In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 20 november 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard. Verzoeker had op 11 september 2023 een verzoek ingediend, maar had het vereiste griffierecht van € 184,- niet betaald. De griffier had verzoeker verzocht om het griffierecht binnen twee weken te voldoen, maar verzoeker vroeg om vrijstelling van het griffierecht op basis van zijn lage inkomen, wat hij onderbouwde met uitkeringsspecificaties. De griffier wees dit verzoek af, omdat de korting op zijn uitkering voor het ontbreken van woonkosten niet van invloed was op de hoogte van zijn inkomen. Verzoeker had de mogelijkheid om het griffierecht te betalen, maar deed dit niet binnen de gestelde termijn.
Daarnaast was het verzoek om voorlopige voorziening ook onduidelijk. De voorzieningenrechter merkte op dat verzoeker niet had aangegeven bij welke procedure het verzoek om voorlopige voorziening hoorde, wat hij precies wilde bereiken met zijn verzoek, en waarom er sprake was van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek niet alleen niet-ontvankelijk was vanwege de niet-betaling van het griffierecht, maar ook omdat het verzoek te onduidelijk was om in behandeling te nemen. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en onderbouwde verzoeken in bestuursrechtelijke procedures.