In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) op haar bezwaar van 13 januari 2023 tegen een besluit van 3 januari 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV te laat heeft beslist en dat eiseres de ingebrekestelling op 28 juli 2023 heeft verzonden. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig was.
De rechtbank overweegt dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bestuursorgaan een dwangsom moet betalen als het niet op tijd een besluit neemt. De dwangsom bedraagt in dit geval € 23,- per dag voor de eerste veertien dagen, € 35,- voor de daaropvolgende veertien dagen en € 45,- voor de overige dagen, met een maximum van 42 dagen. De rechtbank heeft bepaald dat het UWV de dwangsom moet vaststellen op het moment dat het besluit wordt genomen.
De rechtbank heeft het UWV opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een beslissing te nemen. Tevens is bepaald dat het UWV een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 418,50, en het griffierecht moet door het UWV aan eiseres worden vergoed.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en het UWV opgedragen om binnen de gestelde termijn een besluit bekend te maken.