ECLI:NL:RBMNE:2023:665

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
16.126856.22 en 16.112036.22 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van poging tot doodslag, openlijke geweldpleging en diefstal met toepassing van jeugdstrafrecht

Op 21 februari 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2002, die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag, openlijke geweldpleging en diefstal. De feiten vonden plaats op 22 mei 2022 in Almere, waar de verdachte samen met anderen het slachtoffer heeft omsingeld, met scooters heeft aangereden en hem meermalen met een scherp voorwerp in de rug heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door zijn handelen, een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 275 dagen, met aftrek van het voorarrest, en een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en eerdere veroordelingen. De rechtbank heeft ook de impact van de feiten op het slachtoffer en de samenleving meegewogen. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding gevorderd, die gedeeltelijk is toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.126856.22 en 16.112036.22 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [2002] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in de [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 december 2022 en 7 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L.H. van der Veldt en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. F. Tosun, advocaat te Zaandam, en mr. J.A. Neslo, advocaat te Almere, en M. Kwakman, juridisch medewerker op het kantoor van mr. Neslo, namens de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16.126856.22
1.
op 22 mei 2022 te Almere, samen met één of meer anderen, heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven door hem meermalen:
- met een mes, althans scherp en/of puntig voorwerp, in de rug te steken/snijden en/of
- met een scooter tegen hem aan te rijden en/of
- met gebalde vuist tegen het gezicht te slaan/stompen en/of
- tegen het lichaam te trappen/schoppen en/of slaan/stompen/duwen;
Subsidiair is dit ten laste gelegd als het medeplegen van zware mishandeling, meer subsidiair als het medeplegen van een poging tot zware mishandeling en meest subsidiair als het medeplegen van mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.
2.
op 22 mei 2022 te Almere openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] .
Parketnummer 16.112036.22
op 5 mei 2022 te Almere een blikje Red Bull heeft gestolen van de [supermarkt] , vestiging [vestiging] .
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16.126856.22 en 16.112036.22 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1, 2 en 3.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag, de onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging en de onder 3 ten laste gelegde diefstal wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de onder 1 meest subsidiair ten laste gelegde mishandeling. Daartoe is aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte aangever met een mes in diens rug heeft gestoken. De beelden zijn daarvoor te onduidelijk, bovendien is er bij verdachte geen mes aangetroffen en blijkt het bloed op zijn kleren niet van aangever afkomstig te zijn. Verdachte heeft geen van de overige ten laste gelegde geweldshandelingen verricht en niet nauw en bewust samengewerkt met zijn medeverdachten. Verder ontbreekt zowel het opzet op de dood van aangever als op het toebrengen van (zwaar) lichamelijk letsel bij aangever. Het letsel bij aangever kan ook niet worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Voor zover de rechtbank oordeelt dat verdachte aangever wel met een mes in diens rug heeft gestoken, heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor de zware mishandeling en de poging tot zware mishandeling.
Ook voor de onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit. Verdachte heeft zich steeds afzijdig gehouden en dus geen significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld. Zo al bewezen kan worden dat verdachte steekbewegingen heeft gemaakt, staan deze los van de geweldshandelingen die de overige verdachten hebben gepleegd en had verdachte ook geen opzet op het door de medeverdachten toegepaste geweld.
Wat betreft feit 3 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen voor de feiten 1 en 2 [1]
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 22 mei 2022 op zijn skeelers in Almere was. Hij skeelerde op het Busplein tegenover de Day&Night shop toen hij van achteren werd aangereden. Hierdoor viel hij voorover op handen en knieën. Op het moment dat hij op de grond terecht kwam, sloegen vier jongens op hem in. Het duurde wel een paar minuten. Hij ervoer op dat moment veel pijn. Ze hebben met scooters op hem ingereden toen hij op de grond lag. Ook hebben ze hem drie keer gestoken. [2]
Door getuige [getuige 1] is verklaard dat zij een groepje mensen bij de Day&Night shop zag. Zij waren aan het schreeuwen. Zij zag vervolgens een man van de groep weg skeeleren. Hij werd aangereden door de scooters, geslagen op zijn rug en onderuit getrapt. Hij zag kans naar de rand van de busbaan te skeeleren, maar werd weer gepakt door de jongens. Die gooiden hem tegen het bushokje. Toen hij in dat bushokje zat, kon hij geen kant meer op. Voor hem stonden de twee scooters met daarop de twee jongens en de derde en vierde dader. Daar kreeg hij enkele hele harde vuistslagen op zijn hoofd en werd hij weer aangereden. [3]
Uit het door de politie verrichte onderzoek naar de camerabeelden van Cameratoezicht Almere, van de Nederlandse Spoorwegen en naar de door getuige [getuige 2] vanuit de bus gemaakte camerabeelden (het zogenoemde Snapchatfilmpje) komt naar voren dat [medeverdachte 1] de bestuurder was van de donkerkleurige scooter, [medeverdachte 2] de blauwe scooter bestuurde, [medeverdachte 3] aangever heeft mishandeld en [verdachte] drie stekende bewegingen in de richting van de rug van aangever heeft gemaakt. [4] Uit de beelden van Cameratoezicht Almere volgt dat aangever meerdere keren werd omsingeld door vier personen, waarvan twee personen ieder op een scooter zaten. [5] Door verbalisant zijn, op basis van de camerabeelden en de door getuigen afgelegde verklaringen, de feitelijke handelingen per verdachte beschreven.
