ECLI:NL:RBMNE:2023:6097

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 november 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
UTR 22/5461
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering openbaarmaking document gemeentelijke financiële raming en geheimhouding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van de raad om de geheimhouding van het document 'Gemeentelijke indicatieve financiële raming ontwikkeling [bestemmingsplan]' op te heffen, alsmede de afwijzing van verzoek tot openbaarmaking van het document. De raad heeft eisers verzoek met het besluit van 14 februari 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 14 oktober 2022 op het bezwaar van eiser is de raad bij de afwijzing van het verzoek gebleven. Eiser heeft beroep ingesteld en de raad heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De rechtbank heeft het beroep op 3 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van de raad.

Eiser, lid van de gemeenteraad, heeft op 21 januari 2022 een verzoek ingediend in het kader van de Wet openbaarheid bestuur (Wob) om het document openbaar te maken. De gemeenteraad heeft op 20 januari 2022 besloten om de geheimhouding van het document te bekrachtigen. Het document betreft een interne financiële raming van de ontwikkeling van een locatie in [plaats 2]. De raad heeft op 14 februari 2022 besloten om het document niet te verstrekken en de geheimhouding niet op te heffen op grond van artikel 25 van de Gemeentewet en artikel 10, tweede lid, onder b, van de Wob. De rechtbank heeft kennisgenomen van het vertrouwelijk overgelegde document en oordeelt dat de raad terecht heeft overwogen dat het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen het belang om onevenredig nadeel van de raad in toekomstige onderhandelingen te voorkomen.

De rechtbank concludeert dat de geheimhouding van het document noodzakelijk blijft om de onderhandelingspositie van de gemeente te beschermen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er wordt geen vergoeding voor proceskosten toegekend. De rechtbank wijst erop dat de raad ten onrechte heeft verwezen naar het verouderde artikel 25 van de Gemeentewet in samenhang met artikel 10 van de Wob, maar dat dit eiser niet heeft benadeeld. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, en is openbaar uitgesproken op 14 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5461

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 november 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats 1] , eiser

(gemachtigde: mr. G.A. van Gorcom),
en

de raad van de gemeente [gemeente]

(gemachtigden: mr. S.M. Schipper en mr. T. Ten Cate).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van de raad om de geheimhouding van het document 'Gemeentelijke indicatieve financiële raming ontwikkeling [bestemmingsplan] ' op te heffen, alsmede de afwijzing van verzoek tot openbaarmaking van het document.
De raad heeft eisers verzoek met het besluit van 14 februari 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 14 oktober 2022 op het bezwaar van eiser is de raad bij de afwijzing van het verzoek gebleven.
Eiser heeft beroep ingesteld en de raad heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 3 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van de raad.

