Op 18 augustus 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.D. van Alphen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar bezwaar. De rechtbank oordeelde dat verweerder te laat was met het nemen van een beslissing, wat ook door verweerder zelf werd erkend in zijn verweerschrift van 10 augustus 2023. De ingebrekestelling was op 17 juli 2023 ontvangen, waarna de wettelijke termijn van twee weken was verstreken zonder dat er een besluit was genomen.
De rechtbank stelde vast dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, tot een maximum van 42 dagen. De rechtbank bepaalde dat verweerder de dwangsom moest vaststellen op het moment dat de beslissing was genomen. Aangezien verweerder nog geen besluit had genomen, werd de beslistermijn vastgesteld op vier weken na verzending van de uitspraak. Tevens werd bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moest betalen voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Het beroep werd gegrond verklaard, en de rechtbank vernietigde het niet tijdig nemen van een besluit. Eiseres kreeg recht op vergoeding van de proceskosten, die op € 418,50 werden vastgesteld, en verweerder moest het griffierecht aan eiseres betalen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter S.C.A. van Kuijeren, in aanwezigheid van griffier P.W. Hogenbirk.