ECLI:NL:RBMNE:2023:6894

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
UTR 23/5715
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening inzake gemeentelijke opvang voor Oekraïense ontheemden

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 6 december 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Turkse nationaliteit houder, had gemeentelijke opvang voor Oekraïense ontheemden aangevraagd, maar kreeg te horen dat hij deze opvang uiterlijk op 7 december 2023 moest verlaten. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, concludeerde dat verzoeker niet voldeed aan de voorwaarden voor opvang, omdat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij recht had op deze voorzieningen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen redelijke kans van slagen was voor het bezwaar.

De voorzieningenrechter overwoog dat verzoeker geen concrete onderbouwing had gegeven voor zijn stelling dat hij recht had op opvang, ondanks zijn verwijzing naar een brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank vond dat verweerder zich op basis van eigen onderzoek had mogen baseren en dat de belangenafweging in het nadeel van verzoeker uitviel. De voorzieningenrechter concludeerde dat, hoewel er sprake was van spoedeisend belang aan de zijde van verzoeker, het bezwaar geen redelijke kans van slagen had. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging en de noodzaak voor verzoeker om voldoende bewijs te leveren voor zijn claims. De voorzieningenrechter wees erop dat de opvangplaatsen beperkt zijn en dat deze zorgvuldig moeten worden toegewezen aan degenen die daar recht op hebben. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5715

