In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 augustus 2023 uitspraak gedaan in een beroepschrift dat door eiser is ingediend op 17 februari 2023. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser het griffierecht van € 50,- niet op tijd heeft betaald. De rechtbank heeft eiser op 9 april 2023 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen vier weken betaald moest worden. Deze brief is echter niet door eiser afgehaald en is aan de rechtbank geretourneerd. Vervolgens is de brief per gewone post opnieuw verzonden, maar eiser heeft geen geldige reden gegeven voor het niet tijdig betalen van het griffierecht.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat eiser ook geen kopie van de uitspraak op bezwaar heeft ingediend, ondanks een verzoek daartoe in een aangetekende brief van 21 juni 2023. Ook deze brief is niet door eiser afgehaald en is geretourneerd. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat het niet tijdig betalen van het griffierecht en het ontbreken van de gevraagde documenten leiden tot de conclusie dat het beroep niet inhoudelijk kan worden behandeld. De rechtbank heeft daarom besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren en heeft geen aanleiding gezien voor een vergoeding van de proceskosten.
De uitspraak is gedaan door rechter S.C.A. van Kuijeren, in aanwezigheid van griffier P.W. Hogenbirk, en is openbaar uitgesproken op 8 augustus 2023. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze uitspraak.