ECLI:NL:RBMNE:2023:5954

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 november 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
UTR 22/4705
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting wegens te late aanmelding in bezoekersapplicatie

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die is opgelegd aan eiser, die op 6 juli 2022 een voertuig parkeerde in een gebied waar betaald parkeren geldt. Eiser had het voertuig om 15:09 uur aangemeld in de bezoekersapplicatie, terwijl de parkeercontroleur om 15:01 uur constateerde dat het voertuig niet was aangemeld. De heffingsambtenaar legde een naheffingsaanslag op van € 3,50, verhoogd met € 66,50 aan kosten van naheffing. Eiser maakte bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens stelde eiser beroep in, waarbij hij aanvoerde dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de late aanmelding, omdat de inloggegevens voor de applicatie waren verdwenen.

De rechtbank overweegt dat de parkeerder onverwijld moet aangeven dat hij parkeert, en dat eiser in dit geval een redelijke termijn had om de parkeerbelasting te voldoen. De rechtbank concludeert dat eiser niet tijdig heeft aangemeld, en dat het risico van de late aanmelding voor zijn rekening komt. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren op 13 november 2023, en is openbaar uitgesproken. Eiser kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4705
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 november 2023 op het beroep in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats], eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente], verweerder.

(gemachtigde: M. Meurs)

Inleiding

1. Op 6 juli 2022 ontvangt eiser een medewerker van [bedrijf] B.V. bij hem thuis. De medewerker komt om 14:51 uur aan en parkeert het voertuig met het kenteken [kenteken] aan de [adres] in [woonplaats]. In de parkeerverordening en het daarbij horende aanwijzingsbesluit van de gemeente [gemeente] is deze locatie aangewezen als een plaats waar alleen tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd. [1] Namens eiser is het voertuig om 15:09 uur aangemeld in de bezoekersapplicatie op de telefoon. Daarvoor, om 15:01 uur, is door de parkeercontroleur echter al geconstateerd dat het voertuig niet is aangemeld bij de parkeerautomaat of bij mobiel parkeren.
2. Bij brief van 13 juli 2022 is [bedrijf] B.V. door de heffingsambtenaar op de hoogte gesteld van de aan haar op 6 juli 2022 om 15:01 uur opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] (hierna: de naheffingsaanslag). De nageheven parkeerbelasting bedraagt € 3,50 verhoogd met € 66,50 wegens de kosten van naheffing. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. In de uitspraak op bezwaar van 20 september 2022 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.
3. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Met toestemming van partijen doet de rechtbank uitspraak zonder de zaak op een zitting te behandelen.

Overwegingen

4. De rechtbank stelt voorop dat parkeerbelasting op grond van artikel 225, derde lid, van de Gemeentewet wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd. Eiser heeft het voertuig niet zelf geparkeerd. In het vierde lid is echter bepaald dat ook degene die de belasting voldoet of te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen, wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd. In dit geval heeft eiser te kennen gegeven dat hij de parkeerbelasting wilde voldoen via de bezoekersapplicatie op de telefoon. Dat betekent dat eiser wordt gezien als degene die het voertuig heeft geparkeerd, terecht ontvankelijk is geacht in bezwaar en ook ontvankelijk is in beroep.
5. Eiser voert aan dat hem in redelijkheid niet kan worden verweten dat het voertuig niet eerder dan om 15:09 uur heeft aangemeld in de bezoekersapplicatie op de telefoon. Bij het openen van de app waren de inloggegevens verdwenen. Omdat het parkeerabonnement op naam staat van zijn partner, kon eiser het voertuig niet aanmelden zonder haar hulp en zij was op dat moment niet in de buurt. Na contact met zijn partner bleek dat de inloggegevens op haar telefoon ook waren verdwenen. Het wachtwoord moest via e-mail worden aangepast waardoor het uiteindelijk pas om 15.09 uur is gelukt om het voertuig aan te melden. Eiser heeft wel tijdig gepoogd om het voertuig aan te melden. Ter onderbouwing hiervan heeft hij (een gedeelte van) het gesprek met zijn partner via Whatsapp overgelegd waaruit blijkt dat hij zijn partner om 14:51 uur al een bericht heeft gestuurd met de vraag het voertuig aan te melden.
6. De rechtbank gaat niet mee in het betoog van eiser. Zij overweegt daartoe als volgt.
7. Het parkeren moet bij aanvang onverwijld kenbaar worden gemaakt. De parkeerder moet echter wel een redelijke termijn worden gegund die nodig is om de parkeerapparatuur in werking te stellen. Die redelijke termijn begint direct nadat de auto wordt geparkeerd. [2] Gedurende die termijn moet de parkeerder onverwijld en ononderbroken handelingen verrichten die zijn gericht op het tijdig betalen van parkeerbelasting. Dat geldt ook als er gebruik wordt gemaakt van mobiel parkeren. [3]
8. De rechtbank vindt dat eiser in dit geval een redelijke termijn is geboden om de parkeerbelasting te voldoen. Eiser heeft toegelicht dat het voertuig om 14:51 uur is geparkeerd. Uit de naheffingsaanslag blijkt dat deze om 15:01 uur is opgelegd. Eiser heeft dus 9 minuten de tijd gehad om de parkeerbelasting te betalen. Dat eiser niet beschikte over de inloggegevens om de bezoekersapplicatie in werking te stellen, komt voor zijn rekening en risico. Daar komt bij dat een parkeercontroleur pas overgaat tot het opleggen van een naheffingsaanslag als er niemand meer te zien is in de omgeving die bezig is met het verrichten van handelingen die zijn gericht op het betalen van parkeerbelasting. Doordat er in geval van eiser niemand in of nabij het voertuig is gebleven, is het risico ontstaan dat er in de tussenliggende tijd een parkeercontrole plaatsvond. De gevolgen hiervan komen voor rekening en risico van eiser. Eiser had de parkeerbelasting tot het moment dat de bezoekersapplicatie gebruikt kon worden ook op andere wijze kunnen voldoen.
9. De rechtbank merkt op dat zij er niet aan twijfelt dat eiser de intentie heeft gehad om bij aanvang van het parkeren de parkeerbelasting te voldoen via de bezoekersapplicatie. De rechtbank vindt eisers toelichting op de gang van zaken ook geloofwaardig. Opzet of schuld zijn bij het niet (tijdig) voldoen van parkeerbelasting echter geen vereiste voor de bevoegdheid om een naheffingsaanslag op te leggen. Doorslaggevend is de vraag of er op het moment waarop de naheffingsaanslag is opgelegd feitelijk is betaald voor het parkeren, en dat kan hier niet worden gezegd.
10. De naheffingsaanslag is terecht opgelegd. Het beroep is ongegrond.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. Boer - de Bruin, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Het betreft ‘de verordening van de gemeenteraad van de gemeente [gemeente] houdende regels omtrent parkeren 2021’ en ‘het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [gemeente] houdende regels omtrent de aanwijzing van plaatsen, tijden en betaalwijzen voor betaald parkeren 2021’.
2.Zie het arrest van het gerechtshof Den Haag van 20 september 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:2680.
3.Zie het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 7 december 2011, ECLI:NL:GHSGR:2011:BU9232.