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 december 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M.A. Krikke),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker, geboren op [geboortedatum] 1994, heeft de Turkse nationaliteit. Hij heeft vanwege een Temporary Residence Permit voor Oekraïne gemeentelijke opvang voor Oekraïense ontheemden bij verweerder verkregen. Eiser heeft zich eerst op 6 november 2023 gemeld bij verweerder voor een inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP).
Bij besluit van 20 november 2023 (het besluit) heeft verweerder besloten dat verzoeker de gemeentelijke opvang voor Oekraïense ontheemden uiterlijk op 7 december 2023 om 12.00 uur moet verlaten. Volgens verweerder heeft verzoeker geen recht op gemeentelijke opvang, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij aan de daarvoor geldende voorwaarden [1] voldoet.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Ook heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift en de volgens hem relevante stukken ingediend. Daarbij heeft verweerder ten aanzien van de stukken 1 t/m 5, 7, 9 en 10 verzocht om beperkte kennisneming toe te passen [2] . Verzoeker heeft zich verzet tegen deze beperkte kennisneming. De rechtbank heeft bij beslissing van 4 december 2023 besloten dat de beperking van de kennisneming van de stukken zoals door verweerder verzocht wat betreft stuk 1 t/m 5 en 7 gerechtvaardigd is. Wat betreft stuk 9 en 10 heeft de rechtbank verweerder de gelegenheid gegeven deze geanonimiseerd te overleggen, wat verweerder op 5 december 2023 heeft gedaan. Verzoeker heeft vervolgens op 5 december 2023 bericht geen toestemming te geven om bij de beoordeling van het verzoek gebruik te maken van de stukken waarvan hij zelf geen kennis kan nemen.
Dat betekent dat de voorzieningenrechter voor de beoordeling van de zaak geen kennis heeft genomen van de stukken 1 t/m 5 en 7. De geanonimiseerde versies van de stukken 9 en 10 zijn aan de dossierstukken toegevoegd.
Verzoeker heeft vervolgens op 5 december 2023 zijn verzoeksgrond aangevuld. Verweerder heeft op 6 december 2023 hierop gereageerd.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de voorzieningenrechter uit waarom.
2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet. De voorzieningenrechter treft [3] alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist.
Spoedeisend belang
3. De voorzieningenrechter acht hier een spoedeisend belang aanwezig. Verzoeker moet volgens het besluit namelijk uiterlijk 7 december 2023 om 12.00 uur de gemeentelijke opvang verlaten. Vanaf dat moment mag hij geen gebruik meer maken van de gemeentelijke opvang en heeft hij geen aanspraak meer op de andere voorzieningen en verstrekkingen, zoals leefgeld, een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering, een verzekering voor medische kosten en toeslagen. Daarbij komt dat verweerder zich desgevraagd tegenover de griffier niet bereid heeft verklaard de inwerkingtreding van het besluit op te schorten in afwachting van de beslissing op het bezwaar van verzoeker.
Voorlopig rechtmatigheidsoordeel
4. Verzoeker heeft in bezwaar gesteld dat hij wel aan de voorwaarden voldoet en onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming valt. Verzoeker heeft ter onderbouwing verwezen naar een brief van 30 augustus 2023 van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan de gemeente Rotterdam. Daarin staat: ‘
Op 30 augustus 2023 heeft dhr. [verzoeker] zich tot de IND in Ter Apel gewend. Daar is gebleken dat dhr. [verzoeker] een Oekraïense partner heeft, met wie hij ook een kind heeft. Daarmee valt dhr. [verzoeker] onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en heeft dhr. [verzoeker] recht op gemeentelijke opvang.’ Volgens verzoeker betreft dit een besluit waaruit volgt dat hij recht heeft op opvang. Daarnaast heeft verzoeker gewezen op een e-mail van 20 november 2023 van [A] , beleidsadviseur staf burgerzaken bij verweerder, waarin staat: ‘
Ik vind dat hij sowieso bij zijn kind moet zijn.’ Verzoeker leidt hieruit af dat niet ter discussie staat dat hij de vader is van het kind, welke de Oekraïense nationaliteit heeft. Daarmee valt hij naar eigen zeggen onder categorie 3 ‘gezinsleden van de hiervoor genoemde personen’ als genoemd in de brieven van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 30 maart 2022 (TK 19637 en 36045, nrs. 2839 en 2907) en heeft hij recht op opvang.
5. Volgens verweerder volgt uit eigen onderzoek dat verzoeker niet voldoet aan de voorwaarden voor gemeentelijke opvang. De brief van 30 augustus 2023 is niet voorzien van bewijsstukken en ook verzoeker heeft deze niet overgelegd. Het e-mailbericht van [A] ziet verweerder niet als bewijs van het vaderschap van het kind. Uit de uitlating van [A] volgt namelijk niet dat daadwerkelijk sprake is van juridisch vaderschap en van een familieband tussen verzoeker en zijn vermeende kind. Hij heeft slechts in zijn algemeenheid aangegeven dat een vader bij zijn kind moet zijn. Verweerder ziet zich dan op basis van zijn eigen onderzoek genoodzaakt om de opvang te beëindigen.
6. De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoeker stelt recht op gemeentelijke opvang te hebben (alleen) omdat hij een Oekraïense partner heeft met kind [4] . Niet gesteld is dat verzoeker om een andere reden recht op gemeentelijke opvang heeft.
7. De voorzieningenrechter ziet op basis van de nu aanwezige dossierstukken geen aanknopingspunt om verzoeker te volgen in zijn stelling. Verzoeker heeft zelf geen enkele concrete onderbouwing gegeven over zijn vermeende relatie met een Oekraïense vrouw en haar kind. Geen namen, foto’s of andere bewijsstukken waaruit hun gestelde familieband blijkt. De brief van 30 augustus 2023, waarin die familieband wordt verondersteld, is niet voorzien van een onderbouwing door middel van objectieve bewijsmiddelen. Uit het verweerschrift volgt dat verweerder in zijn beschikbare systemen ook geen onderbouwing heeft gevonden voor de wat in de brief van 30 augustus 2023 staat. Integendeel, verweerder ziet in de BRP dat verzoeker niet is gehuwd met een Oekraïense vrouw en dat verzoeker ook niet geregistreerd staat als vader van een kind van een Oekraïense vrouw. De door verzoeker aangewezen Oekraïense vrouw heeft volgens verweerder tegenover een ambtenaar van de burgerlijke stand verklaard dat zij niet gehuwd is en dat de vader van haar kind niet bekend is. Op de geboorteakte van haar kind staat verzoeker volgens verweerder niet als vader vermeld. Van een duurzame relatie tussen de Oekraïense vrouw en verzoeker is verweerder niet gebleken, zodat van een familieband tussen verzoeker en iemand die wel onder de RTB valt evenmin is gebleken. Het e-mailbericht van [A] acht de voorzieningenrechter ook onvoldoende ter onderbouwing van de stelling dat verzoeker een kind bij een Oekraïense vrouw heeft. Uit de uitlating van [A] , dat hij vindt dat verzoeker sowieso bij zijn kind moet zijn, kan zonder nadere onderbouwing en context niet geconcludeerd worden dat verzoeker daadwerkelijk de vader is van en een familieband heeft met een kind met de Oekraïense nationaliteit. Niet gebleken is dat [A] zich ervan heeft vergewist dat het vermeende kind inderdaad van verzoeker is. Bij deze stand van zaken oordeelt de voorzieningenrechter voorlopig dat verweerder zich heeft mogen baseren op zijn eigen onderzoeksresultaten en op basis daarvan de gemeentelijke opvang heeft mogen beëindigen.
Belangenafweging
8. De voorzieningenrechter ziet alles afwegend geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. Enerzijds ziet de voorzieningenrechter spoedeisend belang aan de zijde van verzoeker, hij heeft een dak boven zijn hoofd nodig en geld om van te leven. Anderzijds ziet de voorzieningenrechter niet dat het bezwaar redelijke kans van slagen heeft. Voorlopig oordelend blijven de overwegingen van verweerder om de gemeentelijke opvang te beëindigen in stand. Daarbij komt dat op verweerder de taak rust om de gemeentelijke opvang te verstrekken aan diegenen die daar recht op hebben. De opvangplaatsen zijn beperkt en dienen, net als de bijkomende voorzieningen en verstrekkingen, zorgvuldig te worden toebedeeld. Van persoonlijke, schrijnende omstandigheden bij verzoeker om toch de gemeentelijke opvang voort te zetten, is niet gebleken. Verzoeker heeft ook alternatieve mogelijkheden als de gemeentelijke opvang voor hem wordt beëindigd. Hij kan zich bijvoorbeeld melden bij de Dienst Terugkeer en Vertrek voor ondersteuning bij terugkeer naar zijn land van herkomst. De individuele belangen van verzoeker wegen dan niet op tegen het algemene belang van verweerder om het besluit te handhaven.
Conclusie
9. Op grond van het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat weliswaar sprake is van spoedeisend belang van de zijde van verzoeker, maar dat niet is gebleken dat het bezwaar redelijke kans van slagen heeft. Om die reden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding de belangenafweging in het voordeel van verzoeker te laten uitvallen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.J.J.M. Kock, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
6 december 2023.
De griffier is verhinderd De voorzieningenrechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen. de uitspraak te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.artikel 4, aanhef en onder c van de Regeling opvang ontheemden Oekraïne van de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 1 april 2022 (de Regeling),
2.Artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
3.Artikel 8:81, eerste lid, van de Awb
4.Artikel 1, aanhef en onder c, van de Regeling en artikel 2, eerste lid, aanhef en onder c, van het Uitvoeringsbesluit