Beoordeling door de rechtbank

Inleiding
1. Op 21 januari 2022 is door eiser een verzoek ingediend in het kader van de Wet openbaarheid bestuur (Wob) om het document 'Gemeentelijke indicatieve financiële raming ontwikkeling [bestemmingsplan] ' (het document) openbaar te maken. Het Wob-verzoek geldt tevens als een verzoek tot opheffing van de geheimhouding. [1] Eiser, lid van de gemeenteraad, doet het verzoek omdat de bevolking het recht heeft om de onderliggende berekening te kennen.
2. De gemeenteraad heeft op 20 januari 2022 besloten om de opgelegde verplichting tot geheimhouding van het document in de zin van het destijds geldende artikel 25 van de Gemeentewet te bekrachtigen. Het document betreft een interne financiële raming van de ontwikkeling van het voormalig [locatie] in [plaats 2] . Deze raming diende ertoe om een inschatting te maken van enkele stellingen van de projectontwikkelaar over het raadsvoorstel van het bestemmingsplan [bestemmingsplan] [plaats 2] . De financiële raming is enkel bestemd voor intern gebruik om de onderhandelingspositie in te kunnen schatten.
3. Op 14 februari 2022 is besloten om het document niet te verstrekken en de geheimhouding niet op te heffen op grond van artikel 25 van de Gemeentewet en artikel 10, tweede lid, onder b, van de Wob. De motivering hiervan is als volgt: ”De gemeente kan door het verstrekken van deze informatie financieel nadeel oplopen. Openbaarmaking kan de onderhandelingspositie van de gemeente tegenover wederpartijen aantasten dan wel verzwakken. Openbaarmaking kan de onderhandelingspositie van de gemeente in dit geval zozeer schaden dat de economische of financiële belangen van de gemeente geacht moeten worden zwaarder te wegen dan het algemeen belang van openbaarmaking.”
4. In de raadsvergadering van 4 oktober 2022 wordt de beslissing op eisers bezwaar genomen en bij het bestreden besluit wordt de beslissing aan eiser bekend gemaakt. Het
primaire raadsbesluit van 20 januari 2022 en besluit van 14 februari 2022 is met aanvullende motivering in standgehouden. Daarbij wordt het volgende toegelicht: "Ook al betreft het document ‘gemeentelijke indicatieve financiële raming ontwikkeling [bestemmingsplan] ' een gemeentelijke indicatieve financiële raming waarvoor de grondeigenaar geen informatie heeft aangeleverd, toch geeft een dergelijke indicatieve raming inzicht in de wijze waarop onze gemeente grondexploitaties en ramingen opstelt en welke rekensystematiek wij daarbij gebruiken. Een dergelijk inzicht kan voor toekomstige gemeentelijke grondexploitaties en ramingen nadelig zijn. Het motief voor geheimhouding geldt ook voor het bewaren van de gezonde concurrentieverhouding in het geval bij onverhoopt faillissement van de huidige grondeigenaar het project opnieuw in de markt moet worden gezet.” Het besluit is onder andere gebaseerd op artikel 25 van de Gemeentewet in samenhang met artikel 10 van de Wob.
Oordeel van de rechtbank
Vertrouwelijkheid document
5. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:29, vijfde en zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kennisgenomen van het vertrouwelijk overgelegde document. De advocaat van eiser heeft op de zitting aan de orde gesteld dat hij als enige geen inzage heeft in het document. Zijn cliënt heeft als gemeenteraadslid wel kennis van het document, maar mag dat – gelet op de opgelegde geheimhouding – niet met hem delen. De gemachtigden van de raad hebben ook kennis van het document, evenals de rechtbank. De rechtbank ziet geen aanleiding om het verzoek van de raad om geheimhouding alsnog af te wijzen en kennisneming van de het document aan eiser en zijn gemachtigde in deze procedure toe te staan. De omstandigheid dat eiser als gemeenteraadslid kennis heeft van het vertrouwelijke document, betekent niet dat het belang van vertrouwelijkheid van dat document in deze procedure minder zwaar weegt en zijn gemachtigde kennis zou moeten kunnen nemen van het document. Het belang van vertrouwelijkheid ligt onder meer in het niet inhoudelijk kunnen bespreken van dat document op een openbare zitting van de rechtbank.
Toepassing van de Wob en de Woo
6. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit is genomen na de inwerkingtreding van de Wet open overheid (Woo) [2] en artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet luidde op dat moment als volgt: “De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 5.1 van de Wet open overheid, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de raad worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de raad haar opheft.” Bij de heroverweging in bezwaar heeft de raad dan ook het verouderde artikel 25 van de Gemeentewet gebruikt, waarin wordt verwezen naar artikel 10 van de Wob. Daarmee heeft de raad de onjuiste wettekst toegepast. De rechtbank passeert dit gebrek op grond van artikel 6:22 van de Awb omdat het belang dat in artikel 10, tweede lid, onder b van de Wob is genoemd aan het besluit ten grondslag ligt en het belang van artikel 5.1, tweede lid, onder b, van de Woo daarmee overeenkomt. Eiser is dan ook niet benadeeld door deze fout.