[medeverdachte 1] :
02.21.36
uur: de bestuurder van de donkerkleurige scooter reed in de richting van aangever en stopte zeer kort achter aangever.
02.21.47
uur: de twee bestuurders van de twee scooters reden in de richting van aangever. [6]
02.21.55
uur: de persoon met de korte broek (de rechtbank begrijpt: aangever) viel op de grond, nadat de bestuurder van de donkerkleurig scooter tegen het linkerbeen van aangever aanreed. [7]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat de bestuurder van de grijze scooter de man in het begin onderuit heeft gereden en dat hij ook later, tijdens de mishandeling, weer op de man inreed. [8] Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat aangever door één van de jongens op een scooter (de rechtbank begrijpt: de donkerkleurige scooter) achter aangever is aangereden en hem in de rug heeft gereden. De scooter reed vol gas op aangever in. [9]
[medeverdachte 2] :
02.21.40
uur: aangever werd aangereden door de bestuurder van de scooter met de blauwe voorkant.
02.21.57
uur: de persoon op de grond werd aangereden door de bestuurder van de tweede scooter, die aan de voorkant blauw was.
02.21.58
uur: de bestuurder van de scooter bleef tegen de persoon op de grond aanrijden. [10]
Door getuige [getuige 1] is verklaard dat de jongen op de blauwe scooter de man als eerste aanreed. Aangever werd later weer aangereden door de jongen op de blauwe scooter. Zij zag dat hij meerdere keren tegen zijn benen aanreed. Zij zag de scooter letterlijk heen en weer gaan. [11] Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat de snelheid waarmee de blauwe scooter tegen aangever aanreed niet heel hoog was, maar wel genoeg moet zijn geweest om pijn te veroorzaken. Hij zag dat beide keren dat de scooter tegen de man aanreed diens onderlichaam bewoog. [12]
[medeverdachte 3] :
02.21.24
uur: één van de vier personen pakte aangever vast en gaf hem een duw. Deze persoon liep achter aangever aan.
02.21.28
uur: deze persoon gaf aangever nogmaals een duw.
02.21.37
uur: deze persoon gaf aangever een trap tegen zijn benen, waardoor aangever ten val kwam.
02.21.47: aangever skeelerde weg. De persoon die aangever had getrapt, liep achter aangever aan. [13]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat aangever onderuit werd getrapt door de vierde jongen die erbij kwam. Hij schopte aangever tegen zijn been, zodat hij tegen de grond viel. Aangever kwam weer overeind, maar werd weer onderuit getrapt door deze vierde jongen.
Zij zag dat de vierde dader aangever enkele heel harde vuistslagen tegen zijn hoofd gaf. Aangever viel door deze vuistslagen weer op de grond. [14] Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat NN1 (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 3] ) aangever een vuistslag gaf. Hij zag dat NN1 met gebalde vuist zijn rechterarm met kracht naar het gezicht van aangever bracht en in het gezicht, net boven de oogkas, terecht kwam. [15]
[verdachte] :
Op het Snapchatfilmpje is het volgende te zien:
  • er staan twee personen bij aangever. Eén van deze twee personen maakte een stekende beweging in de richting van de rug van aangever.
  • diezelfde persoon maakte een tweede stekende beweging in de richting van aangever. Aangever zat met zijn rug in de richting van deze persoon.
  • diezelfde persoon maakte een derde stekende beweging in de richting van aangever, waarbij aangever met zijn rug in de richting van deze persoon probeerde op te staan.
