ECLI:NL:RBMNE:2023:6284

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
24 november 2023
Zaaknummer
C/16/563792 / KG ZA 23-534 CMR/51145
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van asielzoekerscentrum door gedaagden met verblijfsvergunning

In deze zaak vordert het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) dat de gedaagde partijen, die verblijven in het asielzoekerscentrum (AZC) in Amersfoort, de door hen in gebruik zijnde ruimte(n) ontruimen. De gedaagden hebben een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gekregen en hebben een aanbod van de gemeente Eemnes voor passende woonruimte geweigerd. Hierdoor is hun recht op opvang in het AZC geëindigd, en verblijven zij onrechtmatig in het AZC. De gedaagden zijn niet verschenen op de zitting, waardoor verstek tegen hen is verleend. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vordering van het COA niet onrechtmatig of ongegrond is en wijst deze toe. De gedaagden worden veroordeeld om binnen veertien dagen de ruimte(n) in het AZC te ontruimen en worden in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van het COA worden begroot op € 1.676,57.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/563792 / KG ZA 23-534 CMR/51145
Vonnis in kort geding van 23 november 2023
in de zaak van
CENTRAAL ORGAAN OPVANG ASIELZOEKERS,
gevestigd te Den Haag,
eisende partij,
hierna te noemen: COA,
advocaat: mr. A.M.A. Dijkman,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 oktober 2023,
- de mondelinge behandeling van 16 november 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
[gedaagden] zijn niet op de mondelinge behandeling verschenen.
1.3.
Hierna is bepaald dat het vonnis vandaag wordt uitgesproken.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[gedaagden] verblijven in het AZC in [woonplaats] . [gedaagden] hebben op 13 januari 2023 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gekregen.
2.2.
Het COA draagt zorg voor de centrale opvang van asielzoekers en voorziet dat aan hen opvang wordt geboden in een opvangcentrum. Het recht op opvang eindigt onder andere wanneer een asielaanvraag wordt ingewilligd. In dat geval eindigt het recht op opvang op de dag waarop naar het oordeel van het COA passende huisvesting buiten de opvang kan worden gerealiseerd.
2.3.
Omdat [gedaagden] een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd hebben gekregen, eindigt voor hen het recht op opvang in het AZC in [woonplaats] . Het COA heeft [gedaagden] op 3 februari 2023 een brief gestuurd om hen hierover te informeren. Daarin staat dat zij in aanmerking komen voor huisvesting in een gemeente en dat het COA aan hen dwingend en eenmalig passende woonruimte zal aanbieden. Op diezelfde dag heeft ook een huisvestingsgesprek plaatsgevonden, waarin is geïnformeerd of er omstandigheden aanwezig zijn waar rekening mee moet worden gehouden bij het vinden van huisvesting. [gedaagden] hebben aangegeven dat [gedaagde sub 2] onder behandeling is bij de GGZ [locatie] . Om die reden is geadviseerd om [gedaagden] te bemiddelen naar een woning op maximaal 30 kilometer afstand van de GGZ [locatie] .
2.4.
Op 23 mei 2023 heeft het COA [gedaagden] laten weten dat de gemeente [gemeente] bereid was gevonden om voor hen woonruimte beschikbaar te stellen. Op 14 augustus 2023 is een woning in [woonplaats] aan [gedaagden] aangeboden, op afstand van ongeveer 15 kilometer van de GGZ [locatie] . [gedaagden] hebben geweigerd om de huurovereenkomst te ondertekenen.
2.5.
Het COA vordert in deze procedure dat [gedaagden] worden veroordeeld om de bij hen in gebruik zijnde ruimte(n) in het AZC [woonplaats] te ontruimen. Omdat [gedaagden] niet zijn teruggekomen op hun weigering van de woning in [woonplaats] , is het recht op opvang van [gedaagden] volgens het COA van rechtswege geëindigd. De gemeente [gemeente] heeft hen immers een passende woonruimte geboden en dat aanbod hebben zij geweigerd. Door het eindigen van het recht op opvang, verblijven [gedaagden] onrechtmatig in het AZC in [woonplaats] .

3.De beoordeling

3.1.
[gedaagden] zijn niet naar de zitting van 16 november 2023 gekomen, terwijl zij daarvoor deugdelijk zijn opgeroepen. De dagvaarding is immers aan hen in persoon betekend. De voorzieningenrechter verleent daarom verstek tegen [gedaagden] ,
3.2.
Omdat [gedaagden] niet naar de zitting zijn gekomen, weet de voorzieningenrechter niet wat zij van de zaak vinden. Dat betekent dat de vordering van het COA alleen wordt beoordeeld op basis van de stellingen van het COA.
3.3.
Het COA heeft een spoedeisend belang bij haar vordering. [gedaagden] verblijven op dit moment zonder recht of titel in de opvang. Het COA heeft er belang bij dat deze onrechtmatige situatie zo snel mogelijk wordt beëindigd, ook met het oog op de beperkte capaciteit van de asielzoekerscentra.
3.4.
De vordering van het COA komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor. De vordering wordt daarom toegewezen. [gedaagden] moeten de bij hen in gebruik zijnde ruimte(n) in het AZC in [woonplaats] verlaten. Zij krijgen hier veertien dagen de tijd voor. Deze termijn gaat in vanaf het moment dat dit vonnis aan hen door de deurwaarder is bezorgd.
3.5.
Omdat [gedaagden] ongelijk hebben gekregen, worden zij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van het COA worden begroot op:
- dagvaarding € 130,57
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat € 697,00 (tarief handel kort geding verstek)
- nakosten
€ 173,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.676,57

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagden] om de bij hen in gebruik zijnde ruimte(n) in het AZC in [woonplaats] op het adres [adres] in [woonplaats] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden met al het hunne en de hunnen;
4.2.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten van € 1.676,57, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten [gedaagden] € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2023.