8.5.De burgemeester heeft zich ook op het standpunt mogen stellen dat verzoekster zelf een verwijt gemaakt kan worden. Uit de in de woning aanwezige luxegoederen, blijkt dat er al geruime tijd sprake was van een secundaire inkomstenbron. In de bestuurlijke rapportage worden dure artikelen genoemd die in de woning zijn aangetroffen. Uit de aankoopbonnen blijkt dat deze contant zijn afgerekend. Er zijn al bonnen die dateren uit 2019. Verzoekster zegt daarover dat zij geen weet heeft gehad van die aankopen, omdat zij in 2019 nog niet op dit adres woonde. Zij gaat er echter aan voorbij dat er in de bestuurlijke rapportages ook aankopen worden genoemd uit 2020 (de schoenen), 2021 (de jas) en 2023 (de kinderkleding). Verzoekster heeft in haar bezwaarschrift noch op de zitting een aannemelijke verklaring gegeven voor de aanwezigheid van deze luxegoederen met bonnen in haar woning. Dat het om cadeautjes van haar zussen zou gaan, zoals zij op de zitting heeft gezegd, vindt de voorzieningenrechter niet aannemelijk, al is het maar omdat het om zeer kostbare goederen gaat die mensen elkaar doorgaans niet zomaar cadeau geven en de aankoopbonnen ook nog bij deze goederen aanwezig waren, wat er niet op wijst dat het een gift was. Al zou verzoekster niet hebben geweten van de drugshandel in haar woning, dan had zij toch op z’n minst gealarmeerd moeten zijn over de hoeveelheid luxegoederen in de woning die haar partner niet kon betalen van zijn reguliere inkomen. De burgemeester hoeft niet verdergaand te specificeren wat er nu precies in de woning is aangetroffen, zoals verzoekster op de zitting heeft gesteld. Zij wil dat, zodat zij kan toelichten waar welk artikel vandaan komt, maar in de bestuurlijke rapportage zijn al voldoende goederen met naam en toenaam genoemd (de jas, de schoenen, de Rolex en de kinderkleding) waar verzoekster ook geen goede verklaring voor heeft gegeven. Dit is voldoende om een gebrek aan wetenschap niet aannemelijk te achten. Daarbij is verder ook nog van belang dat justitie verzoekster inmiddels ook verdenkt van het bezit van drugs en dat zij daarover is verhoord. De burgemeester heeft al met al voldoende onderbouwd dat verzoekster weet had of redelijkerwijs had kunnen hebben van de drughandel en daarmee zelf ook verwijtbaar heeft gehandeld. Er is dus ook voldaan aan indicator d, dat beide bewoners een verwijt valt te maken.
9. De burgemeester heeft bij haar beoordeling mogen betrekken dat de partner van verzoekster al eerder in aanraking is geweest met justitie, waarmee hij zelf criminele antecedenten heeft en wordt voldaan aan indicator e. Dat dit niet vanwege drugsgerelateerde feiten is geweest, doet aan de aanwezigheid van die indicator e niet af. Ook heeft de burgmeester relevant mogen vinden dat de partner van verzoekster verdachte is in een grote strafzaak naar internationale drugshandel en dat hij ervan verdacht wordt in contact te staan met personen met criminele antecedenten. Er zijn dus personen bij deze zaak betrokken die criminele antecedenten hebben. Dat verzoekster geen strafblad heeft, is verder niet relevant voor de aanwezigheid van indicator e.
10. De burgemeester heeft tot slot ook afdoende toegelicht dat zij ter bescherming van de kwetsbare wijk [wijk] de mate van gevaar of risico voor het woon- en leefklimaat in de omgeving en/of voor omwonende(n) hoog acht. Zoals hiervoor al is toegelicht, maakt het, gelet op wat er in de woning is aangetroffen, geen verschil dat het contact met de buren goed was en dat zij niet geklaagd hebben over overlast. Het gaat hier om een wijk waar de bereidheid om samen te werken met de politie laag is en waar veel drugscriminaliteit plaatsvindt. De burgemeester heeft al vaker woningen in deze wijk, zelfs woningen in dezelfde straat als de woning, moeten sluiten. Dit vraagt om extra aandacht en optreden van de burgemeester. Aan indicator f is ook voldaan.
11. De burgemeester heeft de situatie op basis van haar eigen beleid ernstig mogen vinden, omdat het hier gaat om handel in harddrugs. Een handel die al enige jaren plaatsvindt. Dat sprake is van een ernstige situatie heeft zij in het bestreden besluit verder nog afdoende toegelicht door te verwijzen naar de aanwezige indicatoren. Dat maakt dat zij de sluiting van de woning noodzakelijk mocht vinden om een signaal af te geven, dat er geen drugs meer in de woning voorhanden zijn, dat de handel in drugs is beëindigd en dat drugshandel in de wijk [wijk] ook niet getolereerd wordt.
Is het besluit evenwichtig?
