ECLI:NL:RBMNE:2023:6656

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
16/182736-22, 13/324884-22 (gev. ttz) en 16/288480-23 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.J. van der Meer
  • L.H. van der Veldt
  • K.H.T. van Gijssel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen minderjarige verdachte wegens woningoverval en andere strafbare feiten

In deze strafzaak is de minderjarige verdachte beschuldigd van meerdere ernstige strafbare feiten, waaronder een woningoverval op een kwetsbare vrouw. De overval vond plaats op 18 juli 2022, waarbij de verdachte samen met twee anderen het slachtoffer dwong haar bankpas en pincode af te geven. Tijdens de overval werd het slachtoffer bedreigd met een schroevendraaier en ondervond zij lichamelijk letsel. De verdachte heeft ook deelgenomen aan het pinnen van geld met de gestolen bankpas en is betrokken geweest bij een diefstal van een horloge. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele beschuldigingen, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de woningoverval en andere feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 182 dagen, gelijk aan het voorarrest, en een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Daarnaast moet de verdachte samen met zijn medeverdachten bijna € 12.000 schadevergoeding betalen aan het slachtoffer. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de adviezen van deskundigen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/182736-22, 13/324884-22 (gev. ttz) en 16/288480-23 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de [verblijfplaats] [vestigingsplaats] ,
hierna: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting, dat heeft plaatsgevonden op de zittingen van 26 mei 2023, 22 augustus 2023 en 24 november 2023. De zittingen hebben achter gesloten deuren plaatsgevonden, omdat [verdachte] minderjarig was ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Op 24 november 2023 heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.H. van der Veldt en van wat [verdachte] en zijn raadsman, mr. K.H.T. van Gijssel, advocaat te Diemen, naar voren hebben gebracht. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van wat mevrouw
[A] van Slachtofferhulp Nederland, namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] , naar voren heeft gebracht. Verder waren aanwezig en zijn gehoord: mevrouw [B] van De Jeugd & gezinsbeschermers te Bussum, mevrouw [C] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), en de ouders van [verdachte] .

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt [verdachte] ervan dat hij betrokken is geweest bij meerdere strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage is opgenomen in dit vonnis.
Kort gezegd, verdenkt de officier van justitie [verdachte] ervan dat hij:
Ten aanzien van parketnummer 16/182736-22
feit 1
op 18 juli 2022 in Amersfoort, samen met anderen, [slachtoffer 1] heeft overvallen in haar woning en daarbij (door bedreiging) met geweld geld, sieraden, een horloge, een bankpas, een e-dentifier en een mobiele telefoon heeft weggenomen;
feit 2
op 18 juli 2022 in Amersfoort, samen met anderen, [slachtoffer 1] wederechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd;
feit 3
op 18 juli 2022 in Amersfoort, samen met anderen, meermaals geldbedragen (van in totaal € 10.655,34) heeft gepind met een gestolen pinpas, toebehorende aan [slachtoffer 1] ;
feit 4
op 4 april 2023 in Soest, samen met een ander, met geweld een horloge van [slachtoffer 2] heeft gestolen;
Ten aanzien van parketnummer 13/324884-22
feit 1
op 15 oktober 2022 in Hilversum en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, [aangever] heeft bedreigd;
feit 2op 15 oktober 2022 in Hilversum en/of Amsterdam, [aangever] heeft beledigd;
Ten aanzien van parketnummer 16/288480-23
feit 1
op 29 oktober 2023 in Hilversum, samen met een ander, [slachtoffer 3] met een vuurwapen heeft bedreigd;
feit 2
op 29 oktober 2023 in Hilversum, samen met een ander, een alarmpistool en munitie voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een oordeel kan geven over de vraag of [verdachte] de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, moet worden beoordeeld of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag [verdachte] vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van parketnummer 16/182736-22
De officier van justitie acht het onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Volgens de officier van justitie kan ook worden bewezen dat [verdachte] het slachtoffer met een schroevendraaier heeft bedreigd en hard bij haar pols heeft vastgepakt. De officier van justitie acht ook het onder feit 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van het geweldselement, waarvoor zij de rechtbank vraagt om [verdachte] gedeeltelijk van vrij te spreken.
Ten aanzien van parketnummer 13/324884-22
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
Ten aanzien van parketnummer 16/288480-23
De officier van justitie acht het onder feit 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. [verdachte] is kort na de bedreiging in de buurt van de plaats delict met de medeverdachte aangetroffen. Op de looproute van [verdachte] en de medeverdachte is een vuurwapen gevonden, waarop het DNA van de medeverdachte is aangetroffen. Ook passen de medeverdachte en [verdachte] in het signalement dat aangever over de daders heeft gegeven. Volgens de officier van justitie is [verdachte] de dader zonder het petje, dus diegene die aangever met het wapen heeft bedreigd.
