ECLI:NL:RBMNE:2023:6848

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
UTR 23/5153
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor kapwerkzaamheden aan bomen

Op 15 december 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen de Utrechtse Bomenstichting en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een omgevingsvergunning die aan een organisatieonderdeel van de gemeente Utrecht was verleend voor het vellen van 112 bomen, het verplanten van 13 bomen en het herplanten van 143 bomen op de Europalaan Noord in Utrecht. De Utrechtse Bomenstichting had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat de bomen gekapt zouden worden voordat het bezwaar was behandeld.

De voorzieningenrechter had op 15 november 2023 aangekondigd dat het verzoek op 30 november 2023 zou worden behandeld. Echter, op 27 november 2023 heeft de projectmanager van de vergunninghouder verklaard dat de werkzaamheden opgeschort zouden worden tot twee weken na de beslissing op het bezwaar van de verzoekster. Hierop heeft de Utrechtse Bomenstichting haar verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om een proceskostenveroordeling.

Het college van burgemeester en wethouders heeft in zijn reactie op het verzoek om proceskostenveroordeling gesteld dat er geen aanleiding is voor toekenning, omdat het besluit niet is opgeschort en niet tegemoet is gekomen aan de gronden van de verzoekster. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de vergunninghouder, als onderdeel van de gemeente, met de toezegging om de werkzaamheden op te schorten, wel degelijk tegemoet is gekomen aan de verzoekster. Daarom heeft de voorzieningenrechter het college veroordeeld tot betaling van € 837,- aan proceskosten, die zijn vastgesteld op basis van de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan zonder zitting, en het betaalde griffierecht wordt terugbetaald aan de verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5153

uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 december 2023 in de zaak tussen

Utrechtse Bomenstichting, uit Utrecht, verzoekster

(gemachtigde: drs. C. van Oosten),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht

(gemachtigde: mr. J.M. Hillenaar).

Procesverloop

Met het besluit van 16 oktober 2023 heeft het college aan een organisatieonderdeel van de gemeente Utrecht (vergunninghouder) een omgevingsvergunning verleend voor het vellen van 112 bomen, het verplanten van 13 bomen en het herplanten van 143 bomen op het adres Europalaan Noord in Utrecht.
Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Omdat het indienen van het bezwaarschrift niet leidt tot schorsing van het besluit heeft verzoekster bij de voorzieningenrechter een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
Vergunninghouder is voornemens om op 8 januari 2024 te kappen, omdat op 15 januari 2024 wordt gestart met de herinrichtingswerkzaamheden voor de Europalaan Noord.
De voorzieningenrechter heeft partijen op 15 november 2023 bericht dat het verzoek wordt behandeld op een zitting op donderdag 30 november 2023.
Op maandagavond 27 november 2023 heeft de projectmanager Europalaan Noord namens vergunninghouder verklaard bereid te zijn de werkzaamheden op te schorten tot twee weken nadat het college op het bezwaar van verzoekster heeft beslist.
Vervolgens heeft verzoekster het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken met een verzoek het college te veroordelen in de proceskosten die zij heeft gemaakt.
Het college heeft op 6 december 2023 gereageerd op dit verzoek. Het college stelt dat er geen aanleiding bestaat voor het toekennen van een proceskostenveroordeling. Ten eerste omdat het besluit niet is opgeschort door het college en ten tweede omdat niet tegemoet is gekomen op basis van de gronden van verzoekster.
Verzoekster heeft daarop op 8 december 2023 gereageerd.
De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten in bestuursrechtelijke procedures is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). [2]
3. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.
4. In een voorlopige voorzieningsprocedure moet de vraag of sprake is van tegemoetkomen in de eerste plaats worden gerelateerd aan het specifieke doel van die procedure, te weten het voorkomen van onevenredig nadeel tijdens -in dit geval- de bezwaarprocedure. Het verzoek om een voorlopige voorziening heeft verzoekster ingediend met het doel om te voorkomen dat de bomen al tijdens de bezwaarprocedure zouden worden gekapt. Vergunninghouder heeft alsnog kort voor de zitting laten weten de werkzaamheden op te schorten tot twee weken na de beslissing op het bezwaarschrift. Verzoekster heeft daarmee dus bereikt wat zij met haar verzoek wilde bereiken. Daarom heeft zij het verzoek ook ingetrokken met verzoek om proceskostenveroordeling.
5. De voorzieningenrechter ziet in dit geval aanleiding om het college te veroordelen in de proceskosten. De voorzieningenrechter volgt dus niet het standpunt van het college. Vergunninghouder maakt onderdeel uit van de gemeente. Het bericht van de vergunninghouder om de werkzaamheden op te schorten kan daarom mede worden aangemerkt als tegemoetkomen door het bestuursorgaan.
6. De voorzieningenrechter stelt de proceskosten van verzoekster die het college moet betalen vast op € 837, - (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1).
7. Omdat het verzoek is ingetrokken vanwege de toezegging van vergunninghouder, wordt het betaalde griffierecht door de griffier terugbetaald. [3]

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt het college tot betaling van € 837,- aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 december 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met toepassing van 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 8:75a van de Awb. Dat artikel is op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige voorzieningenprocedure.
3.Op grond van artikel 8:82, vierde lid, van de Awb.