ECLI:NL:RBMNE:2023:6820

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
16.283689.22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor onttrekking aan het gezag van een minderjarige dochter

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 december 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn 11-jarige dochter heeft onttrokken aan het gezag van haar moeder. De verdachte heeft zijn dochter zonder toestemming van de moeder meegenomen naar het buitenland, wat leidde tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn dochter op 1 november 2022 in [plaats 1] heeft opgehaald terwijl zij op weg was naar haar hockeytraining. De verdachte had geen toestemming van de moeder en heeft de dochter in paniek achtergelaten. De rechtbank heeft de verklaringen van de moeder en de dochter als geloofwaardig beoordeeld en de verdachte niet gevolgd in zijn ontkenning van de onttrekking. De rechtbank legde ook een contact- en locatieverbod op, en de verdachte moet zich houden aan bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder de moeder van de dochter en de dochter zelf, voor immateriële en materiële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.283689.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1976] te [geboorteplaats 1] (Turkije),
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 december 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. H. van Ooijen en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.M. van Dam, advocaat te Utrecht, en de benadeelde partij [benadeelde partij] , bijgestaan door mr. A.Y. Bleeker, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 1 november 2022 tot en met 2 november 2022 in [plaats 1] zijn elfjarige dochter [A] (hierna: [A (voornaam)] ) heeft meegenomen zonder toestemming van haar moeder of van de instantie die toezicht op haar hield.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
- Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover van belang inhoudende [2] :
Op 1 november 2022 kwamen wij ter plaatse op de [adres 2] te [plaats 1] . Hier zagen wij meneer [B] staan voor de woning. Dit bleek de opa van [A] , geboren op [2011] . Hij vertelde dat [A (voornaam)] naar hockey zou gaan, maar daar nooit aan is gekomen. Wij hoorden [B] zeggen dat [A (voornaam)] in haar hockeytenue naar buiten was gegaan. Wij hoorden hem zeggen dat [A (voornaam)] ook een tas mee had met een hockeystick er in. Wij hoorden hem ook zeggen dat [A (voornaam)] met de fiets weg was gegaan. Zijn (de rechtbank begrijpt: andere) kleindochter gaf aan dat [A (voornaam)] haar fiets een blauwe krat voorop heeft en dat er een handvat van de fiets mist. Het zou gaan om een donkerkleurige damesfiets.
Op de [adres 3] te [plaats 1] hebben wij de fiets aangetroffen. Wij zagen dat de fiets volledig voldeed aan de uiterlijke kenmerken zoals meneer [B] benoemd had. Wij zagen dat de fietssleutel nog in het slot zat.
- De aangifte van [benadeelde partij] , zakelijk weergegeven: [3]
Ik doe aangifte van onttrekking aan het gezag van mijn minderjarige dochter [A (voornaam)] .
Zij is meegenomen richting Turkije door mijn ex-man. Ik had geen toestemming gegeven haar mee te nemen.
- Het verhoor van [A (voornaam)] , zakelijk weergegeven: [4]
V: Klopt het dat je stond te wachten op de verzamellocatie op andere hockeymeiden?
A: Ja. Ik zag hem (de rechtbank begrijpt: verdachte, [A (voornaam)] ’s vader) staan. Ik fietste naar hem toe.
V: Heeft jouw vader je voordat je meegenomen werd wel eens verteld dat hij je zou komen halen?
A: Nee, dat heeft hij niet gezegd.
V: Wat zei jouw vader toen tegen jou?
A: We gingen richting de auto. Ik hoorde dat mijn vader zei dat mijn tante verderop was. Ik dacht dat mijn tante een paar straten verderop was, maar ik wist niet dat hij bedoelde met verderop in België.
0: Toen we jouw fiets aantroffen zat je rugzak nog in het fietskrat.
V: Wat was de reden dat je die niet mee hebt genomen in de auto?
A: Ik stapte van mijn fiets af en stond even naast mijn fiets. Toen mijn vader zei, stap even in, heb ik niet meer aan mijn tas gedacht. Er zat ook niet veel in. Ik dacht dat hij later weer terug zou rijden of zoiets.
V: Op welk moment dacht je, hé mijn tante is niet in de buurt?
A: Nou, toen we door de winkelstraat reden en [plaats 1] uitreden, wist ik al dat tante niet in de buurt was. Ik raakte toen een beetje in paniek. Ik begon ook te huilen en ik zei dat ik dit niet wilde. Mijn vader zei pas later dat we naar Turkije gingen.
