ECLI:NL:RBMNE:2023:6221

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
C/16/557720 / KL RK 23-166
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • S.C. Hagedoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot bewijsbeslag in civiele procedure

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 6 juni 2023 een verzoek tot het leggen van bewijsbeslag afgewezen. Het verzoek was ingediend door een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die stelde dat er een noodzaak bestond voor bewijsbeslag om zijn rechtspositie veilig te stellen. De rechtbank oordeelde echter dat de verzoeker onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de beslaglegging noodzakelijk was. De rechtbank benadrukte dat bewijsbeslag een ingrijpend dwangmiddel is dat een forse inbreuk maakt op de rechten van de betrokkenen. Er moet worden getoetst of er geen andere manieren zijn om de belangen van de verzoeker te beschermen, zoals het verkrijgen van bescheiden via een procedure op basis van artikel 843a Rv. De verzoeker had aangegeven dat zijn belang lag in de totstandkoming en verspreiding van een rapport, maar de rechtbank concludeerde dat hij al op de hoogte was van de relevante informatie en dat er geen noodzaak was voor bewijsbeslag. Bovendien werd opgemerkt dat het verzoeker niet helder was wat zijn exacte belang was bij het verkrijgen van informatie over het rapport, en dat verdergaand onderzoek het karakter van een fishing expedition zou krijgen, wat niet is toegestaan onder artikel 843a Rv. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek afgewezen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rekestnummer: C/16/557720 / KL RK 23-166
Beschikking van de voorzieningenrechter van 6 juni 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoeker] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
verzoeker,
advocaat mr. M.H.J. van Rest te 's-Gravenhage
en
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[belanghebbende 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[belanghebbende 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[belanghebbende 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 3] ,
4.
[belanghebbende 4],
woonplaats onbekend,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[belanghebbende 5] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 4] ,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[belanghebbende 6] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 4] ,
7.
[belanghebbende 7],
woonplaats onbekend,
belanghebbenden.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verzoek is ingekomen op 5 juni 2023.
1.2.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1.
Bij een verzoek tot het leggen van bewijsbeslag dient de verzoeker zijn belang bij de beslaglegging voldoende aannemelijk te maken, alsmede feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit volgt dat de beslaglegging met het oog daarop noodzakelijk is. Dat heeft verzoeker naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gedaan. Het verzoek zal dus worden afgewezen wegens een gebrek aan belang.
2.2. -
De rechtbank stelt voorop dat een bewijsbeslag een ingrijpend dwangmiddel is dat een forse inbreuk maakt op de rechten van degenen onder wie beslag wordt gelegd. Getoetst moet worden aan de eis van subsidiariteit; is er een andere wijze waarop verzoeker haar belangen kan beschermen? Verkrijging van bepaalde bescheiden van een wederpartij kan ook via een 843a Rv procedure. In dat geval kan hoor en wederhoor worden toegepast alvorens de rechtbank een beslissing neemt. De rechtbank zal dan ook moeten afwegen of voldoende aannemelijk is gemaakt dat de uitkomst van een dergelijke procedure niet kan worden afgewacht.
Verzoeker stelt dat zijn belang ziet op twee onderwerpen, de totstandkoming van het rapport en de verspreiding daarvan. Uit het verzoekschrift blijkt dat verzoeker weet aan wie het rapport verspreid is, zodat hij geen belang heeft bij een bewijsbeslag om deze informatie te verkrijgen.
Uit het verzoekschrift blijkt voorts dat verzoeker ernstige bezwaren heeft tegen (inhoud en totstandkoming van) het rapport. De vraag hier is of een bewijsbeslag nodig is om zijn rechtspositie veilig te stellen. Verzoeker heeft niet voldoende aannemelijk gemaakt dat er een noodzaak is om nu eerst een bewijsbeslag te leggen en daarna via een procedure inzage in de bescheiden te krijgen. Daarbij komt dat een zeer breed spectrum aan correspondentie en stukken wordt opgevraagd, waarvan op voorhand niet aannemelijk is dat het op deze wijze in een artikel 843a-Rv procedure zal worden toegestaan. Maar de rechtbank ziet ook onvoldoende aanleiding om een beslag op een beperkt deel van de opgevraagde stukken toe te staan. Daarvoor geldt nog steeds dat niet aan de eis van subsidiariteit is voldaan. Daar komt bij dat verzoeker niet helder heeft gemaakt wat zijn exacte belang is bij het verkrijgen van informatie over de totstandkoming van het rapport en de vraag wie daar in welke mate bij betrokken waren. Voor een groot deel kent verzoeker het antwoord op die vragen al. Verdergaand onderzoek krijgt in hoge mate het karakter van een fishing expedition en daarvoor is artikel 843a Rv (en het bewijsbeslag) niet bedoeld.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.C. Hagedoorn en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2023. [1]

Voetnoten

1.type: HO