Gelet op het bovenstaande acht de officier van justitie ook het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van de 4 patronen die in de broekzak van de medeverdachte zijn aangetroffen. De officier van justitie verzoekt de rechtbank om [verdachte] vrij te spreken van dat gedeelte van de tenlastelegging.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van parketnummer 16/182736-22
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 heeft de raadsman geen verweer gevoerd en aangegeven zich aan te sluiten bij de beslissing van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman de rechtbank gevraagd om [verdachte] vrij te spreken van het geweldselement, omdat bij [verdachte] het (voorwaardelijk) opzet op het gebruik van geweld door de medeverdachte ontbrak. De medeverdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat [verdachte] met het idee is gekomen om het horloge weg te nemen, terwijl dit volgens [verdachte] een gezamenlijk plan was. In het geval dat de rechtbank de verklaring van de medeverdachte over het plan volgt, heeft de raadsman een voorwaardelijke verzoek gedaan om de medeverdachte als getuige te horen.
Ten aanzien van parketnummer 13/324884-22
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om [verdachte] vrij te spreken van het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde wegens het ontbreken van overtuigend bewijs. [verdachte] heeft meteen bij de politie een ontkennende verklaring afgelegd. De verklaringen van aangever en de getuige zijn wisselend, bevatten tegenstrijdigheden en inconsistenties, onder meer over de aanleiding en over hun eigen rol en aandeel.
Ten aanzien van parketnummer 16/288480-23
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om [verdachte] vrij te spreken van het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde, omdat [verdachte] ten tijde van de bedreiging niet in de parkeergarage kan worden geplaatst. Zo is hij niet op camerabeelden te zien, is het opgegeven signalement te algemeen en is zijn DNA niet op het vuurwapen aangetroffen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak ten aanzien van parketnummer 16/288480-23 feit 1 en feit 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en zal [verdachte] hiervan vrijspreken.
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat [verdachte] kort na de bedreiging samen met de medeverdachte door de politie wordt gezien. [verdachte] ontkent dat hij samen met medeverdachte betrokken is geweest bij de daarvoor gepleegde bedreiging en daartoe het aangetroffen alarmpistool en de aangetroffen munitie in bezit heeft gehad. Hij heeft meteen bij de politie een verklaring gegeven waarom hij die dag met de medeverdachte was. Zo heeft hij verklaard dat hij de medeverdachte bij de kapper was tegengekomen, zij vervolgens zijn opgesplitst, en [verdachte] een verjaardagscadeau voor zijn oma bij de Douglas heeft gekocht. Aan het einde van de winkelstraat zou hij de medeverdachte weer zijn tegengekomen en samen zijn zij verder gelopen, omdat zij allebei dezelfde richting op moesten. Deze verklaring is naar het oordeel van de rechtbank op voorhand niet onaannemelijk en wordt bovendien niet door de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen weerlegd. Hierbij betrekt de rechtbank ook de omstandigheid dat [verdachte] meteen bij de politie een gedetailleerde verklaring heeft afgelegd over wat hij op 29 oktober 2023 heeft gedaan, maar dat is nagelaten om hiernaar onderzoek te doen. De enkele omstandigheid dat [verdachte] kort na de bedreiging samen met de medeverdachte wordt gezien, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook onvoldoende om de conclusie te dragen dat [verdachte] ten tijde van de bedreiging ook met de medeverdachte is geweest. Er is verder geen overtuigend bewijs dat [verdachte] bij de bedreiging met het alarmpistool betrokken is geweest. Zo is het door de aangever opgegeven signalement van de dader(s) onvoldoende onderscheidend om op basis daarvan de betrokkenheid van [verdachte] aan te tonen. Ook is [verdachte] niet te zien op de camerabeelden van de parkeergarage waar het incident volgens de aangever heeft plaatsgevonden. Het DNA van [verdachte] is bovendien niet aangetroffen op het alarmpistool.
Gezien het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat er zich in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat [verdachte] de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
4.3.2.
Ten aanzien van parketnummer 16/182736-22: bewezenverklaring
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1, 2 en 3
[verdachte] heeft bij de politie toegegeven dat hij deze feiten heeft gepleegd, met uitzondering van de bedreiging met geweld en het gebruik van geweld. Ter zitting heeft [verdachte] deze verklaring bevestigd. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank zal daarom niet opschrijven wat er in de bewijsmiddelen staat, maar alleen opsommen welke bewijsmiddelen zij voor de bewezenverklaring gebruikt, met aanvulling van een bewijsoverweging over de bedreiging met geweld en het gebruik van geweld door [verdachte] . De rechtbank verwijst met voetnoten naar de plaats waar de bewijsmiddelen in het dossier te vinden zijn.
