dan kan een tbs-maatregel met dwangverpleging overwogen worden.
Rapport psychiater Ronhaar
Uit dit rapport blijkt dat verdachte lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische en borderline trekken. Ook is bij verdachte sprake van een matige stoornis in het gebruik van alcohol en een lichte stoornis in het gebruik van cannabis. In het rapport wordt vanwege het verband tussen de stoornissen en de delicten geadviseerd de ten laste gelegde feiten in een verminderde mate toe te rekenen.
Het recidivegevaar op (ernstige) geweldsdelicten, indien verdachte onbehandeld terugkeert naar de situatie van voor zijn aanhouding, wordt als hoog beoordeeld. Gelet op de ernst van de problematiek van verdachte is een intensieve en vermoedelijk lange behandeling nodig, in een kliniek met een hoog, misschien wel het hoogste, beveiligingsniveau (in een FPK of FPC) gelet op het beloop in detentie, met een geleidelijke en goed gemonitorde resocialisatie.
Nu de verwachting bestaat dat verdachte deze behandeling niet op vrijwillige of voorwaardelijke basis tot een goed einde zal kunnen brengen, wordt het opleggen van de behandeling als bijzondere voorwaarde of binnen een terbeschikkingstelling met voorwaarden, niet haalbaar geacht. Verdachte ziet zelf vrijwel geen noodzaak tot behandeling. Hij zal geneigd zijn de behandeling uit de weg te gaan. Gelet op het voorgaande, de ernst van het ten laste gelegde en het hoge recidiverisico op feiten als ten laste gelegd, wordt op gedragskundige gronden geadviseerd verdachte tbs met dwangverpleging op te leggen. Een tbs met voorwaarden is naar mening van rapporteur niet haalbaar, niet alleen vanwege de eerder genoemde bezwaren tegen een voorwaardelijk kader, maar ook omdat er met betrokkene in het geheel geen overeenstemming is over de noodzaak van het aangaan van een behandeling van zijn eigen problematiek en evenmin over de risico’s als hij geen behandeling ondergaat. Door de aard van zijn problematiek zal hij daarnaast grote moeite hebben met het zich aan de voorwaarden houden.
Rapport reclasseringswerker Vroom
In dit rapport wordt de conclusie van psychiater Ronhaar onderschreven. Er wordt negatief geadviseerd ten aanzien van het opleggen van een tbs met voorwaarden, gelet op het door verdachte niet erkennen van zijn problematiek, het bagatelliseren van de ernst van de delicten en het gebrek aan motivatie voor een klinisch behandeltraject. Daarnaast is in het rapport op de vreemdelingenstatus van verdachte gewezen, die de uitvoering van een tbs met voorwaarden bemoeilijkt. Tbs met dwangverpleging biedt meer mogelijkheden voor resocialisatie. Zo kan een tbs met dwangverpleging door de Minister van Justitie en Veiligheid worden beëindigd wanneer er in het land van herkomst een passende voorziening is geregeld waar gewerkt kan worden aan de stoornis en het daarmee samenhangende recidivegevaar. Daarnaast kan de rechtbank de maatregel beëindigen onder de voorwaarde dat een vreemdeling niet terugkeert naar Nederland.
Ter terechtzitting heeft de psychiater Ronhaar zijn rapport toegelicht. Daarbij is hij met name ingegaan op zijn bevinding dat verdachte in eerste instantie gemotiveerd lijkt om vrijwillig mee te werken aan een klinische behandeling, maar dat dit na doorvragen niet het geval blijkt te zijn. Ook psycholoog Reijmerink heeft haar bevindingen ter terechtzitting toegelicht. Daarbij heeft zij aangegeven dat zij tijdens haar onderzoek niet heeft kunnen beoordelen dat die motivatie bij verdachte ontbrak. Echter, zij gaf aan het met de psychiater eens te zijn dat, indien de motivatie tot klinische behandeling twijfelachtig is, deze niet in een voorwaardelijk kader kan worden opgelegd en dat een tbs met dwangverpleging in dat geval lijkt te zijn aangewezen. Bovendien acht zij het gelet op de bij verdachte vastgestelde ernstige persoonlijkheidsproblematiek onverstandig om verdachte onbehandeld te laten terugkeren in de maatschappij.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen zoals hiervoor samengevat over en maakt deze tot de hare.
Oplegging tbs met dwangverpleging
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een strafrechtelijk kader met justitieel toezicht noodzakelijk is om het recidiverisico voldoende terug te dringen om daarmee de veiligheid van de maatschappij te garanderen. Daarvoor is er in dit geval, zoals uit het voorgaande volgt, geen ander middel dan de plaatsing in een forensische kliniek in het kader van de maatregel tot tbs met dwangverpleging. De rechtbank zal daarom overgaan tot het opleggen van deze maatregel. Aan alle voorwaarden daarvoor is voldaan. Er bestond bij verdachte ten tijde van het plegen van de strafbare feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Op de bewezen verklaarde misdrijven is naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren gesteld. De rechtbank is van oordeel dat behandeling van verdachte nodig is, nu hij, gelet op de aard en ernst van het strafbare feit, zijn psychische problematiek en het hoge recidiverisico op (ernstige) geweldsdelicten, een gevaar vormt voor de algemene veiligheid van personen.
Daarmee is voldaan aan alle in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht genoemde vereisten om tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling te komen.
De rechtbank ziet geen mogelijkheid de noodzakelijke behandeling in een voorwaardelijk kader te realiseren, nu uit de rapportage van de psychiater Ronhaar blijkt dat verdachte een dergelijke behandeling naar alle waarschijnlijkheid dan niet zal voltooien en dat ook het benodigde hoge beveiligingsniveau van de kliniek en de verwachte lange duur van de behandeling geen andere mogelijkheid openlaat dan het opleggen van tbs met dwangverpleging.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaren.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf gekeken naar de oriëntatiepunten voor de strafoplegging van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Die oriëntatiepunten gaan voor een overval van een winkel met licht geweld of bedreiging – in deze zaak het zwaarste feit – uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaar. Daarbij gelden recidive, toegebrachte schade en het gebruik van een wapen als strafverhogende factoren. Daarnaast gaan de oriëntatiepunten bij mishandeling met behulp van een slagwapen uit van 120 uur taakstraf en bij bedreiging waarbij een slag- of stootwapen wordt getoond van een taakstraf voor de duur van 40 uren. Een hogere straf dan twee jaar gevangenisstraf zou dus passend kunnen zijn, maar de rechtbank houdt er ook rekening mee dat de feiten verdachte in verminderde mate worden toegerekend en dat aan verdachte ook al de maatregel tbs met dwangverpleging wordt opgelegd. De rechtbank acht voor het bewezenverklaarde daarom een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.