Uit het onderzoek is gebleken dat [verdachte] in zijn hand vermoedelijk een blikje drinken
vast had. Voordat aangever werd getrapt, hield hij dit voorwerp in zijn rechterhand vast. Op het moment dat aangever werd getrapt door [medeverdachte 3] , pakte hij dit vermoedelijke blikje met zijn linkerhand uit zijn rechterhand. Hierbij werd geconstateerd dat hij vervolgens zijn rechterhand bij zijn rechterheup hield. Vervolgens is op de camerabeelden te zien dat [verdachte] drie stekende bewegingen maakt richting de rug van aangever. Hierna is te zien dat [verdachte] zijn rechterhand bij zijn rechter broeksband hield. Uit de beelden blijkt dat [verdachte] hierna het vermoedelijk blikje van zijn linkerhand naar zijn rechterhand deed. [17]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat aangever op de grond lag en klappen op zijn rug kreeg van de derde man. [18] Getuige [getuige 2] verklaarde dat aangever drie of vier keer door klappen werd geraakt aan de bovenkant van zijn lichaam. [19]
Uit de door een forensisch arts opgemaakte rapportage volgt dat er midden op het voorhoofd een scherp begrensde grillig ovale huidverkleuring zichtbaar is van circa 8 millimeter lang en circa 3 millimeter breed. Het is een genezende huidbeschadiging met korstvorming. Op het voorhoofd, boven de binnenkant van de rechter wenkbrauw, is een scherp begrensde streepvormige roodbruine huidverkleuring zichtbaar van circa 22 millimeter lang en circa 3 millimeter breed. Dit is een gehechte huiddoorklieving met twee hechtingen. Bij de linker binnen ooghoek, tegen de neusbrug, is een onscherp begrensde gele huidverkleuring zichtbaar van circa 34 millimeter lang en circa 16 millimeter breed. Dit is een onderhuidse bloeduitstorting. Op het rechter deel van de rug zijn drie scherp begrensde streepvormige
roodbruine huidverkleuringen met een grijspaars/groengele rand zichtbaar met enkele hechtingen er doorheen. Het zijn genezende huiddoorklievingen met korstvorming, hechtingen en enige onderhuidse bloeduitstortingen. Deze drie huiddoorklievingen zijn nader omschreven als 8a, 8b en 8c. 8a bevindt zich hoog op de rug, naast het rechter schouderblad en de ruggengraad en is circa 25 millimeter lang en circa 8 millimeter breed. 8b zit ongeveer halverwege de hoogte en de breedte van het rechterdeel van de rug en is circa 37 millimeter lang en circa 17 millimeter breed. 8c bevindt zich laag rechts op de rug, ter hoogte van de taille en is circa 26 millimeter lang en circa 12 millimeter breed. Op beide armen en benen zijn onderhuidse bloeduitstortingen en huidbeschadigingen met korstvorming zichtbaar. [20]
Het antwoord op de vraag wat de gevaarzetting was van de verschillende steekwonden luidt als volgt. Onder het letsel genummerd als 8a, de steekwond hoog op de rug, is onder de borstkas de rechter long aanwezig en het trauma heeft een bloedige klaplong veroorzaakt. Daardoor heeft aangever direct na het incident meer dan 200 milliliter bloed verloren. De daaropvolgende dag heeft aangever nog een aanvullende 300 milliliter bloed verloren dat afliep via de drain. Het bloedverlies bij aangever in de acute fase had ervoor gezorgd dat medisch handelen, namelijk het toedienen van vocht door de ambulancemedewerker, noodzakelijk was om de bloedcirculatie van aangever voldoende in stand te houden. Als de bloedcirculatie van aangever voor een langere periode onvoldoende zou zijn geweest, had blijvende schade kunnen ontstaan en had aangever kunnen overlijden. Het letsel genummerd als 8b, de steekwond halverwege het rechterdeel van de rug, zorgde ervoor dat de rechter nier dan wel lever minimaal geraakt werd waardoor er enig bloed aanwezig was op deze locatie in de buikholte. Als een van deze twee organen meer schade had opgelopen was de bloeding heviger geweest en had dit de bloedcirculatie in gevaar kunnen brengen. [21]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen voor feit 1 primair
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen. Uit de bevindingen met betrekking tot de verschillende camerabeelden volgt dat verdachte zijn rechterhand bij zijn rechterheup hield, daarna drie stekende bewegingen maakte in de richting van de rug van aangever en vervolgens zijn rechterhand weer bij zijn rechter broeksband hield. Hoewel op de camerabeelden geen voorwerp te zien is en er bij verdachte ook geen mes of scherp en/of puntig voorwerp is aangetroffen, volgt uit deze handelingen dat verdachte kennelijk een voorwerp heeft gepakt, daarmee heeft gestoken en het voorwerp daarna weer weg heeft gestopt. Daarbij betrekt de rechtbank ook het bij aangever geconstateerde letsel, namelijk drie steekwonden in de rug, hetgeen overeenkomt met de drie waargenomen stekende bewegingen. Uit de letselinterpretatie volgt ten slotte ook dat er met het voorwerp dusdanig diep in het lichaam van aangever is gestoken, namelijk tot in de rechter long, dat het een scherp en/of puntig voorwerp moet zijn geweest en er bovendien met kracht moet zijn gestoken.