De gebruikte bewijsmiddelen [1] :
- de bekennende verklaring van [verdachte] ter zitting van 24 november 2023 [2] ;
- de aangifte van mevrouw [slachtoffer 1] van 18 juli 2022 [3] ;
- het nadere verhoor van mevrouw [slachtoffer 1] over de weggenomen sieraden en horloge, met als bijlage de letselfoto’s van de pols van aangeefster [4] ;
- een proces-verbaal forensisch onderzoek woning van 18 juli 2022 [5] ;
- een NFI-rapport van 2 augustus 2022 [6] ;
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , met als bijlage een overzicht van de pintransacties met de pinpas van [slachtoffer 1] op 18 juli 2022 [7] ;
Bewijsoverweging
feit 1: bewijsoverweging over het gebruik van geweld door [verdachte]
Ondanks dat [verdachte] ontkent dat hij geweld tegen aangeefster heeft gebruikt, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat hij aangeefster met een schroevendraaier heeft bedreigd en met kracht bij haar pols heeft vastgepakt. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Volgens aangeefster is man 1 de dader die de hele tijd bij haar in de woning is gebleven en hebben man 2 en man 3 tussentijds de woning verlaten. [verdachte] heeft verklaard dat hij de hele tijd bij aangeefster in de woning van aangeefster is gebleven. Op basis van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat [verdachte] dus de dader is die door aangeefster man 1 wordt genoemd. Aangeefster omschrijft man 1 als de agressieve man die haar met een schroevendraaier heeft bedreigd en verklaart ook dat man 1 haar hardhandig bij haar pols heeft vastgepakt. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster. Haar verklaring wordt in belangrijke mate ondersteund door de resultaten uit het DNA-onderzoek, waaruit de rechtbank afleidt dat DNA-materiaal van [verdachte] op de pols van aangeefster is aangetroffen. Voor het aantreffen van zijn DNA-materiaal heeft [verdachte] ter zitting een verklaring gegeven. Volgens [verdachte] probeerde aangeefster bij binnenkomst de inbrekers met haar handen op afstand te houden, waardoor [verdachte] aangeefster heeft weggeduwd en bij haar pols heeft gepakt. Deze verklaring past naar het oordeel van de rechtbank niet bij het letsel op de pols van aangeefster, zoals op de foto’s in het dossier te zien is. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat het DNA-materiaal van [verdachte] op de pols van aangeefster is gekomen doordat hij haar pols met kracht heeft vastgepakt.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 4
[verdachte] heeft bij de politie toegegeven dat hij de diefstal samen met een ander heeft gepleegd. Ter zitting heeft [verdachte] deze verklaring bevestigd. De raadsman heeft, anders dan de betwisting van het opzet van [verdachte] op het gebruik van geweld, geen vrijspraak voor dit feit bepleit. Omdat de feiten niet betwist worden, zal de rechtbank niet opschrijven wat er in de bewijsmiddelen staat, maar alleen opsommen welke bewijsmiddelen zij voor de bewezenverklaring gebruikt, met aanvulling van een overweging dat het (voorwaardelijk) opzet bij [verdachte] op het gebruik van geweld ontbreekt.
De gebruikte bewijsmiddelen [8] :
- de bekennende verklaring van [verdachte] ter zitting van 24 november 2023 [9] ;
- de aangifte van de heer [slachtoffer 2] van 4 april 2023. [10]
Overwegingen ten aanzien van feit 4
Gedeeltelijke vrijspraak van het geweldsaspect
Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank het eens dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] (voorwaardelijk) opzet had op het gebruik van geweld door de medeverdachte. De rechtbank zal [verdachte] daarom van dit gedeelte van de tenlastelegging vrijspreken.
Voorwaardelijke onderzoekswens?
Nu de rechtbank de verklaring van de medeverdachte niet voor het bewijs gebruikt, wijst zij het voorwaardelijke verzoek van de raadsman tot het horen van de medeverdachte af.
4.3.3.
Ten aanzien van parketnummer 13/324884-22: bewezenverklaring
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 en feit 2 [11]
[verdachte] heeft op de zitting van 24 november 2023 onder meer het volgende verklaard:
Ik zat op 15 oktober 2022 in de trein van Hilversum naar Amsterdam Centraal. Er ontstond een woordenwisseling tussen [aangever] en mij. [12]
Aangever [aangever] heeft onder meer het volgende verklaard:
Op 15 oktober 2022 nam ik samen met mijn vriend (de rechtbank begrijpt [getuige] ) op station Hilversum de trein richting Amsterdam Centraal. Precies achter onze coupe had ik een jongen zien zitten. Ik hoorde de jongen op agressieve wijze schreeuwen: "Je bent een kankerhomo!" en "Je vuile kankermoeder". Daarna hoorde ik de jongen opnieuw agressief naar mij schreeuwen: "Vuile kanker homo!, en: "Je kankermoeder!". Ik hoorde hem zeggen "Kanker homo!, Zemmer". [13] Ik hoorde hem op een heel dreigende en agressieve toon zeggen: "Wacht maar als ik straks op Centraal Station ben dan trap ik je in elkaar! Je gaat zien!". [14]
Getuige [getuige] heeft onder meer het volgende verklaard:
Op 15 oktober 2022 bevond ik mij met mijn vriend [aangever] in de trein van Hilversum naar Amsterdam Centraal. Ik hoorde de jongen tegen [aangever] zeggen: Jij kanker homo, Kanker moeder, Zemmer. Ik hoorde de jongen deze scheldwoorden diverse malen tegen [aangever] zeggen. Ik hoorde de jongen zeggen: ik ga ook mijn vrienden bellen, ik ga je op Amsterdam Centraal in elkaar trappen. Je gaat het zien straks. [15]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 en feit 2
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de inhoud van de verklaringen van aangever en getuige [getuige] . Aangever en getuige [getuige] hebben bij de rechter-commissaris grotendeels in lijn met hun bij de politie afgelegde verklaringen verklaard. Zij hebben weliswaar terughoudend over hun eigen aandeel verklaard, maar dit doet naar het oordeel van de rechtbank geen afbreuk aan het feit dat de belediging en de bedreiging wel wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De rechtbank zal de rol van aangever wel meewegen bij de strafmaat.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
