ECLI:NL:RBMNE:2023:5995

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 oktober 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
UTR 23/3781
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan machtiging en bewijsvoering

Op 9 oktober 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen [eiseres], veronderstellenderwijs handelend namens [obesitas centrum], en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het beroep van [eiseres] was gericht tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat het beroepschrift niet voldeed aan de wettelijke eisen. Dit gebrek aan formaliteiten leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiseres] geen machtiging heeft overgelegd die aantoont dat hij bevoegd is om namens [obesitas centrum] beroep in te stellen. Er zijn ook geen uittreksels uit het handelsregister of statuten overgelegd die de bevoegdheid van de ondertekenaar van de machtiging, Drs. [A], bevestigen. De rechtbank heeft [eiseres] eerder verzocht om deze documenten te overleggen, maar de ingediende stukken waren onvoldoende om de bevoegdheid aan te tonen.

De rechtbank heeft verder opgemerkt dat er inconsistenties waren in de ingediende machtiging, waarbij in de machtiging een andere vertegenwoordiger werd genoemd dan degene die de machtiging had ondertekend. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen of [eiseres] daadwerkelijk bevoegd was om het beroep in te stellen. Gezien deze tekortkomingen heeft de rechtbank het beroep van [eiseres] niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat er recht op proceskostenvergoeding was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3781

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] ( [personeelsadviseur] ), veronderstellenderwijs handelend namens,

[obesitas centrum] ,te [plaats] , eiseres,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat [eiseres] heeft ingediend tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Het beroepschrift voldoet niet aan de wettelijke eisen, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep in te stellen [1] . Als iemand beroep instelt namens een rechtspersoon, moeten er ook uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en – indien nodig – statuten worden overlegd, zodat er aangetoond wordt dat de persoon die de machtiging heeft ondertekend ook bevoegd is om de machtiging namens de rechtspersoon te ondertekenen.
3. Het beroepschrift is ingediend door [eiseres] . Hij vermeldt daarin dat hij de gemachtigde is van [obesitas centrum] [eiseres] heeft bij het beroepschrift geen machtiging, uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en statuten overlegd. De rechtbank heeft [eiseres] bij brief van 23 augustus 2023 verzocht om binnen vier weken alsnog een machtiging, uittreksel uit het handelsregister en een kopie van de statuten in te dienen. Bij brief van 31 augustus 2023 heeft [eiseres] een machtiging overlegd welke is ondertekend door Drs. [A] – Bestuurslid. Ook zijn de statuten overlegd en een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel met betrekking tot [obesitas centrum] Uit dit uittreksel volgt dat de bevoegd bestuurder van [obesitas centrum] , [obesitas centrum] is. Hieruit blijkt niet dat Drs. [A] bevoegd is om namens [obesitas centrum] bevoegd is om de machtiging te ondertekenen en dus ook niet dat [eiseres] bevoegd is om namens [obesitas centrum] beroep in te stellen.
Vervolgens heeft de rechtbank per aangetekende brief van 4 september 2023 verzocht om een uittreksel uit het handelsregister (
eventueel meerdere uittreksels van bovenliggende rechtspersonen)toe te sturen waaruit blijkt wie als (uiteindelijk) bevoegd bestuurder gerechtigd is beroep n te stellen. Op 6 september 2023 heeft [eiseres] wederom een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel met betrekking tot [obesitas centrum] overlegd.
Een medewerker van de rechtbank heeft op 12 september 2023 telefonisch contact gehad met [eiseres] en uitgelegd dat er – om te kunnen controleren of Drs. [A] bevoegd is om namens [obesitas centrum] de machtiging te ondertekenen – een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel nodig is van [obesitas centrum] en dat, indien uit dat uittreksel blijkt dat er een andere rechtspersoon bevoegd is om namens [obesitas centrum] te handelen, ook de onderliggende uittreksels ingediend moeten worden totdat blijkt wie als bevoegd bestuurder (natuurlijk persoon) gerechtigd is beroep in te stellen. Dit is per aangetekende brief van 15 september 2023 ook per brief aangegeven.
Op 19 september 2023 heeft [eiseres] een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel met betrekking tot [besloten vennootschap] overlegd, waarvan
Drs. [A] één van de bestuurders is. Een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel met betrekking tot [obesitas centrum] en uittreksels van eventuele andere tussenliggende rechtspersonen ontbreekt. De rechtbank kan aan de hand van de overlegde stukken dus niet controleren of Drs. [A] uiteindelijk bevoegd is namens de [obesitas centrum] de machtigging te ondertekenen een dus ook niet of [eiseres] gemachtigd is om namens [obesitas centrum] beroep in te stellen.
4. Ter informatie merkt de rechtbank nog op dat er in de eerste alinea van de ingediende machtiging staat dat de [obesitas centrum] vertegenwoordigd wordt door de heer [B] , terwijl de machtiging is ondertekend door Drs. [A] .
5. Omdat aan de hand van de overlegde machtiging, statuten en uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel niet volgt dat [eiseres] bevoegd is namens de [obesitas centrum] beroep in te stellen, is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Artikel 8:24, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)