De letselinterpretatie beantwoordt de vraag of het letsel potentieel dodelijk was positief. Het bloedverlies bij aangever in de acute fase vereiste medische handelen om de bloedcirculatie in stand te houden en bij niet tijdig medisch ingrijpen had het bloedverlies kunnen leiden tot een levensbedreigende situatie. De rechtbank is daarom van oordeel dat de aanmerkelijke kans bestond verdachte aangever met zijn handelen dodelijk zou verwonden. De gedragingen van verdachte (het tot driemaal toe steken in de rug met een scherp/puntig voorwerp) kunnen daarnaast naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel bij aangever dat het niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen. Onvoldoende is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten om aangever met opzet van het leven te beroven. Op grond van het dossier kan namelijk niet worden vastgesteld dat de overige drie verdachten wetenschap hebben gehad van de aanwezigheid van een scherp en/of puntig voorwerp bij verdachte en dat verdachte dit voorwerp ook zou gaan gebruiken. De overige onder feit 1 primair ten laste gelegde geweldshandelingen, te weten het aanrijden van aangever met de scooter, het slaan/stompen tegen het hoofd en het lichaam en het trappen/schoppen tegen het lichaam, zijn niet van dien aard dat daarmee de aanmerkelijke kans bestond dat aangever ten gevolge hiervan zou komen te overlijden, zodat ook voor dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspraak zal volgen.
Bewijsoverwegingen voor feit 2
De rechtbank stelt voorop dat van het “in vereniging” plegen van geweld sprake is indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld. Deze bijdrage zelf hoeft niet van gewelddadige aard te zijn, maar de enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die “in vereniging” geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
De rechtbank stelt vast dat uit de verschillende getuigenverklaringen en camerabeelden het gezamenlijk optreden van de groep van vier verdachten blijkt. Door alle verdachten zijn geweldshandelingen gepleegd. Verdachte heeft niet alleen getalsmatig voor versterking gezorgd door van begin tot eind erbij aanwezig te zijn en er zich niet van te distantiëren, maar hij heeft ook samen met de andere verdachten aangever meermalen omsingeld en is hem meermalen gevolgd als aangever van hen weg probeerde te gaan. Bovendien, en niet in de laatste plaats, was hij degene die aangever driemaal met een scherp en/of puntig voorwerp in zijn rug heeft gestoken.
Op grond hiervan staat voor de rechtbank vast dat verdachte door te handelen zoals hiervoor vermeld opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen Verdachte heeft aan het geweld een voldoende significante of wezenlijke bijdrage geleverd.
Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging.
Bewijsmiddelen voor feit 3
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend en de raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 december 2022;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 5 mei 2022, genummerd PL0900-2022125486-6, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende een bekennende verklaring van verdachte, blad 2 en 3;
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een aangifteformulier winkeldiefstal van 5 mei 2022, opgemaakt door [verbalisant] namens politie en [aangever] namens [supermarkt] , pagina 1 en 2, behorende bij het proces-verbaal, genummerd PL0900-2022125486.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 22 mei 2022 te Almere, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, met een scherp en/of puntig voorwerp, voornoemde [slachtoffer] in de rug heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
op 22 mei 2022 te Almere, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten tegen [slachtoffer] , door voornoemde [slachtoffer] meermalen,
- met een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug te steken/snijden en
- met een scooter aan te rijden en
- met gebalde vuist tegen het gezicht te slaan/stompen en
- tegen het lichaam te slaan/stompen en te trappen/schoppen en
- tegen het lichaam te duwen.
3
op 5 mei 2022 te Almere, een blikje Redbull, dat aan [supermarkt] (vestiging [vestiging] ), toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair:
poging tot doodslag;
Feit 2:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
Feit 3:
diefstal.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te berechten volgens het jeugdstrafrecht en ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een jeugddetentie van 275 dagen, met aftrek van het voorarrest, en tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel).
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft eveneens verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen en verdachte te veroordelen tot een jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest en een voorwaardelijke PIJ-maatregel.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich, samen met drie anderen, schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. In de nacht van 22 mei 2022 hebben verdachten het slachtoffer zonder enige noemenswaardige aanleiding omsingeld, achtervolgd, met scooters aangereden, geduwd, in zijn gezicht en tegen zijn lichaam geslagen en onderuit getrapt. Verdachte is degene geweest die het slachtoffer te midden van al dit geweld driemaal met een scherp en/of puntig voorwerp in diens rug heeft gestoken en zich daarmee ook schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag.