Ten aanzien van parketnummer 16/182736-22:
feit 1
op 18 juli 2022 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met anderen in een woning, gelegen aan [adres 2] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
- een geldbedrag (40 euro) en
- meerdere sieraden
- een horloge en
- een bankpas (ABN AMRO) en
- een e-dentifier (ABN AMRO) en
- een mobiele telefoon,
die geheel aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft weggenomen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door tezamen en in vereniging met anderen
- met blauwwitte mondkapjes voornoemde woning via de openstaande achterdeur te betreden en(vervolgens) tegen die [slachtoffer 1] te roepen/zeggen "je moet meewerken! We komen van de bank" en
- ( vervolgens) de telefoon van die [slachtoffer 1] , die die [slachtoffer 1] vasthield, af te pakken en de telefoonlijn van de vaste telefoon door te knippen en
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] te vragen naar haar bankpas, e-dentifier ende pincode van haar bankpas, waarna die [slachtoffer 1] vertelde waar haar bankpas en e-dentifier lagen, en
- ( vervolgens) de portemonnee met daarin de bankpas te pakken en de bankpas en een geldbedrag (40 euro) uit die portemonnee te pakken en
- ( vervolgens/terwijl) de luxaflex en de gordijnen van voornoemde woning dicht te doen en voornoemde woning te doorzoeken en
- ( vervolgens) (wederom) die [slachtoffer 1] naar de pincode van haar bankpas te vragen en daarbij de punt van een schroevendraaier tegen de hals van die [slachtoffer 1] te drukken/plaatsen en tegen de hals aan (gedrukt) te houden en daarbij tegen die [slachtoffer 1] te roepen/zeggen "je moet meewerken", en
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] met kracht bij de pols vast te pakken, toen die [slachtoffer 1] de hand van verdachte met daarin voornoemde schroevendraaier vastpakte, en
- ( vervolgens), nadat die [slachtoffer 1] de pincode van haar bankpas had gegeven, de woning te verlaten, terwijl verdachte bij die [slachtoffer 1] in de woning bleef en tegen die [slachtoffer 1] zei dat die [slachtoffer 1] een theedoek op haar hoofd moest leggen, naar beneden moest kijken en niet mocht opstaan, en
- ( vervolgens) weer terug te keren naar voornoemde woning en tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat die [slachtoffer 1] de bank moest bellen om het limiet op haar bankrekening te verhogen en daarbij tegen die [slachtoffer 1] te roepen/zeggen dat die [slachtoffer 1] mee moest werken en daarbij te roepen/zeggen "als je niet meewerkt, stik ik je!", waarna die [slachtoffer 1] de bank heeft gebeld en het limiet heeft laten verhogen,
waarna verdachte met voornoemde goederen voornoemde woning heeft verlaten;
feit 2
op 18 juli 2022 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer 1] , in haar woning, gelegen aan [adres 2] , meerdere uren wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door tezamen en in vereniging met anderen
- met blauwwitte mondkapjes voornoemde woning via de openstaande achterdeur te betreden en (vervolgens) tegen die [slachtoffer 1] te roepen/zeggen "je moet meewerken! We komen van de bank en
- ( vervolgens) de telefoon van die [slachtoffer 1] , die die [slachtoffer 1] vasthield, af te pakken en de telefoonlijn van de vaste telefoon door te knippen en
- ( vervolgens/terwijl) de luxaflex en de gordijnen van voornoemde woning dicht te doen en voornoemde woning te doorzoeken en
- ( vervolgens) de punt van een schroevendraaier tegen de hals van die [slachtoffer 1] te drukken/plaatsen en tegen de hals aan (gedrukt) te houden en daarbij tegen die [slachtoffer 1] te roepen/zeggen "je moet meewerken" en
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] met kracht bij de pols vast te pakken, toen die [slachtoffer 1] de hand van verdachte met daarin voornoemde schroevendraaier vastpakte, en
- ( vervolgens) de woning te verlaten, terwijl verdachte bij die [slachtoffer 1] in de woning bleef en tegen die [slachtoffer 1] zei dat die [slachtoffer 1] een theedoek op haar hoofd moest leggen, naar beneden moest kijken en niet mocht opstaan, en
- ( vervolgens) weer terug te keren naar voornoemde woning daarbij tegen die [slachtoffer 1] te roepen/zeggen dat die [slachtoffer 1] mee moest werken en(vervolgens) daarbij te roepen/zeggen "als je niet meewerkt, stik ik je!";
feit 3
op tijdstippen op 18 juli 2022 te Amersfoort tezamen en in vereniging met anderen een geldbedrag (in totaal 10.655,34 euro) dat geheel aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl zijn mededaders dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een pinpas tot het gebruik waarvan hij niet gerechtigd was en de bijbehorende pincode van die [slachtoffer 1] , door meerdere malen geldbedragen bij pinautomaten te pinnen en bij winkels goederen aan te schaffen;
feit 4
op 4 april 2023 te [plaats 2] in een woning gelegen aan de [adres 3] 29, tezamen en in vereniging met een ander een horloge die geheel aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Ten aanzien van parketnummer 13-324884-22:
feit 1
op 15 oktober 2022 in Nederland [aangever] heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [aangever] dreigend de woorden toe te voegen "Wacht maar als ik straks op Centraal Station ben dan trap ik je in elkaar! Je gaat zien!";
feit 2
op 15 oktober 2022 in Nederland opzettelijk [aangever] , in zijn tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door hem (meermalen) de woorden toe te voegen: "Je bent een kankerhomo", "je vuile kankermoeder" en "zemmer".
