Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[belanghebbende 4],
[belanghebbende 7],
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 6 juni 2023 een verzoek tot het leggen van bewijsbeslag afgewezen. Het verzoek was ingediend door een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die stelde dat er een noodzaak bestond voor bewijsbeslag om zijn rechtspositie veilig te stellen. De rechtbank oordeelde echter dat de verzoeker onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de beslaglegging noodzakelijk was. De rechtbank benadrukte dat bewijsbeslag een ingrijpend dwangmiddel is dat een forse inbreuk maakt op de rechten van de betrokkenen. Er moet worden getoetst of er geen andere manieren zijn om de belangen van de verzoeker te beschermen, zoals het verkrijgen van bescheiden via een procedure op basis van artikel 843a Rv. De verzoeker had aangegeven dat zijn belang lag in de totstandkoming en verspreiding van een rapport, maar de rechtbank concludeerde dat hij al op de hoogte was van de relevante informatie en dat er geen noodzaak was voor bewijsbeslag. Bovendien werd opgemerkt dat het verzoeker niet helder was wat zijn exacte belang was bij het verkrijgen van informatie over het rapport, en dat verdergaand onderzoek het karakter van een fishing expedition zou krijgen, wat niet is toegestaan onder artikel 843a Rv. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek afgewezen.