Uit de bewegende beelden blijkt goed de ernst en het ongeremde, maar ook het laffe, van wat verdachten hebben gedaan. Zij hebben zich met zijn vieren gericht op een slachtoffer dat op skeelers reed en daarmee kwetsbaar en weerloos was. Zij hebben hun scooters ingezet als wapen door daarmee het slachtoffer meerdere keren vol gas aan te rijden.
Door hun handelen hebben verdachte en zijn medeverdachten een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en zijn gevoel van veiligheid. Het slachtoffer moest in het ziekenhuis worden opgenomen en medisch ingrijpen was noodzakelijk om ernstiger letsel te voorkomen. Uit de door het slachtoffer overgelegde stukken blijkt dat hij nadien nog wekenlang lichamelijk beperkt is geweest als gevolg van het bewezen verklaarde en hij bovendien nu meerdere ontsierende littekens in zijn gezicht heeft. Ook voelt hij zich in het openbaar steeds onveilig en is hij voortdurend op zijn hoede.
Feiten als de onderhavige versterken daarnaast de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid op straat. Meerdere (jonge) mensen zijn getuige geweest van dit geweld. Eén van de getuigen heeft verklaard het hoofd te hebben afgewend omdat hij het niet meer kon aanzien. Een ander verklaarde bang te zijn geweest voor de verdachten. Dit soort geweld leidt ertoe dat mensen bang zijn op een uitgaansavond (in Almere) een groep als die van verdachte en zijn medeverdachten tegen te komen.
Verdachte heeft steeds verklaard dat hij dronken was en zich daardoor van het bewezen verklaarde niets meer kan herinneren. De rechtbank kan zich echter niet aan de indruk onttrekken dat verdachte zijn dronkenschap als excuus gebruikt om niet over zijn aandeel te hoeven verklaren. Daarmee neemt verdachte geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen en wekt hij de indruk de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende te beseffen. Dit weegt de rechtbank in zijn nadeel mee.
Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal en daarmee laten zien geen respect te hebben voor andermans goederen en eigendommen. Bovendien heeft hij met zijn handelen de betreffende winkelier de nodige overlast bezorgd.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 10 januari 2023 betreffende verdachte. Daaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten in combinatie met vermogensdelicten. De rechtbank weegt dit mee in het nadeel van verdachte.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van een rapportage psychiatrisch onderzoek van 3 november 2022, opgemaakt door T. den Boer, psychiater. Verdachte heeft zijn medewerking aan dit onderzoek geweigerd. De psychiater heeft, behalve de informatie uit het strafdossier en een korte klinische indruk, geen ruimte gehad om te komen tot eigenstandig diagnostisch onderzoek. Verdachte heeft wel zijn medewerking verleend aan het psychologisch onderzoek. Dit onderzoek heeft geleid tot een diagnostische beschrijving en beantwoording van de vraagstelling. Deze beantwoording is volgens de psychiater goed navolgbaar in het licht van de beschikbare schriftelijke informatie en de eigen korte klinische indruk.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een rapportage psychologisch onderzoek van 21 november 2022, opgemaakt door S. Pantelić, kinder- en jeugdpsycholoog. Daarin wordt weergegeven dat er, ook ten tijde van het ten laste gelegde, bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis, aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitesstoornis gecombineerd beeld, een normoverschrijdend gedragsstoornis met begin in de adolescentie en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. In algemene zin kan gesteld worden dat het persisterende onvermogen om zich te verplaatsen in een ander, in combinatie met ontremd impulsief gedrag en de normoverschrijdend gedragsstoornis een rol hebben gespeeld in de totstandkoming van het ten laste gelegde. Door de (gedeeltelijke) ontkenning van verdachte is het niet mogelijk om te omschrijven hoe dat heeft plaatsgevonden. Geadviseerd wordt om het bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Het risico op gewelddadig en grensoverschrijdend gedrag wordt als hoog ingeschat. Indien verdachte weer buiten de kaders van een beveiligde instelling verblijft, zullen er problemen op alle leefgebieden zijn en daarmee samenhangende risicofactoren.