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Als een verdachte zich kan beroepen op zo’n rechtvaardigingsgrond is zijn gedrag niet in strijd met het recht. Niet is gebleken dat er zo’n rechtvaardigingsgrond voor de door [verdachte] gepleegde feiten bestond. De door [verdachte] gepleegde feiten zijn dus strafbaar.
De wet noemt de door [verdachte] gepleegde feiten:
Ten aanzien van parketnummer 16/182736-22:
feit 1: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met
geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen;
feit 2: medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en
beroofd houden;
feit 3: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te
nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels,
meermalen gepleegd;
feit 4: diefstal door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van parketnummer 13/324884-22:
feit 1: eenvoudige belediging;
feit 2: bedreiging met zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN [verdachte]

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Als een verdachte zich kan beroepen op een schulduitsluitingsgrond is zijn gedrag niet verwijtbaar. Niet is gebleken dat [verdachte] een beroep kan doen op zo’n schulduitsluitingsgrond. [verdachte] is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht [verdachte] te veroordelen tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest op de datum van het vonnis. Daarnaast vindt de officier van justitie een voorwaardelijke maatregel tot Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen (PIJ-maatregel) passend, met een proeftijd van twee jaren, met daaraan gekoppeld de voorwaarden die de Raad heeft geadviseerd. De officier van justitie heeft verzocht om die voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen gelijk aan het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijk deel waaraan de geadviseerde bijzondere voorwaarden kunnen worden gekoppeld. Voor het geval dat de rechtbank een PIJ-maatregel wel noodzakelijk acht, heeft de raadsman verzocht om deze in voorwaardelijke vorm op te leggen. Een PIJ-maatregel geldt als een ultimum-remedium. Nu een minder ingrijpende sanctie (voorwaardelijke PIJ-maatregel) mogelijk is, verzoekt de raadsman om met die sanctie te volstaan.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder [verdachte] die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] . De rechtbank heeft ook gekeken naar de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij deze straf heeft bepaald.
8.3.1.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten. De rechtbank heeft bij de strafoplegging niet alleen gelet op het aantal feiten, maar met name ook op de ernst van de feiten tegen slachtoffer [slachtoffer 1] . [verdachte] heeft samen met twee anderen een op leeftijd zijnde, kwetsbare vrouw in haar eigen woning overvallen. [verdachte] en zijn mededaders zijn via de achterdeur de woning binnengedrongen en hebben het slachtoffer gedwongen om haar bankpas en pincode af te geven. Daarnaast hebben zij de woning doorzocht en contant geld en verschillende sieraden weggenomen. Tijdens de overval heeft [verdachte] een schroevendraaier tegen de hals van het slachtoffer gedrukt en haar hard bij haar pols vastgepakt. Dit was zo hard dat het slachtoffer hieraan letsel (blauwe plekken) heeft overgehouden. Terwijl [verdachte] bij het slachtoffer in de woning bleef, hebben zijn mededaders met de bankpas van het slachtoffer meerdere keren geld opgenomen en in verschillende winkels aankopen gedaan. Het slachtoffer is uiteindelijk ruim vijf uur in haar eigen woning van haar vrijheid beroofd. Zij moest hierbij met een theedoek over haar hoofd zitten, wat door [verdachte] ook met zijn telefoon is gefilmd. Ook is het slachtoffer tweemaal gedwongen om haar pinlimiet te verhogen, waarbij [verdachte] heeft gedreigd dat hij het slachtoffer zou stikken wanneer zij niet mee zou werken. Voor het slachtoffer moet het een beangstigende ervaring zijn geweest om onder deze omstandigheden in haar eigen huis van haar vrijheid te zijn beroofd. De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen en, zoals blijkt uit de toelichting op de vordering van de benadeelde partij, is haar veiligheidsgevoel aangetast. Ook versterken dergelijke feiten gevoelens van onveiligheid die in de samenleving bestaan. De rechtbank neemt dit [verdachte] kwalijk.