- Verklaring van verdachte tegenover de politie, zakelijk weergegeven: [5]
We zouden haar zieke oom in Turkije bezoeken. Mijn broer, de oom van mijn dochter, is ziek. Hij woont in [plaats 2] in Turkije. We waren op weg naar Turkije. Bij de Bulgaarse grens hebben ze ons aangehouden. Daarmee bedoel ik de politie bij de grens.
- Verklaring van verdachte tegenover de politie, zakelijk weergegeven: [6]
V: Waar heb je [A (voornaam)] ontmoet?
A: Waar het park was. Ik zag dat [A (voornaam)] richting mij aan het fietsen was. Ze had een tas bij zich. Ik had gezegd laat je fiets maar staan.V: Welke spullen had je meegenomen voor [A (voornaam)] ?
A: Niet echt kleding of iets.
V: Waarom nam je haar rugzak die op haar fiets zat niet mee?
A: Die zijn we vergeten.
V: Was je zus op de hoogte van je komst met [A (voornaam)] ?
A: Nee eigenlijk niet.
- Verklaring van verdachte ter terechtzitting:
Wij vertrokken dinsdagavond via mijn zus in België naar Turkije en het was mijn bedoeling dat we rond de maandag daarop weer terug in Nederland zouden zijn.
Bewijsoverweging
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte zijn dochter, [A (voornaam)] , op 1 november 2022 in [plaats 1] heeft opgewacht op het moment dat zij (alleen) naar een verzamelplaats voor de hockeytraining fietste. Verdachte heeft [A (voornaam)] toen gevraagd om “even” de auto in te stappen om “verderop” bij zijn zus langs te gaan. Toen ze [plaats 1] uitreden, realiseerde [A (voornaam)] zich dat haar tante niet in de buurt was en dat verdachte met haar op weg naar Turkije was vertrokken. De moeder van [A (voornaam)] heeft kort daarna aangifte gedaan van de onttrekking van [A (voornaam)] aan haar gezag. De moeder van [A (voornaam)] heeft in haar aangifte verklaard dat zij verdachte geen toestemming had gegeven voor het meenemen van [A (voornaam)] naar Turkije.
Verdachte ontkent dat hij [A (voornaam)] heeft onttrokken aan het gezag van haar moeder. Hij stelt dat hij wel toestemming had verkregen van de moeder van [A (voornaam)] om samen met haar op ziekenbezoek te gaan bij een oom van [A (voornaam)] in Turkije.
De rechtbank volgt verdachte niet in zijn verklaring. Naar het oordeel van de rechtbank wordt de door verdachte gestelde toestemming van de moeder weersproken door de inhoud van de bewijsmiddelen.
De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van de moeder van [A (voornaam)] , nu haar verklaring wordt ondersteund door de hiervoor weergegeven verklaring van [A (voornaam)] alsook door de uiterlijke verschijningsvorm. Met betrekking tot dat laatste neemt de rechtbank in het bijzonder de volgende omstandigheden in overweging.
( a) Verdachte heeft [A (voornaam)] opgewacht op de route van haar huis naar een verzamelplaats voor de hockeytraining. Noch [A (voornaam)] , noch haar opa (die op dat moment op haar paste), noch haar hockeyvriendinnen wisten dat zij die avond niet naar de hockeytraining zou gaan, maar zou vertrekken naar Turkije. Zelfs de zus van verdachte wist volgens verdachte niet dat hij die dag met [A (voornaam)] bij haar langs zou komen onderweg naar Turkije. [A (voornaam)] was niet afgemeld voor de hockeytraining die avond. Verdachte heeft ook niet de moeite genomen [A (voornaam)] , gekleed in hockeytenue en met een hockeystick in haar fietskrat, af te melden bij de hockeytrainer of de vriendinnen met wie [A (voornaam)] kennelijk had afgesproken om (vanaf de verzamelplaats) naar de hockeyclub te fietsen.
( b) Op het moment dat verdachte met [A (voornaam)] naar Turkije vertrok, had [A (voornaam)] gewoon school. Het was geen vakantieweek. Ook voor school was zij niet afgemeld.