Er worden nog pedagogische beïnvloedingsmogelijkheden gezien, zodat geadviseerd wordt om het jeugdstrafrecht toe te passen. Om de ontwikkeling van verdachte te bevorderen en de kans op recidive te beperken, is een strak behandelprogramma nodig, dat zowel forensische behandelmodaliteiten als toeleiding naar school, werk en vrijetijdsbesteding verzorgt. De behandeling dient zich te richten op de persoonlijkheidsontwikkeling van verdachte en het systeem rondom verdachte. De eerdere systemische en individuele behandeling alsmede de intensieve woonbegeleiding vanuit een voorziening die gespecialiseerd is in autismespectrumproblematiek is niet afdoende gebleken om recidive te voorkomen. Verdachte is juist vanwege zijn overlastgevende gedrag uitgeplaatst en heeft zich in die periode ook niet aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering gehouden. Gelet op de lacunaire gewetensfunctie, de beperkte empathische vermogens en de aanwezige hardnekkige rigide denkpatronen brengt dit zorgen mee ten aanzien van de persoonlijkheidsontwikkeling van verdachte en de kans op herhaling indien hij niet langdurige behandeling in een justitiële jeugdinrichting krijgt, en wel binnen het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
Ten slotte heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies van 5 december 2022, opgemaakt door L. Scheffers. Daarin wordt weergegeven dat risicofactoren zich voordoen op de leefgebieden huisvesting, dagbesteding, sociaal netwerk, middelengebruik en verslaving en psychosociaal functioneren. Verdachte woonde de laatste maand voorafgaand aan zijn aanhouding in deze zaak in een zorgboerderij nadat hij vanwege zijn gedrag niet meer thuis kon wonen en vervolgens eveneens vanwege zijn gedrag uit het begeleid wonen traject van Focus4Care is gezet. Hij heeft geen structurele dagbesteding en geen startkwalificaties voor de arbeidsmarkt. Er bestaan al langere tijd zorgen bij de ouders van verdachte over zijn vriendenkring. Het middelengebruik is direct delictgerelateerd. Verdachte is beïnvloedbaar in de omgang met zijn vrienden hetgeen van invloed is op zijn psychosociaal functioneren. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. De reclassering adviseert om het jeugdstrafrecht toe te passen. De reclassering onderschrijft de argumenten voor een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel en conformeert zich aan het advies van de psycholoog.
De PIJ-maatregel
In de persoonlijkheid van verdachte ziet de rechtbank grond om hem conform artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht volgens het jeugdstrafrecht te berechten. De rechtbank kan zich in de conclusies van zowel de psycholoog als de reclassering, die het ASR-wegingskader hebben toegepast, vinden en zal deze adviezen volgen.
De rechtbank zal de psycholoog ook volgen in haar advies om het bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank acht het met de deskundigen noodzakelijk dat verdachte wordt behandeld. Een ambulante behandeling wordt als ontoereikend beschouwd om verdachtes ontwikkeling in positieve richting om te buigen. Een langdurige behandeling binnen een klinische setting en in een gedwongen kader is nodig om zijn gedrag te beïnvloeden. De rechtbank stelt vast dat, gelet op de bewezenverklaring en de beschouwingen, conclusies en adviezen van de deskundigen, aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van de PIJ-maatregel is voldaan. Hieruit blijkt namelijk dat (1) bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling/ziekelijke stoornis van de geestvermogens, (2) verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig misdrijf, waarop een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld, (3) de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de maatregel eist en (4) de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel opleggen om de noodzakelijke behandeling voor verdachte op te starten en mogelijk te maken. Alleen op deze manier kan begonnen worden met het terugdringen van de gedrags- en ontwikkelingsproblemen en alleen daarmee kan een beperking van het recidiverisico worden bereikt. Dit is uiteindelijk in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte, zijn toekomst en de maatschappij.
De maatregel geldt voor een termijn van drie jaren. Na twee jaren eindigt de maatregel van rechtswege voorwaardelijk, tenzij de maatregel wordt verlengd op de wijze zoals bedoeld in artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank stelt vast dat de maatregel is opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Derhalve kan de maatregel verlengd worden, telkens met ten hoogste twee jaren en tot een maximum van zeven jaren, als bedoeld in artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering.
Jeugddetentie
De rechtbank acht naast de PIJ-maatregel een onvoorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden. Bij het bepalen van de hoogte van de jeugddetentie heeft de rechtbank rekening gehouden met het belang van verdachte om, gelet op zijn problematiek, zo spoedig mogelijk te kunnen starten met de behandeling in het kader van de aan hem opgelegde PIJ-maatregel. Aan verdachte zal daarom worden opgelegd een jeugddetentie die gelijk is aan de duur van het voorarrest, namelijk een jeugddetentie van 275 dagen.

