In deze zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, is er een geschil ontstaan tussen een verhuurder, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, en een huurder, [gedaagde sub 1]. De huurder heeft sinds 1 mei 2015 een woning gehuurd van de verhuurder en heeft op 20 september 2020 lekkage in de meterkast gemeld. Door de lekkage is er schade ontstaan in de woning, wat de huurder heeft doen besluiten om de huurbetaling deels op te schorten. De verhuurder heeft op 26 april 2022 een huurprijsvermindering van ongeveer € 4.000,00 aangeboden, maar de huurder heeft hier niet op gereageerd. De verhuurder vordert nu betaling van de huurachterstand van € 11.417,74, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, terwijl de huurder een huurprijsvermindering van € 12.000,00 vraagt vanwege de gebreken aan de woning.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat beide partijen het erover eens zijn dat er gebreken zijn in de woning die recht geven op huurprijsvermindering, maar zij zijn het niet eens over de hoogte daarvan. De kantonrechter heeft besloten dat de huurder als eerste een akte moet indienen waarin hij de gebreken en de gevorderde huurprijsvermindering onderbouwt. De kantonrechter heeft benadrukt dat het aan de huurder is om zijn vordering duidelijk en overzichtelijk te onderbouwen met bewijsstukken. De verhuurder zal vervolgens schriftelijk op de akte van de huurder kunnen reageren. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen en zal op 17 januari 2024 weer op de rol komen voor het nemen van de akte door de huurder.