( c) Toen de politie de fiets van [A (voornaam)] zomaar ergens aantrof op een plek tussen de woning van [A (voornaam)] en de hockeyclub, zag de politie dat de sleutel nog gewoon in het slot van de fiets zat (de fiets stond dus niet op slot) stond en dat haar hockeytas nog in het krat voorop de fiets zat.
( d) Verdachte had voor [A (voornaam)] helemaal geen kleding of spullen voor de persoonlijke verzorging, zoals een tandenborstel, bij zich.
Deze omstandigheden wijzen naar het oordeel van de rechtbank allemaal op een ongepland, gehaast vertrek met [A (voornaam)] vanuit [plaats 1] naar Turkije en deze omstandigheden weerspreken dan ook de verklaring van verdachte.
Verdachte heeft verder verklaard dat hij dinsdagavond in de richting van Turkije vertrok met de intentie om (met nog een tussenstop bij zijn zus in België) op maandag weer terug in Nederland te zijn. De plaats waar verdachte met [A (voornaam)] naar toe zou rijden, [plaats 2] , ligt (als de snelste route wordt gekozen, hetgeen verdachte niet deed) op 32 uur rijden vanaf [plaats 1] . De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij (heen en terug, in totaal) meer dan 64 uur zou rijden voor familiebezoek en de maandag daarop weer terug zou zijn, niet geloofwaardig.
Als gezegd ondersteunen de verklaring van [A (voornaam)] en de hiervoor beschreven uiterlijke verschijningsvorm de verklaring van de moeder van [A (voornaam)] dat zij geen weet had van de reis van [A (voornaam)] naar Turkije en dat zij hier dan ook geen toestemming voor had gegeven.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich dan ook schuldig gemaakt aan het onttrekken van zijn dochter, de 11-jarige [A (voornaam)] , aan het gezag van haar moeder.
Partiële vrijspraak
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat deze onttrekking alleen op 1 november 2022 in Nederland is geweest. Op 2 november 2022 waren verdachte en [A (voornaam)] al buiten Nederland. Ook is de rechtbank van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van het onttrekken van [A (voornaam)] aan het opzicht van de instantie die toezicht op haar hield. Van dit laatste is geen aangifte gedaan. Evenmin zitten er andere stukken in het dossier die dit deel van de verdenking ondersteunen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 1 november 2022 te [plaats 1] en in Nederland opzettelijk een minderjarige, [A] , geboren op [2011] , heeft onttrokken aan het wettig over haar gesteld gezag, terwijl die minderjarige beneden de twaalf jaren oud was.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag, terwijl de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte:
- verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met de (bijzondere) voorwaarden die zijn geadviseerd door de reclassering;
- een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoel in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod en een locatieverbod, op te leggen voor een periode van vijf jaren en te bevelen dat vervangende hechtenis zal worden toegepast indien de maatregel wordt overtreden, in die zin dat bij iedere overtreding één week vervangende hechtenis wordt opgelegd, met een maximum van zes maanden.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en de op te leggen vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd gelet op de bepleite vrijspraak.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het onttrekken van zijn 11-jarige dochter aan het gezag van haar moeder
.Terwijl er een schriftelijke aanwijzing gold die inhield dat verdachte niet in de buurt van zijn dochter mocht komen en ook niet op plekken mocht komen waar zij zou zijn, heeft verdachte zijn dochter op straat opgezocht en aangesproken en gezegd dat ze bij haar tante, even verderop, langs zouden gaan. Toen zijn dochter eenmaal in de auto zat kwam zij erachter dat haar tante niet in de buurt was en dat ze door haar vader mee werd genomen naar Turkije. De dochter van verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat zij in paniek raakte en begon te huilen toen zij ontdekte dat zij [plaats 1] uit reden en op weg gingen naar Turkije, maar dat zij daar niets tegen kon doen. Blijkens haar verklaring heeft zij zich gedurende de rit, tot zij werden gestopt bij de Bulgaarse grens, zorgen gemaakt of ze ooit nog terug naar Nederland zou gaan. Haar moeder en zusje en haar verdere omgeving maakten zich ondertussen grote zorgen of zij [A (voornaam)] nog terug zouden zien. Hoewel de rechtbank zich realiseert dat het voor verdachte destijds heel moeilijk was - en nog steeds heel moeilijk is - om zeer beperkt contact te hebben met zijn dochter, heeft verdachte door zijn dochter op deze wijze mee te nemen, enkel gehandeld uit zijn eigen belang. Het behoeft geen toelichting dat de verdwijning van [A (voornaam)] haar moeder, zusje en alle anderen die om haar heen staan enorm heeft aangegrepen. Met zijn handelen heeft verdacht daarnaast ook zijn eigen dochter schade berokkend. De rechtbank rekent dit verdachte zeer zwaar aan. De rechtbank stelt vast dat verdachte met zijn handelen ook zijn eigen belangen heeft ondergraven: verdachte is door dit alles het gezag over zijn dochter verloren en heeft sinds zijn arrestatie in Bulgarije zijn dochter niet meer gezien.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 29 november 2023;
- een psychologisch rapport van 25 augustus 2023, uitgebracht door drs. [C] , klinisch psycholoog;
- een reclasseringsadvies van 1 december 2023, uitgebracht door [instelling 1] .