Daarnaast heeft [verdachte] zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de diefstal van een horloge van de heer [slachtoffer 2] . Zij hadden een afspraak met de heer [slachtoffer 2] via Marktplaats gemaakt en zijn naar zijn woning toegegaan. [verdachte] en de medeverdachte zijn de woning van de heer [slachtoffer 2] binnengegaan en vervolgens met het horloge weggerend. Dit feit is gepleegd ten tijde van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de eerdergenoemde woningoverval. De rechtbank neemt het [verdachte] kwalijk dat hij opnieuw alleen oog heeft gehad voor eigen financiële voordeel en niet heeft gedacht aan de gevolgen voor het slachtoffer.
Verder heeft [verdachte] de heer [aangever] meermalen uitgescholden en gedreigd om hem in elkaar te trappen. Hoewel ook aangever een rol in het ontstaan van de situatie heeft gehad door een discussie over het wel of niet sluiten van een deur van de stiltecoupé op de spits te drijven, rechtvaardigt dit niet de beledigende en bedreigende woorden die [verdachte] vervolgens heeft gezegd. In het voordeel van [verdachte] houdt de rechtbank bij de strafoplegging wel rekening met het eigen aandeel van het slachtoffer.
8.3.2.
De persoonlijke omstandigheden
Strafblad
Uit het strafblad van [verdachte] van 16 november 2023 blijkt dat hij niet eerder bij de strafrechter is geweest voor soortgelijke feiten. De rechtbank weegt dit niet in strafverzwarende of strafmatigende zin mee.
Adviezen van de deskundigen
Het rapport van de psycholoog en de psychiater
Over [verdachte] is op 26 september 2023 op een persoonlijkheidsrapportage (Pro Justitia rapportage) opgesteld door K.F.J. Vönhogen, kinder- en jeugdpsychiater, en drs. M.A. Westerink-Hetebrij, GZ-psycholoog. Volgens de deskundigen kan [verdachte] de gevolgen en de impact van zijn handelen niet goed overzien. Zijn gebrekkige gewetensfunctie en impulsiviteit zorgen ervoor dat [verdachte] over de grenzen van anderen heen kan gaan. Daarnaast heeft [verdachte] moeite om problemen op te lossen en zijn emoties (zoals boosheid) te reguleren. De psychiater heeft bij [verdachte] ADHD, ASS en een normoverschrijdende gedragsstoornis vastgesteld. Volgens de psycholoog is bij [verdachte] sprake van een ADHD, ASS en een andere gespecificeerde disruptieve impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis. Daarnaast heeft [verdachte] beperkte cognitieve vermogens qua performale vaardigheden en verwerkingssnelheid. Ook is er sprake van ouder-kindrelatieproblematiek.
De psychiater en psycholoog menen dat de door hen vastgestelde stoornissen [verdachte] ten tijde van de feiten hebben beïnvloed. Zij adviseren daarom om de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan [verdachte] toe te rekenen.
De psychiater en psycholoog achten de kans groot dat [verdachte] nog een keer strafbare feiten pleegt als hij niet op de goede manier wordt behandeld en begeleid. De psychiater en psycholoog adviseren om de tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis ingezette behandeling en begeleiding voort te zetten. Volgens de psychiater moet de behandeling gericht zijn op het verbeteren van de emotieregulatie en frustratietolerantie van [verdachte] , het bevorderen van zijn gewetensontwikkeling en het vergroten van probleemoplossende vaardigheden. Ook adviseert de psychiater medicatiegebruik om de impulsiviteit en aandacht- en concentratieproblemen van [verdachte] te verminderen. Volgens de psycholoog dient de behandeling gericht te zijn op het versterken van zijn vaardigheden en gewetensontwikkeling, zijn inzichten en cognities en het leren om met zijn problematiek om te gaan.
De psychiater en psycholoog komen tot de conclusie dat een voorwaardelijke PIJ-maatregel het juiste kader is om [verdachte] te behandelen en begeleiden.
Het advies van de Raad
De Raad heeft zich aangesloten bij de adviezen van de psychiater en de psycholoog. De Raad adviseert om een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen, vanwege de ernstige problematiek van [verdachte] , de ernst van strafbare feiten, het hoge recidiverisico en omdat [verdachte] door zijn (delict)gedrag een gevaar voor anderen kan vormen. Ook hebben de begeleiding en het strakke kader vanuit de jeugdreclassering herhaling niet kunnen voorkomen. De Raad wenst daarbij te benadrukken dat er geen ruimte meer is voor speling of een tweede kans voor [verdachte] .
Gelet op de aard en ernst van de feiten vindt de Raad een onvoorwaardelijke jeugddetentie ook op zijn plaats. Omdat het van belang is dat de behandeling zo snel mogelijk van start gaat, adviseert de Raad om een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. Een voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden vindt de Raad niet passend, omdat het huidige jeugdreclasseringstoezicht niet vlekkeloos is verlopen. Mocht [verdachte] recidiveren dan bestaat het risico dat hij de jeugddetentie moet uitzitten en blijft er geen kader meer over waarbinnen de noodzakelijke behandeling kan plaatsvinden.
