In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een docente en haar werkgever, een stichting. De docente, werkzaam als leraar natuur- en scheikunde, werd op 13 juni 2023 op staande voet ontslagen vanwege vermeende onregelmatigheden bij het nakijken van examens. De werkgever stelde dat de docente een vraag in het examen had aangepast, waardoor een leerling onterecht voordeel had genoten ten opzichte van andere leerlingen. De docente betwistte dit en verzocht de kantonrechter om de werkgever te veroordelen tot betaling van vergoedingen, waaronder een transitievergoeding en een billijke vergoeding.
De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat er geen dringende reden aanwezig was. De rechter concludeerde dat de werkgever niet voldoende had aangetoond dat de docente opzettelijk had gehandeld in strijd met haar verplichtingen. De kantonrechter wees erop dat de docente de aanpassing had gedaan om een onvolkomenheid aan te geven en dat er geen bewijs was dat de leerling daadwerkelijk voordeel had genoten. Bovendien had de werkgever nagelaten om de docente de gelegenheid te geven haar kant van het verhaal te vertellen voordat het ontslag werd gegeven.
Als gevolg van deze bevindingen werd de werkgever veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding, een vergoeding voor onregelmatige opzegging en een billijke vergoeding. De kantonrechter hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de docente en de gevolgen van het ontslag voor haar. De totale vergoedingen die de werkgever aan de docente moest betalen, werden vastgesteld op een aanzienlijk bedrag, inclusief wettelijke rente. De rechter wees ook het verzoek van de docente om rectificatie van een persbericht af, omdat de werkgever niet verantwoordelijk was voor de publiciteit rondom de zaak.