ECLI:NL:RBMNE:2023:611
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag compensatie transitievergoeding wegens te late indiening en toetsing aan evenredigheidsbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. D. Simons, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door S.N. Westmaas-Kanhai. Eiseres had een aanvraag ingediend voor compensatie van de transitievergoeding die aan werknemer [A] was betaald, maar deze aanvraag werd door het Uwv afgewezen omdat deze te laat was ingediend. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de invoering van de Wet houdende maatregelen met betrekking tot de transitievergoeding en de verplichting om aanvragen via eHerkenning in te dienen.
Eiseres stelde dat door personeelswisselingen en de impact van de coronacrisis de aanvraag niet tijdig was ingediend. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag vóór 22 december 2020 ingediend had moeten worden, maar dat dit niet was gebeurd. Eiseres beriep zich op het vertrouwensbeginsel, stellende dat het Uwv haar had doen geloven dat de aanvraag was ontvangen. De rechtbank concludeerde echter dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd voor haar stelling dat het Uwv toezeggingen had gedaan over de behandeling van de aanvraag.
De rechtbank heeft de beroepsgrond van eiseres afgewezen en geoordeeld dat het Uwv de aanvraag terecht heeft afgewezen. De rechtbank concludeert dat de strikte toepassing van de termijn in dit geval niet onevenredig was in verhouding tot de doelen die met de regeling worden gediend. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.