12. Verzoekster vindt dat de gevolgen van de sluiting niet evenredig zijn ten opzichte van het doel daarvan. Volgens haar had de burgemeester kunnen volstaan met een lichter middel. De sluiting is daarom in strijd met de subsidiariteit. Ook voldoet de maatregel niet aan de vereiste proportionaliteit. Er is geen rekening gehouden met het belang van de jonge kinderen van verzoekster. Het weghalen van de kinderen uit een veilige omgeving is desastreus voor hun ontwikkeling en hun psychische gesteldheid. Verzoekster verwijst naar artikel 3 van het Internationaal verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK). Het recht op huisvesting is vastgelegd in verschillende mensenrechtenverdragen, zoals het Internationale Verdrag inzake Economische Sociale en Culturele Rechten, het Europees Sociaal Handvest en het IVRK. Huisuitzettingen, wat deze woningsluiting feitelijk is, moet voldoen aan mensen- en kinderrechtelijke verplichtingen. Dit wordt uiteengezet in General Comment 7 van het Comité van Economische, Sociale en Culturele Rechten. De eerste algemene verplichting van de overheid als het gaat om een huisuitzetting is dat deze nooit mag leiden tot dakloosheid. Dat is hier wel het geval, omdat verzoekster geen uitweg heeft. De woningsluiting is bovendien volgens verzoekster in strijd met artikel 8 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). Als een huisuitzetting als gevolg van een woningsluiting echt niet kan worden gekomen, moet er zicht zijn op een alternatief en de burgemeester draagt daarvoor volgens verzoekster de verantwoordelijkheid. In dit verband verwijst zij ook naar het rapport van de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman van 24 januari 2023.De door de burgemeester voorgestelde alternatieven zijn niet adequaat voor een moeder met twee jonge kinderen. Verzoekster heeft geen enkele mogelijkheid om zelf vervangende woonruimte te vinden binnen haar netwerk. Zij kan met haar twee kinderen niet langdurig bij familieleden verblijven. Verzoekster wijst op het woningtekort in [woonplaats] en het feit dat zij geen urgentie voor een woning heeft gekregen via bemiddeling van het buurtteam. Zij heeft verder aangevoerd dat zij aangewezen is op de stad [woonplaats] , omdat zij een opleiding tot apothekersassistente in [woonplaats] volgt, haar dochter binnenkort naar de opvang in [woonplaats] gaat, het consultatiebureau ook hier is en zij de zorg voor haar zus heeft die lijdt aan epilepsie. Die zorg kan zij niet overdragen. Zij heeft door de hele situatie psychische problemen en slaapt niet meer.
13. De burgemeester heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair de verantwoordelijkheid van verzoekster zelf is om vervangende woonruimte te vinden voor de duur van de woningsluiting. Van belang is daarbij dat verzoekster en haar partner een verwijt gemaakt kan worden voor de situatie die is ontstaan. Het belang van de kinderen is volgens de burgemeester kenbaar meegenomen. Zij had het voornemen de woning te sluiten voor de duur van zes maanden, maar heeft in het belang van de kinderen de sluiting teruggebracht tot drie maanden. De situatie is echter zo dat de burgemeester sluiting van de woning noodzakelijk vindt om de openbare orde in de woon- en leefomgeving te herstellen en tot rust te laten komen. De burgemeester heeft gewezen op hulpverlening die inmiddels is ingeschakeld. In gesprek met het buurtteam en het Expertiseteam Veiligheid Utrecht (EVU) is afgesproken dat verzoekster aangemeld wordt bij de Tussenvoorziening (hulp bij zowel wonen als begeleiden) en het Corporatiehotel. Het is nu vooral aan verzoekster zelf om de regie te pakken en actie te ondernemen. Zij kan óf zelf onderdak vinden óf via hulpverlening aan onderdak komen. De burgemeester heeft toegezegd dat verzoekster en haar kinderen in elk geval niet op straat zullen belanden als de woning wordt gesloten, maar hoe die opvang er uit zal zien, ligt aan verzoekster zelf.
14. Inherent aan een sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid om van de sluiting van de woning af te zien. Dat wordt anders als de betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning. Daarbij is van belang in hoeverre de betrokkene zelf geschikte vervangende woonruimte kan regelen, maar is ook een rol weggelegd voor de burgemeester. Zij moet informeren naar de mogelijkheden van vervangende huisvesting. De belangen van de minderjarige kinderen wegen, in het licht van artikel 8 van het EVRM en artikel 3 van het IVRK zwaar. Dat neemt niet weg dat ouders in beginsel zelf verantwoordelijk zijn voor het vinden van vervangende woonruimte.Echter ook hier geldt dat de burgemeester zich moet informeren over geschikte opvang, waarbij gekeken moet worden in hoeverre de ouders zelf in staat zijn om iets te regelen. De aanwezigheid van jonge kinderen en andere omstandigheden kunnen ertoe leiden dat een woningsluiting onevenredig is.