ECLI:NL:RBMNE:2023:689

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
UTR 22/3651
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-aanslag onroerendezaakbelasting, ontvankelijk maar ongegrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 februari 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente 1]. Eiser ontving voor het jaar 2022 een aanslag voor de onroerendezaakbelasting voor zijn woning in [gemeente 2], waarbij de heffingsambtenaar de waarde van de woning op 1 januari 2021 heeft vastgesteld op € 305.000,-. Eiser ging in beroep tegen de ongegrondverklaring van zijn bezwaar door de heffingsambtenaar op 28 juni 2022.

Tijdens de zitting op 3 februari 2023 was eiser aanwezig, maar verliet de zaal zonder toelichting op het moment dat de heffingsambtenaar via videoverbinding verscheen. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat het beroep ontvankelijk was, omdat het beroepschrift tijdig was ingediend op 10 augustus 2022. De rechtbank heeft de waarde van de woning beoordeeld aan de hand van vergelijkbare woningen en de heffingsambtenaar heeft aannemelijk gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. Eiser stelde een lagere waarde voor, maar de rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar de juiste referentiewoningen had gekozen en de waarde adequaat had onderbouwd.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Tevens werd eiser gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3651
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente 1] (de heffingsambtenaar)

(gemachtigde: A.L.M. Keeris).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 28 juni 2022.
Eiser heeft voor het jaar 2022 een aanslag voor de onroerendezaaksbelasting ontvangen voor zijn woning aan de [adres 1] in [gemeente 2] . De heffingsambtenaar heeft de waarde van deze woning op 1 januari 2021 vastgesteld op € 305.000,-.
Met de bestreden uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser is hiertegen in beroep gegaan.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft een zitting gepland op 3 februari 2023. Na het uitroepen van de zaak door de bode is eiser de zaal binnengekomen. A.L.M. Keeris is namens de heffingsambtenaar verschenen en was via een videoverbinding aanwezig. De videoverbinding is tot stand gebracht op het moment dat eiser de zaal binnenkwam. Op het moment dat eiser keek naar het scherm is hij de zaal uitgelopen. Eiser wilde desgevraagd niet toelichten waarom hij weg liep.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep wel ontvankelijk, maar ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering. Ter zitting heeft de heffingsambtenaar aangegeven dat de beroepsgrond over de ontvankelijkheid wordt ingetrokken. De rechtbank oordeelt dat het beroep wel ontvankelijk is nu het beroepschrift is binnengekomen per post op 10 augustus 2022.
2. De woning is een in 1977 gebouwde hoekwoning met een vrijstaande garage. De woning heeft een gebruiksoppervlakte van 131 m2 en een perceel van 292 m2.
3. Partijen verschillen van mening over de waarde van de woning per 1 januari 2021. Eiser bepleit een lagere waarde, € 50.000,- tot € 100.000,- maximaal. De heffingsambtenaar handhaaft in beroep de door hem vastgestelde waarde.
Hoe wordt de waarde bepaald?
4. De heffingsambtenaar moet aannemelijk maken dat hij de WOZ-waarde van de woning op de waardepeildatum niet te hoog heeft vastgesteld. De WOZ-waarde van de woning is de waarde in het economisch verkeer. Dat is de prijs die bij verkoop op de voor die woning meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor die woning zou zijn betaald. Bij het vaststellen van de WOZ-waarde van de woning heeft de heffingsambtenaar de woning vergeleken met drie verkopen ronde de waardpeildatum in [gemeente 2] , namelijk: [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] De heffingsambtenaar heeft hierbij de vrijheid om te bepalen welke referentieobjecten hij het meest geschikt vindt. De heffingsambtenaar mag ook in beroep andere referentiewoningen gebruiken als hij vindt dat er betere referentiewoningen zijn, dan die eerder zijn gebruikt. De referentiewoningen hoeven dus niet identiek te zijn aan de woning. Wel moet de heffingsambtenaar inzichtelijk maken op welke manier hij met de onderlinge verschillen rekening heeft gehouden.
5. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar met de taxatiematrix en de toelichting in het verweerschrift, aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Daartoe neemt de rechtbank in aanmerking dat de heffingsambtenaar referentiewoningen heeft gekozen die voldoende vergelijkbaar zijn met de woning, omdat zij in dezelfde omgeving liggen, niet te ver van de waardepeildatum zijn verkocht en wat bouwjaar en uitstraling betreft voldoende vergelijkbaar zijn met de woning.
6. Wat eiser in beroep aanvoert, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
7. In reactie op de beroepsgrond van eiser op de door de heffingsambtenaar ingeschakelde taxateur van TOG Nederland heeft de heffingsambtenaar een machtiging overgelegd. Eiser heeft hier niet verder op gereageerd. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de machtiging. De beroepsgrond van eiser slaagt niet.
8. Voor zover eiser op de zitting zijn standpunt in bezwaar had willen herhalen dat de woning is geplunderd en niet is onderhouden en daarom een lagere waarde heeft, verwijst de rechtbank naar rechtsoverweging 5 waarin is geoordeeld dat de waarde van de woning door de heffingsambtenaar aannemelijk is gemaakt. Eiser heeft zijn standpunt niet verder onderbouwd, bijvoorbeeld door het overleggen van foto’s. Het betoog van eiser slaagt niet.
9. Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft de heffingsambtenaar naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
10. Op de zitting is gewezen op de mogelijkheid om tegen deze uitspraak in hoger beroep te gaan op de manier zoals onderaan dit proces-verbaal staat omschreven.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van I. Zallali, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.