De economische of financiële belangen van de raad en de gemeente
7. Volgens eiser is het noodzakelijk om het document openbaar te maken om aan te tonen dat het nooit zo kan zijn dat er pas sprake is van winstgevendheid bij een volume woningen zoals uit het document blijkt. Door openbaarmaking kunnen de aannames en cijfers gecontroleerd worden en kan de noodzaak van natuurvernietiging aangetoond of ontkracht worden. Het document moet openbaar gemaakt worden om in [lokale] politiek besproken te kunnen worden om zo duidelijkheid te krijgen over de financiële overwegingen over de al dan niet winstgevendheid van de ontwikkeling van het voormalig [locatie] . Op de zitting licht eiser toe dat het hem vooral om de winst gaat die in het document is berekend.
8. Na kennisneming van het document is de rechtbank van oordeel dat de raad terecht heeft overwogen dat het belang van openbaarmaking ten tijde van het bestreden besluit niet opweegt tegen het belang om onevenredig nadeel van de raad in (toekomstige) onderhandelingen te voorkomen. De raad heeft toegelicht dat het document enkel bestemd
is voor intern gebruik om de onderhandelingspositie in te kunnen schatten. Ook zijn er, na het besluit om het bestemmingsplan niet vast te stellen, gesprekken en onderhandelingen gevoerd met de ontwikkelaar, over een nieuw dan wel aangepast bestemmingsplan. Vervolgens is voornoemd besluit vernietigd door de Afdeling waardoor de raad opnieuw een besluit moet nemen over het ontwerpbestemmingsplan. [3] De gesprekken en onderhandelingen die daarmee verband houden lopen nog. De rechtbank vindt het daarom aannemelijk dat openbaarmaking ook gevolgen heeft voor de onderhandelingspositie van de gemeente. [4] De rechtbank is het dan ook met de raad eens dat de geheimhouding van het document noodzakelijk blijft om een verzwakking van de onderhandelingspositie van de gemeente te voorkomen. In zoverre komt naar het oordeel van de rechtbank aan het door de raad ingeroepen belang van bescherming van haar onderhandelingspositie meer gewicht toe dan aan het belang van eiser om hiervan kennis te nemen zonder geheimhoudingsverplichting. Op de zitting is door eiser een alternatieve berekening overgelegd met het verzoek om deze te vergelijken met het document. Dit maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. De Woo ziet namelijk niet op de vraag of een document inhoudelijk juist is. Daarom kan rechtbank over inhoud van het document of de alternatieve berekening geen uitspraak doen. Bovendien ziet de rechtbank niet in dat eiser als gemeenteraadslid de inhoud van het document niet in [lokale] politiek (in beslotenheid) kan bespreken. De overgelegde alternatieve berekening, neemt rechtbank dan ook voor kennisgeving aan.

Conclusie en gevolgen

Het beroep in ongegrond. Voor het geconstateerde gebrek krijgt eiser geen vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Bij de toepassing van artikel 25 van de Gemeentewet heeft de raad niet onderkend dat dat artikel als gevolg van de in invoering van de Woo is gewijzigd. Daarom is ten onrechte verwezen naar artikel 25 van de
Gemeentewet in samenhang met artikel 10 van de Wob. Omdat de inhoud van de relevante weigeringsgrond, zie punt 6 van deze uitspraak, niet is gewijzigd en eiser op dit punt geen beroepsgrond heeft aangevoerd, is er sprake van een bijzondere omstandigheid op grond waarvan de rechtbank niet overgaat tot het vergoeden van de proceskosten. De rechtbank zal evenmin bepalen dat de raad aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 november 2023.
De griffier is verhinderd
om de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 25 van de Gemeentewet.
2.Op 1 mei 2022 is de Woo in werking getreden en is de Wob ingetrokken. Er is niet voorzien in overgangsrecht. Dat betekent dat de Woo onmiddellijke werking heeft.
3.Uitspraak van de Afdeling van 6 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3393.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 18 februari 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BH3263 en de uitspraak van de Afdeling van 29 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1381.