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Uit het psychologisch rapport blijkt dat er beperkt onderzoek heeft plaatsgevonden, omdat er geen informatie van derden beschikbaar kwam. Uit dit beperkte onderzoek dat heeft plaatsgevonden zijn geen tekenen van een ernstige psychiatrische stoornis of een verstandelijke beperking naar voren gekomen en kon bij verdachte geen psychopathologie worden vastgesteld. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat verdachte zich sinds de schorsing houdt aan de schorsingsvoorwaarden en is aangemeld bij [instelling 2] voor ambulante behandeling. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, een contact- en locatieverbod (met elektronische monitoring) en het meewerken aan het opstellen van (verdiepings)diagnostiek door [instelling 2] . De reclassering adviseert deze voorwaarden en het toezicht daarop dadelijk uitvoerbaar te verklaren, omdat de kans op een misdrijf met schade voor personen groot is.
Straf
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. De rechtbank heeft onder meer gelet op de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Gelet op de aard en de ernst van het feit kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank zal een groot deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen. Op de op te leggen gevangenisstraf zal de tijd die de verdachte in het kader van deze zaak reeds heeft doorgebracht in detentie, zowel in Nederland als in Bulgarije (in afwachting van zijn overlevering naar Nederland), in aftrek worden gebracht, zodat verdachte op dit moment niet terug hoeft naar de gevangenis.
Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf verbindt de rechtbank de bijzonere voorwaarden die zijn geadviseerd door de reclassering. De rechtbank acht het op dit moment in het belang van [A (voornaam)] dat aan verdachte een verbod wordt opgelegd om met [A (voornaam)] contact te hebben, alsmede een locatieverbod om zich te bevinden in en rond de woonplaats van [A (voornaam)] . Voor het controleren van het locatieverbod zal verdachte elektronische monitoring opgelegd krijgen. Wel is de rechtbank van oordeel dat het locatieverbod beperkt kan worden tot de woonplaats van [A (voornaam)] , te weten [plaats 1] en omgeving. De reclassering heeft geadviseerd om ook de luchthavens in en grensgebieden van Nederland als verboden gebied op te nemen. De rechtbank begrijpt dat zolang verdachte onder elektronische monitoring staat, niet zonder toestemming van de reclassering naar het buitenland mag gaan. Als de elektronische monitoring op enig moment komt te vervallen, acht de rechtbank het te ingrijpend en bovendien onnodig om verdachte te verbieden op luchthavens en in grensgebieden van Nederland te komen. Verdachte is afkomstig uit Turkije en heeft daar familie wonen. Uit het dossier blijkt dat verdachte in Nederland niet veel mensen heeft met wie hij in nauwe betrekking staat. Mede gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat het verdachte vanaf het moment dat de elektronische monitoring komt te vervallen, vrij moet staan om zijn land van herkomst en familie daar (en/of op andere plekken in de wereld) onbelemmerd te bezoeken.
De rechtbank realiseert zich dat het opleggen van een onvoorwaardelijk contactverbod aan verdachte met zijn dochter als bijzondere voorwaarde en in het kader van een vrijheidsbeperkende maatregel zeer ingrijpend is. De rechtbank begrijpt echter dat de kinderrechter heeft beslist dat er op dit moment geen enkele omgang mag plaatsvinden tussen verdachte en [A (voornaam)] , omdat omgang niet in het belang is van [A (voornaam)] . De rechtbank wijst er nádrukkelijk op dat als omgang op enig moment naar het oordeel van de kinderrechter weer kan worden opgestart, wijziging van de bijzondere voorwaarden en wijziging van de vrijheidsbeperkende maatregel kan worden gevraagd.