9.BESLAG

Teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal teruggave gelasten van de in beslag genomen voorwerpen, te weten een vest, shirt en pet, twee rolschaatsen, een broek en twee sokken aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van deze voorwerpen kan worden aangemerkt.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten een bromfiets, verbeurd verklaren. Met behulp van dit voorwerp zijn de onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde feiten begaan.
Bewaring in beslag genomen voorwerpen
Met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen, te weten een broek en sleutels, kan geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt. De rechtbank zal daarom de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van deze voorwerpen gelasten.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 14.220,50. Dit bedrag bestaat uit € 2.220,50 materiële schade en € 12.000,00 immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende schadeposten:
* eigen risico 2022 - € 385,00
* schade aan kleding - € 183,00
* schade aan skeelers - € 200,00
* schade aan bank - € 1.000,00
* daggeldvergoeding ziekenhuisopname - € 62,00
* vergoeding huishoudelijke hulp - € 390,50
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 9.000,00 en voor het overige niet-ontvankelijkverklaring. De gevorderde materiële schade kan hoofdelijk worden toegewezen, met uitzondering van de post ‘huishoudelijke hulp’, omdat deze post onvoldoende is onderbouwd. De officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, primair in verband met de door haar bepleite vrijspraak, subsidiair omdat de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert en meer subsidiair omdat de vordering ontoereikend is gemotiveerd. Meest subsidiair moet de toe te kennen schadevergoeding worden gematigd. Zij heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de posten ‘eigen risico’, ‘ziekenhuisopname’, ‘pet en shirt’, indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte heeft gestoken. De overige posten zijn onvoldoende onderbouwd en daarvoor moet daarom niet-ontvankelijkverklaring volgen. De gevorderde immateriële schade is buitengewoon hoog. Onder verwijzing naar enkele uitspraken heeft de raadsvrouw verzocht deze schade toe te kennen tot een bedrag van € 2.000,00, waarbij verdachten hoofdelijk worden veroordeeld.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten ‘eigen risico’, ‘kleding’, ‘skeelers’, ‘daggeld ziekenhuisopname’ en ‘vergoeding huishoudelijke hulp’ is voldoende onderbouwd en komt voor vergoeding in aanmerking. De gevorderde schade aan de bank is onderbouwd met slechts één foto. De rechtbank zal die schade daarom schatten op een bedrag van € 500,00. De vordering wat betreft de materiële schade zal worden toegewezen tot het bedrag van € 1.720,50, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 mei 2022 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 en 2 bewezen verklaarde immateriële schade heeft geleden. Op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde partij recht op vergoeding hiervan. Bij de begroting van de immateriële schade heeft de rechtbank de aard en ernst van de normschending en de ernst van het letsel en de gevolgen daarvan meegewogen. Ook heeft de rechtbank gelet op de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen. Dit alles in aanmerking genomen, acht de rechtbank een vergoeding van
€ 7.500,00 voor de geleden immateriële schade billijk, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 mei 2022 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Hoofdelijk aansprakelijk
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk, vanwege het volgende.
In artikel 6:166 BW is bepaald dat indien één of meerdere van tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt en de kans op het aldus toebrengen van schade deze personen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband, zij hoofdelijk aansprakelijk zijn indien deze gedragingen hun kunnen worden toegerekend. Gelet op de bewezenverklaring stelt de rechtbank vast dat verdachte onderdeel was van een groep die openlijk geweld pleegde tegen de benadeelde partij. Naar het oordeel van de rechtbank hebben verdachte en zijn medeverdachten ieder voor zich een bijdrage geleverd aan de gedragingen die het gevaar voor letsel hebben doen ontstaan en bestaat tussen de bijdrage van verdachte en de bijdragen van de andere verdachten een zodanige samenhang, dat de gedragingen van ieder van hen als gedragingen in groepsverband gekwalificeerd kunnen worden. Verdachte is dan ook hoofdelijk aansprakelijk voor de schade.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 9.220,50, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 mei 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 81 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van twee maanden afwijzen. Reden daarvoor is dat zij toewijzing van de vordering niet passend acht gelet op de opgelegde PIJ-maatregel en het belang van verdachte om daar zo spoedig mogelijk mee te kunnen starten.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 77c, 77g, 77i, 77s, 77gg, 141, 287 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf en maatregel

- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 275 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- legt op de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigenvoor de duur van drie jaren;
- bepaalt dat deze maatregel niet gemaximeerd is;

Beslag

- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
1 STK bromfiets (omschrijving: PL0900-2022144318-G2988347);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de volgende voorwerpen:
  • 1 STK vest (omschrijving: 2022144318-G2993924);
  • 1 STK shirt (omschrijving: PL0900-2022144318-G2993934);
  • 1 STK pet (omschrijving: PL0900-2022144318-G2993942);
  • 2 STK rolschaats (omschrijving: PL0900-2022144318-G2993943);
  • 1 STK broek (omschrijving: PL0900-2022144318-G2993945);
  • 2 STK sok (omschrijving: 2022144318-G2994046);
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van de volgende voorwerpen:
  • 1 STK broek (omschrijving: PL0900-2022144318-G2993998);
  • 1 STK sleutel (omschrijving: PL0900-2022144318-G2994010);
  • 2 STK sleutel (omschrijving: PL0900-2022144318-G2994019);

Benadeelde partij

  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 9.220,50, bestaande uit een vergoeding van € 1.720,50 voor materiële schade en een vergoeding van € 7.500,00 voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer] wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 9.220,50 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 81 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16.228556.19
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Eigeman, voorzitter, mr. H.J. Bos en mr. R.A. Hebly, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 februari 2023.
