Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.[eiser sub 1] ,
2.
[eiseres sub 2],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met producties;
- de brief van 30 juni 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de mondelinge behandeling van 9 oktober 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
2.Waar gaat deze zaak over?
3.Wat oordeelt de rechtbank?
- zij het supermarktpand alleen hebben gekocht om in hun pensioen te voorzien, nadat zij met de exploitatie van hun eigen supermarkt waren gestopt;
- zij er betrekkelijk weinig ‘omkijken’ naar hebben, omdat de huur probleemloos wordt betaald en de huurovereenkomst nog enige jaren loopt;
- zij naast het supermarktpand geen ander vastgoed verhuren;
- de registratie in handelsregister louter is om verrekening van omzetbelasting mogelijk te maken.
- het beding komt voor op de indicatieve of blauwe lijst;
- er is sprake van een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de leninggever en de leningnemer;
- de leningnemer moet in geval van uitoefening van het wijzigingsbeding een omzettings- en een beëindigingsrecht toekomen, dat niet alleen formeel van aard is;
- die rechten moeten zoveel compensatie bieden dat, ondanks tekortschietende transparantie, geen sprake is van een zodanige verstoring van het evenwicht dat de bank niet te goeder trouw kon aannemen dat de leningnemers daarmee zouden hebben ingestemd als daarover op eerlijke wijze afzonderlijk was onderhandeld en van een oneerlijk beding dus geen sprake is.
- De reflexwerking waarop [eisers c.s.] zich beroepen, leidt er niet toe dat bij de beoordeling van de (on)redelijkheid van het wijzigingsbeding daaraan in deze zaak doorslaggevende betekenis toekomt. Dat doet onvoldoende recht aan de omstandigheden van het geval. Dat wordt niet anders als – zoals [eisers c.s.] betogen – moet worden geoordeeld dat voor een consument duidelijk uit de overeenkomst had moeten blijken dat hij bij een verhoging van de opslag de rentevorm zou mogen wijzigen en dat de bank hem daarbij marktconforme rentetarieven zou aanbieden. Of dit standpunt juist is, kan daarom in het midden blijven.
- Het opslagbeding mag gelegd langs de maatstaf van de Richtlijn weliswaar niet transparant zijn, in taalkundige zin is het dat wel: de bank mag de opslag altijd wijzigen. Het beding is ook duidelijk opgenomen in het financieringsvoorstel zelf waar de samenstelling van de rente wordt toegelicht en ook in de algemene voorwaarden. Het was voor [eisers c.s.] dus wel kenbaar.
- De opslag was een belangrijke component van de effectief te betalen rente. [eisers c.s.] hebben kennelijk bewust kozen voor een pensioenvoorziening in eigen beheer. Zij hadden daarvoor externe financiering nodig waarvoor maandelijks een vergoeding moest worden betaald. Die vergoeding was dus direct van invloed op het rendement van de pensioenvoorziening. Het lag voor de hand om dan vooraf vragen te stellen over hoe en wanneer Rabobank gebruik zou maken van de in beginsel volgens de tekst onbegrensde bevoegdheid de opslag te wijzigen. Dat hebben [eisers c.s.] niet gedaan.
- Wijzigingsbedingen als deze zijn in het Nederlandse recht traditioneel als geldig aangemerkt.
- Verder is het product in kwestie en in het bijzonder de wijze waarop de te betalen rente wordt vastgesteld ook niet complex te noemen. Ook is niet in geschil dat [eisers c.s.] bekend waren met het verschil tussen leningen met een vaste en een variabele rente. Zij hebben ook niet bestreden dat Rabobank een belang heeft bij het hanteren van een opslag. Verder heeft Rabobank er belang bij de opslag zo nodig te wijzigen, gezien haar commerciële doelen, wettelijke verplichtingen en maatschappelijke functie in het economisch verkeer. Bij een variabele rente zoals hier is de zekerheid die juist een kenmerk is van een lening met een vaste rente namelijk niet in de lening ‘ingeprijsd’.
- Anders dan [eisers c.s.] stellen, was Rabobank op grond van de Algemene voorwaarden bij de lening verplicht om toe te staan dat [eisers c.s.] bij wijziging van de renteopslag de lening helemaal af zouden lossen met financiering bij een andere bank. Dit is ook een gebruikelijke bepaling. Die geldt ook als bij een hypothecaire lening van een woning de vaste renteperiode afloopt en de bank een nieuw voorstel doet. Ook dan mag een consument overstappen naar een andere bank.