De rechtbank neemt in de hoogte van de straf mee dat elektronische monitoring een zware inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte vormt en dat een langere proeftijd dan doorgaans gebruikelijk wordt opgelegd. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat de beslissing dat verdachte zijn dochter niet mag zien, hem veel verdriet en pijn bezorgt.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden is. Hierbij gelden de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten [A (voornaam)] .
Gelet op het advies van [instelling 1] is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zullen worden opgelegd en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.
De op te leggen maatregel (38v Sr)
De rechtbank legt het contact- en locatieverbod ook op in de vorm van de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank zal ter voorkoming van strafbare feiten bevelen dat verdachte:
  • zich niet ophoudt in en rond [plaats 1] , als weergegeven op het kaartje dat als bijlage 2 aan dit vonnis is gehecht;
  • zich onthoudt van contact met zijn dochter, [A (voornaam)] .
De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van vijf jaren. Voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, zal, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, 14 dagen hechtenis per overtreding worden opgelegd, met een maximum van zes maanden.
Gelet op het reclasseringsadvies is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich belastend zal gedragen jegens [A (voornaam)] . Daarom zal de rechtbank bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

9.BENADEELDE PARTIJ

[A (voornaam)] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.500,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
[benadeelde partij] , de moeder van [A (voornaam)] , heeft zich ook als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.816,65. Dit bedrag bestaat uit € 3.316,65 materiële schade en € 2.500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering integraal toe te wijzen. De gemaakte reis- en verblijfkosten die [benadeelde partij] vordert zijn redelijk. De gevraagde immateriële schade van beide benadeelde partijen is billijk en daarmee voor toewijzing vatbaar. De bedragen dienen dan ook te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering niet ontvankelijk te verklaren, vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair verzoekt de verdediging tot matiging van de vordering, gezien het feit dat het in dit geval maar om één dag onttrekking aan het gezag gaat.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
[A (voornaam)]
Immateriële schade
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij ‘op andere wijze’ in de persoon is aangetast in de zin van artikel 6:106 lid 1 onder c van het Burgerlijk Wetboek (‘BW'). Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is sprake indien de benadeelde partij aantoonbaar geestelijk letsel heeft opgelopen of indien de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit meebrengen dat psychische schade zo voor de hand ligt, dat recht bestaat op een vergoeding voor immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de laatstgenoemde omstandigheid zich hier voordoet en dat de benadeelde partij [A (voornaam)] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De benadeelde partij [A (voornaam)] is immers op de leeftijd van 11 jaar, op klaarlichte dag, zonder toestemming van haar moeder, door haar vader van straat meegenomen in de auto op weg naar Turkije. Nadat haar vader was aangehouden bij de grens bij Bulgarije, heeft [A (voornaam)] gezien hoe haar vader door de politie werd afgevoerd en heeft zij drie dagen in een
safe housemoeten verblijven in Bulgarije, alvorens haar moeder haar kon komen ophalen. Dit heeft bij haar gevoelens van stress, angst en onveiligheid teweeggebracht, waarvoor zij blijkens de toelichting op de vordering nog altijd onder behandeling is. Deze immateriële schade staat in zodanig verband met de door verdachte gepleegde strafbare feiten dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank schat de geleden immateriële schade van de benadeelde partij naar billijkheid op € 1.500,-. De rechtbank acht de vordering tot dat bedrag gegrond en voor toewijzing vatbaar, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 november 2022 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Kosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [A (voornaam)] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 november 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 25 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [A (voornaam)] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
BEM-clausule
De rechtbank zal bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van de benadeelde partij te openen rekening met een zogenoemde BEM (Belegging, Erfenis en andere gelden Minderjarigen)-clausule. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en haar wettelijke vertegenwoordiger kunnen aldus slechts met toestemming van de kantonrechter over het vermogen van de minderjarige beschikken tot het moment dat zij de leeftijd van achttien jaar zal hebben bereikt.
[benadeelde partij]
Materiële schade
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 3.316,65 aan materiële schade gevorderd voor de vliegtickets en de verblijfkosten van haarzelf en haar broer in Bulgarije voor het ophalen van [A (voornaam)] . Het is aannemelijk dat de benadeelde partij deze schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde. De schade komt daarom voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom het gevorderde bedrag van € 3.316,65 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 november 2022 tot de dag van volledige betaling.