De Raad heeft ter zitting aangegeven dat het locatieverbod voor Amersfoort abusievelijk niet in het advies is opgenomen. De Raad heeft de rechtbank verzocht om het locatieverbod conform de schorsingsvoorwaarden op te leggen.
Het advies van de jeugdreclassering
De jeugdreclasseerder heeft zich aangesloten bij het advies van de Raad. Volgens de jeugdreclasseerder is een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel nog niet nodig, omdat [verdachte] nog niet heeft kunnen profiteren van de eerder ingezette ambulante behandeling en begeleiding. Ook moet [verdachte] nog beginnen met medicatiegebruik. Verder heeft de jeugdreclasseerder aangeven dat de behandeling door de Waag zal stoppen wanneer er op korte termijn geen zicht komt op schorsing/opheffing van de voorlopige hechtenis.
8.3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Jeugddetentie
De rechtbank overweegt dat de aard en ernst van de feiten een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor een langere periode dan de tijd die [verdachte] in voorarrest heeft gezeten rechtvaardigen. De rechtbank acht het echter noodzakelijk dat de eerder ingezette behandeling en begeleiding snel worden hervat, zodat het ingezette hulpkader niet langer wordt doorkruist. Daarnaast neemt de rechtbank het advies van de psychiater en de psycholoog over om het bewezen verklaarde in verminderde mate aan [verdachte] toerekenen.
De rechtbank zal daarom volstaan met een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het reeds ondergane voorarrest (182 dagen jeugddetentie).
Voorwaardelijke PIJ-maatregel
Om een PIJ-maatregel op te kunnen leggen, moet zijn voldaan aan de verschillende voorwaarden die in artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht worden genoemd. Ten eerste moet verdachte een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis hebben. De psychiater en psycholoog hebben vastgesteld dat [verdachte] tijdens het plegen van de strafbare feiten leed aan verschillende stoornissen. Aan de eerste voorwaarde is dus voldaan. Ook aan de tweede voorwaarde is voldaan, omdat op tenminste één van de bewezen verklaarde feiten naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. De derde voorwaarde houdt in dat de PIJ-maatregel noodzakelijk is voor de veiligheid van andere personen of goederen. Omdat de deskundigen het recidiverisico op hoog inschatten, en behandeling noodzakelijk wordt geacht om dit risico te verkleinen, wordt ook aan deze voorwaarde voldaan. Tot slot moet de PIJ-maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van [verdachte] zijn. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Uit de voornoemde rapportages blijkt dat een langdurige en intensieve behandeling nodig is om het recidiverisico te verminderen en een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van [verdachte] te bevorderen. Volgens de deskundigen is langdurige ambulante behandeling op dit moment nog haalbaar, omdat [verdachte] nog niet van de recent opgestarte behandeling en begeleiding heeft kunnen profiteren. Mocht [verdachte] nogmaals de fout ingaan, dan is volgens de deskundigen een gesloten setting nodig om [verdachte] de kans te bieden om zijn ontwikkeling op een positieve manier vorm te gaan geven.
De rechtbank is het met de deskundigen eens dat behandeling van groot belang is voor [verdachte] . Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke jeugddetentie waaraan bijzondere voorwaarden worden gekoppeld de noodzakelijke behandeling en begeleiding onvoldoende kan borgen. Tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft [verdachte] nieuwe strafbare feiten gepleegd, zich niet aan de bijzondere voorwaarden gehouden en wordt gezien dat hij de grenzen opzoekt. Dit heeft ertoe geleid dat de schorsing van de voorlopige hechtenis meermalen is opgeheven. De rechtbank is daarom van oordeel dat oplegging van de PIJ-maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van [verdachte] , omdat dit de enige manier is waarop de langdurige en intensieve behandeling en begeleiding gewaarborgd kan worden.
De rechtbank legt daarom aan [verdachte] de PIJ-maatregel op, maar wel in voorwaardelijke zin. Dat houdt in dat de PIJ-maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd wanneer [verdachte] zich de komende twee jaar aan alle voorwaarden zal houden. De rechtbank verbindt daaraan de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad zijn geadviseerd (en ter zitting zijn aangevuld).
8.3.5.
Dadelijke uitvoerbaarheid
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere misdrijven die gericht zijn tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op voornoemde rapportages en adviezen, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat [verdachte] – zonder de juiste hulp en begeleiding – opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de jeugdreclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.
8.3.6.
Voorlopige hechtenis
Gelet op de op te leggen straf en maatregel zal de rechtbank het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen met ingang van heden vanaf 17:00 uur (het moment waarop de elektronische monitoring kan worden aangesloten).