- Rabobank heeft tot 2022 de opslag nooit verhoogd, ondanks het uitbreken van de kredietcrisis en het feit dat de lening slechts voor een gedeelte door de swap was afgedekt en de swap ook niet voor de opslag gold.
- Het zogenaamde verhoogde risico rechtvaardigt volgens Rabobank zelf slechts een opslag van 0,05%.
- [eisers c.s.] hoefden geen rekening te houden met een verhoging van de opslag zoals Rabobank deze nu heeft doorgevoerd, waarbij zij nu € 17.500,-- per jaar meer aan rente betalen, omdat Rabobank herhaaldelijk heeft aangegeven niet aan de opslag te tornen.
- Rabobank onderbouwt de verhoging met niet meer dan het argument dat het tarief van 2,45% ‘marktconform’ is en een verwijzing naar haar website met algemene uitleg over de opbouw van de opslag; de door Rabobank genoemde percentages zelf zijn niet onderbouwd.
- De financiering kent gelet op de hoogte van de nog openstaande hoofdsom en de waarde van het onderpand een heel laag risico.
- De variabele Euriborrente volgt de markt al.
- Rabobank heeft erkend dat de component ‘liquiditeitskosten’ niet in de nieuwe opslag had mogen worden meegenomen, maar stelt de opslag nog steeds ongewijzigd vast op 2,45%.
- [eisers c.s.] zijn er niet bij gebaat de rente voor langere tijd vast te zetten omdat die rente niet lager zal zijn dan wat Rabobank nu in rekening brengt en een dergelijke rente ook niet bij andere partijen kan worden verkregen.
- De revisiebrieven kunnen de indruk wekken dat de hoogte van de opslag enkel, zo niet dan toch hoofdzakelijk bepaald wordt door het risico van de betreffende financiering. Zo staat in de brief van 2011 “
- In 2007 is op verzoek van [eisers c.s.] de maandelijkse aflossing verlaagd van € 6.000 naar € 2.500. Om het renterisico van de lening af te dekken hebben [eisers c.s.] dat jaar bij Rabobank een renteswap (renteruilcontract) afgesloten voor € 1.000.000 van de op dat moment openstaande hoofdsom. De te betalen renteopslag viel buiten deze risicodekking. De renteswap is per 1 augustus 2017 geëindigd.
- In ieder geval vanaf 2015 speelde een rol dat Rabobank inmiddels klachten kreeg over deze opslag in combinatie met een renteswap, zoals ook [eisers c.s.] hadden. Dat blijkt onder meer uit de brief van 6 augustus 2015
- Zo heeft Rabobank in 2019 aan [eisers c.s.] meegedeeld de rente te willen wijzigen omdat deze onder haar (toenmalige) adviestarief lag en de renteopslag met ingang van 1 april 2020 te gaan verhogen. Rabobank heeft [eisers c.s.] daarbij een nieuw rentevoorstel gedaan. Zij hebben daar niet mee ingestemd.
- In verband met de coronacrisis heeft Rabobank afgezien van een verhoging van de renteopslag per 1 april 2020.
- In februari 2021 heeft Rabobank [eisers c.s.] meegedeeld de renteopslag per maart 2021 te gaan verhogen naar 2,450%. [eisers c.s.] hebben daar bezwaar tegen gemaakt en Rabobank gevraagd een onderbouwing te geven voor de verhoging.
- Partijen hebben hierna overleg gevoerd, waarbij Rabobank twee keer heeft voorgesteld de lening om te zetten naar een lening met een vaste rente voor de duur van 2, 3 of 5 jaar.
- Op 2 juni 2021 heeft Rabobank na bezwaar van [eisers c.s.] meegedeeld geen liquiditeitsopslag te mogen doorberekenen. In een brief van 13 juli 2021 heeft Rabobank aangegeven dat dit niet wegneemt dat een totale opslag van 2,450% nog steeds marktconform is.
- Uiteindelijk heeft Rabobank de opslag met ingang van 1 februari 2022 eerst verhoogd naar 1,600% en per 1 februari 2023 naar 2,450%. Deze verhoging is in de hiervoor genoemde brief van 13 juli 2021 aangekondigd.
€ 173,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)