Immateriële schade
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij ‘op andere wijze’ in de persoon is aangetast in de zin van artikel 6:106 lid 1 onder c van het Burgerlijk Wetboek (‘BW'). Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is sprake indien de benadeelde partij aantoonbaar geestelijk letsel heeft opgelopen of indien de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit meebrengen dat psychische schade zo voor de hand ligt, dat recht bestaat op een vergoeding voor immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de laatstgenoemde omstandigheid zich hier voordoet en dat de benadeelde partij [benadeelde partij] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden.
Op klaarlichte dag is de dochter van [benadeelde partij] , waarover zij het gezag draagt en voor wie zij zorgt, zonder dat zij hiervoor toestemming heeft gegeven, door de vader van haar dochter van straat meegenomen en buiten Nederland gebracht. Zij heeft hiervan veel stress ondervonden, omdat zij niet wist of zij haar dochter ooit nog terug zou gaan zien.
De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 1.500,00 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 november 2022 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Totale schade
De rechtbank zal de vordering voor een totaalbedrag van € 4.816,65‬, bestaande uit € 3.316,65 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade, toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 november 2022 tot de dag van volledige betaling.
Kosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde partij] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 4.816,65‬, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 november 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 58 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w en 279 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 16 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering, in voorlopige hechtenis en in detentie in het buitenland ingevolge een Nederlands verzoek tot overlevering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van drie (3) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen 3 werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij [instelling 1] op het adres [adres 4] te [plaats 3] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zich laat behandelen door [instelling 2] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door reclassering. De behandeling start zodra deze beschikbaar is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met zijn dochter, [A] (geboren op [2011] te [geboorteplaats 2] ), zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
* zich niet bevindt in en rond [plaats 1] , als weergegeven op het kaartje dat als bijlage 2 aan dit vonnis is gehecht. Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatieverbod, zolang de reclassering dat noodzakelijk acht. Zolang de elektronische monitoring geldt, gaat verdachte niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat hij in Nederland verblijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Oplegging vrijheidsbeperkende maatregel
  • legt aan verdachte op de
  • beveelt dat verdachte
  • zich niet ophoudt in en rond [plaats 1] , als weergegeven op het kaartje dat als bijlage 2 aan dit vonnis is gehecht ;
  • zich onthoudt van contact met [A] (geboren op [2011] te [geboorteplaats 2] );
waarbij de politie opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving;
  • beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, de maatregel wordt vervangen door 14 dagen hechtenis voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolgde de maatregel niet op;
  • beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel
Benadeelde partij
[A]
  • wijst de vordering van [A] toe tot een bedrag van € 1.500,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [A] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [A] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [A] aan de Staat € 1.500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 25 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • bepaalt dat de als gevolg van dit vonnis te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van de benadeelde partij, [A] , geboren [2011] , te openen rekening met een BEM-clausule;
[benadeelde partij]
  • wijst de vordering van [benadeelde partij] toe tot een bedrag van € 4.816,65 (waarvan € 3.316,65 aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade)‬;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde partij] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [benadeelde partij] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat € 4.816,65‬ te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 58 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.K. van Riemsdijk, voorzitter, mrs. D. Riani el Achhab en I.G.C. Bij de Vaate, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Wolters, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 december 2023.
Mr. Van Riemsdijk is buiten staat dit vonnis te tekenen.
Bijlage 1: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2022 tot en met 2 november 2022 te
[plaats 1] en/of in Nederland opzettelijk een minderjarige, [A] , geboren op [2011]
, heeft onttrokken aan het wettig over haar gesteld gezag en/of aan het
opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefende, terwijl die
minderjarige beneden de twaalf jaren oud was;
( art 279 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 279 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
Bijlage 2: kaartje bij het locatieverbod
(* ivm anonimiseren is deze bijlage verwijderd)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 juli 2023, genummerd PL0900-2022324897, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 342. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van 2 november 2022, pagina 11 tot en met 14.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij] van 7 november 2022, pagina 31 tot en met 37.
4.Een proces-verbaal van verhoor van [A (voornaam)] van 18 januari 2023, pagina 102 tot en met 107.
5.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 18 januari 2023, pagina 65 tot en met 68.
6.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 22 januari 2023, pagina 112 tot en met 120.