9.BESLAG

Onder [verdachte] zijn de volgende goederen in beslag genomen:
  • 1 STK Snorfiets (Goednummer: G3020423);
  • 220 EUR IBG 18-07-2022 (Goednummer: G3020385);
  • 10 EUR IBG 18-07-2022 (Goednummer: G3020386);
  • 1,4 EUR IBG 18-07-2022 (Goednummer: G3020387).
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd om de scooter van [verdachte] verbeurd te verklaren, omdat hiermee de bewezenverklaarde feiten 1, 2 en 3 van de zaak met parketnummer 16/182736-22 zijn begaan. De gestolen goederen van [slachtoffer 1] zijn namelijk in de buddyseat van de scooter aangetroffen. De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd om de inbeslaggenomen geldbedragen te bewaren voor de rechthebbende.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de scooter niet verbeurd te verklaren, omdat er onvoldoende verband is tussen de woninginbraak en de scooter. Ten aanzien van de inbeslaggenomen geldbedragen heeft de raadsman geen standpunt ingenomen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de scooter
Uit de processtukken blijkt dat het klassieke beslag op de scooter van [verdachte] op 7 november 2022 reeds is geëindigd. Dit betekent dat de rechtbank geen beslissing kan nemen over dit inbeslaggenomen goed. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat er nog wel conservatoir beslag op de scooter van [verdachte] rust.
Ten aanzien van de geldbedragen
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de inbeslaggenomen geldbedragen aan [verdachte] , aangezien het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet. Niet is gebleken dat deze geldbedragen zijn verkregen door het bewezenverklaarde. Hierbij merkt de rechtbank op dat op de inbeslaggenomen geldbedragen ook conservatoir beslag is gelegd. Dit staat aan de daadwerkelijke teruggave van de geldbedragen aan [verdachte] in de weg.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 11.906,44. Dit bedrag bestaat uit € 9.406,44 materiele schade en € 2.500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/182736-22 onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde. Verder heeft [slachtoffer 1] een contactverbod gevraagd.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om de vordering van de benadeelde partij geheel, hoofdelijk, toe te wijzen, met daarbij de gevorderde wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij geen verweer gevoerd en aangegeven zich aan te sluiten bij de beslissing van de rechtbank.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de vordering van de benadeelde partij vast is komen te staan dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van [verdachte] . Ook zijn de genoemde posten voldoende onderbouwd. De rechtbank zal daarom het gevorderde bedrag aan materiële schade toewijzen.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek kan een benadeelde partij onder meer aanspraak maken op vergoeding van immateriële schade indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen en/of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechtbank stelt vast dat dat de benadeelde partij lichamelijk letsel (blauwe plekken) heeft opgelopen. Daarnaast overweegt de rechtbank dat de aard en ernst van de normschending in de huidige zaak met zich meebrengen dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen immateriële schade heeft geleden.
Gelet op de aard en de ernst en de nadelige gevolgen, die de benadeelde partij blijkens haar vordering heeft ondervonden, acht de rechtbank het gevorderde bedrag billijk. Daarbij heeft zij (mede) gelet op de beslissingen in soortgelijke zaken.
Wettelijke rente, hoofdelijkheid en proceskosten
De rechtbank zal aldus de vordering voor een totaalbedrag van € 11.906,44 toewijzen, bestaande uit € 9.406,44 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2022 tot de dag van volledige betaling.
[verdachte] is naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk voor het toegewezen bedrag. Dit betekent dat [verdachte] tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is. Indien een mededader een deel van het bedrag betaalt, is [verdachte] niet langer gehouden om dat deel te betalen (en vice versa).
[verdachte] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan [verdachte] de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 11.906,44 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door [verdachte] niet wordt betaald, zal deze verplichting niet worden aangevuld met gijzeling.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Contactverbod
De rechtbank ziet geen aanleiding om de vordering tot het opleggen van een contactverbod met [slachtoffer 1] als afzonderlijke maatregel (in de zin van artikel 38v Sr) toe te wijzen. Een dergelijk contactverbod is namelijk al onderdeel van de bijzondere voorwaarden die [verdachte] bij de voorwaardelijke straf zullen worden opgelegd.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 266, 282, 285, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 29 december 2022, genummerd 2022209508 opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 540. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 24 november 2023.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 18 juli 2022, pagina’s 31 t/m 33.
4.Een proces-verbaal nadere verhoor aangeefster [slachtoffer 1] van 23 juli 2022, pagina 98 t/m 101.
5.Een proces-verbaal forensisch onderzoek woning van 2 augustus 2022, pagina 404 t/m 406.
6.Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 2 augustus 2022, pagina 323 en 324.
7.Een proces-verbaal van bevindingen van 19 juli 2022, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , pagina 43.
8.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 mei 2023 genummerd PL0900-2023098387 opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 305. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
9.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 24 november 2023.
10.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 4 april 2023, pagina’s 36 en 37.
11.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 november 2022 genummerd PL1300-2022233767 opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 25. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
12.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 24 november 2023.
13.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 15 oktober 2022, pagina 4.
14.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 15 oktober 2022, pagina 5.
15.Een proces-verbaal verhoor van getuige [getuige] van 15 oktober 2022, pagina 9.