In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op zijn verzoek om herbeoordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder te laat heeft beslist, wat ook door verweerder zelf is erkend in zijn verweerschrift van 15 augustus 2023. Eiser had op 14 juli 2023 een ingebrekestelling gestuurd, waarna de wettelijke termijn van twee weken verstreek zonder dat er een beslissing was genomen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke blijft, met een maximum van 42 dagen. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder de dwangsom moet vaststellen op het moment dat de beslissing wordt genomen. Gezien de omstandigheden, waaronder een tekort aan artsen, heeft de rechtbank de beslistermijn vastgesteld op vier weken na verzending van de uitspraak.
De rechtbank heeft verder bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is het beroep gegrond verklaard, en moet verweerder de proceskosten van eiser vergoeden, vastgesteld op € 418,50. De rechtbank heeft ook bepaald dat het griffierecht aan eiser moet worden terugbetaald. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 18 augustus 2023.