Mrs. Bos en Hebly zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16.126856.22
1
hij op of omstreeks 22 mei 2022 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te
beroven, meermalen, althans eenmaal,
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, voornoemde [slachtoffer] in de
rug, althans het lichaam, heeft gestoken/gesneden,
- met een scooter en/of bromfiets voornoemde [slachtoffer] heeft aangereden en/of
- ( met gebalde vuist) op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van voornoemde
[slachtoffer] heeft geslagen/gestompt en/of
- op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft getrapt/geschopt en/of
geslagen/gestompt en/of geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 mei 2022 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meer steekwond(en) en/of snijwond(en)
en/of prikwond(en) en/of een klaplong en/of bloed in de longen heeft toegebracht
door voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal,
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, althans het
lichaam, te steken/snijden en/of
- ( met gebalde vuist) op/tegen het gezicht, althans het hoofd, te slaan/stompen
en/of
- op/tegen het lichaam, te slaan/stompen en/of te trappen/schoppen en/of te
duwen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 mei 2022 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen,
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, voornoemde [slachtoffer] in de
rug, althans het lichaam, heeft gestoken/gesneden,
- met een scooter en/of bromfiets voornoemde [slachtoffer] heeft aangereden en/of
- ( met gebalde vuist) op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van voornoemde
[slachtoffer] heeft geslagen/gestompt en/of
- op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft getrapt/geschopt en/of
geslagen/gestompt en/of geduwd;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 mei 2022 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld
door voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal,
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, althans het
lichaam, te steken/snijden en/of
- met een scooter en/of een bromfiets voornoemde [slachtoffer] aan te rijden en/of
- ( met gebalde vuist) op/tegen het gezicht, althans het hoofd, te slaan/stompen
en/of
- op/tegen het lichaam, te slaan/stompen en/of te trappen/schoppen en/of te
duwen,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meer steekwond(en) en/of
snijwond(en) en/of prikwond(en) en/of klaplong en/of bloed in de longen ten
gevolge heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 22 mei 2022 te Almere, althans in Nederland, openlijk, te weten,
op/aan de Olof Palmehof en/of de Grote Markt, in elk geval op of aan de openbare
weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft
gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten tegen [slachtoffer] door
voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal,
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, althans het
lichaam, te steken/snijden en/of
- met een scooter en/of brommer aan te rijden en/of
- ( met gebalde vuist) op/tegen het gezicht, althans het hoofd, te slaan/stompen
en/of
- op/tegen het lichaam, te slaan/stompen en/of te trappen/schoppen en/of
- tegen het lichaam te duwen;
Parketnummer 16.112036.22
hij op of omstreeks 5 mei 2022 te Almere, althans in Nederland,
een blikje Redbull, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [supermarkt]
(vestiging [vestiging] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 mei 2022 (deel I) en 4 augustus 2022 (deel II), genummerd MD2R022065/BAC, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 801. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 111.
3.Pagina 236.
4.Pagina 614.
5.Pagina 264.
6.Pagina’s 213 en 615.
7.Pagina’s 614 t/m 615.
8.Pagina 616.
9.Pagina 616.
10.Pagina’s 617 t/m 619.
11.Pagina 620.
12.Pagina 620.
13.Pagina’s 620 t/m 622.
14.Pagina 623.
15.Pagina 624.
16.Pagina’s 626 t/m 628.
17.Pagina 626.
18.Pagina 628.
19.Pagina 628.
20.Rapportage d.d. 17 november 2022, opgemaakt door drs. J.A. Kortmann, forensisch arts, pagina 6 t/m 11.
21.Rapportage d.d. 17 november 2022, opgemaakt door drs. J.A. Kortmann, forensisch arts, pagina 17 t/m 18.