ECLI:NL:RBMNE:2023:698

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
UTR 22/4067
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven wegens gebrek aan ernstig letsel

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 23 februari 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven beoordeeld. Eiser, die stelt slachtoffer te zijn van een geweldsmisdrijf gepleegd op 29 december 2020, heeft een aanvraag ingediend voor een uitkering, maar deze is door de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven afgewezen. De rechtbank behandelt de zaak na een hoorzitting op 19 december 2022, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en verweerder aanwezig waren.

Eiser heeft aangevoerd dat hij ernstig lichamelijk letsel heeft opgelopen, waaronder schade aan een zenuw in zijn gezicht en psychisch letsel. De rechtbank oordeelt dat de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven terecht heeft vastgesteld dat er geen sprake is van ernstig letsel in de zin van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg). De rechtbank benadrukt dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat hij voldoet aan de criteria van de letsellijst, en dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat zijn letsel ernstig genoeg is voor een uitkering.

De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder niet onterecht is en dat het beroep van eiser ongegrond is. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4067

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.J. Weldam),
en

de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, verweerder

(gemachtigde: Y. Pieters).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing door verweerder van zijn aanvraag om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 7 maart 2022 afgewezen. Met het besluit op bezwaar (het bestreden besluit) van 4 juli 2022 is verweerder, met een gewijzigde motivering, bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 19 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
1. Eiser heeft op 30 juli 2021 een aanvraag ingediend bij verweerder voor een uitkering uit het schadefonds. Eiser heeft gesteld dat hij slachtoffer is geworden van een op 29 december 2020 gepleegd geweldsmisdrijf. Eiser stelt dat hij ernstig lichamelijk letsel heeft opgelopen omdat hij meermalen met een hondenriem op zijn hoofd is geslagen. Het lichamelijke letsel bestaat uit schade aan een zenuw in het gezicht waardoor eiser een dof gevoel heeft. Ook heeft eiser littekens in zijn gezicht onder de haargrens. Eiser stelt ook dat hij psychisch letsel heeft. Eiser meent dat hij ernstig letsel heeft en aan de voorwaarden voldoet voor een uitkering op grond van de Wet Schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg).
Het bestreden besluit
2. Bij besluit van 7 maart 2022 heeft verweerder de aanvraag afgewezen omdat eiser een eigen aandeel had in het misdrijf. In het bestreden besluit heeft verweerder dit op grond van de beschikbare informatie niet langer aan eiser tegengeworpen. In bezwaar heeft verweerder beoordeeld of eiser ernstig letsel heeft als bedoeld in Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg
).Er is echter geen sprake van een ernstig letsel in de zin van de Wsg, zodat eiser geen recht heeft op een tegemoetkoming op grond van de Wsg.
Standpunt eiser
3. Eiser volgt verweerder niet in het standpunt dat er geen sprake is van ernstig letsel. Over het lichamelijk letsel voert hij aan dat hij betwist dat een dof gevoel in zijn gezicht ten gevolge van een beschadigde zenuw geen letsel is met grote langdurige medische gevolgen. Voorts betwist eiser dat de littekens van eiser in het gezicht niet ontsierend zijn en betwist hij dat er geen sprake is van blijvende kaalheid. Volgens eiser kan alleen een arts vaststellen of sprake is ernstig lichamelijk letsel en deze informatie ontbreekt. Bovendien is het ongewis hoe de schade aan de zenuw en het litteken zich zal ontwikkelen. Verweerder kan daar niet op vooruit lopen.
4. Eiser voert voorts over het psychisch letsel aan dat de omstandigheid dat eiser niet in behandeling is voor klachten specifiek als gevolg van de mishandeling niet betekent dat hij geen psychisch letsel heeft overgehouden aan de mishandeling. Eiser was al in behandeling bij de GGZ op het moment dat hij werd mishandeld. Door verweerder dient te worden beoordeeld in hoeverre zijn klachten zijn verergerd door de mishandeling, met andere woorden welk deel van de psychische klachten is toe te schrijven aan de mishandeling. Dit dient te worden vastgesteld door een arts of een psycholoog. Die informatie ontbreekt echter.
5. Het besluit is derhalve niet na zorgvuldig onderzoek tot stand gekomen en niet deugdelijk gemotiveerd. Het lag op de weg van verweerder om een arts of psycholoog in te schakelen.
Wat zijn de regels?
6. In artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven is bepaald dat uit het schadefonds uitkeringen kunnen worden gedaan aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen.
7. Verweerder heeft bij het nemen van beslissingen op verzoeken om uitkering als bedoeld in artikel 3 van de Wsg beslissingsruimte. De rechtbank moet het bestreden besluit daarom terughoudend toetsen. Verweerder heeft aan de beslissingsruimte invulling gegeven in de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: de Beleidsbundel; versie 1 juli 2019) en de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: de Letsellijst; versie 1 juli 2019). Of sprake is van ernstig geestelijk letsel wordt volgens dit beleid bepaald aan de hand van de aard en de gevolgen van het letsel. Er moet sprake zijn van langdurige of blijvende ernstige gevolgen.
8. Ter nadere invulling van de in de Wsg neergelegde bevoegdheid is de Letsellijst ontwikkeld om het opgelopen letsel in een letselcategorie in te kunnen delen. Hierin is opgenomen welk fysiek en psychisch letsel als voldoende ernstig kan worden aangemerkt in de zin van de Wsg om een uitkering te rechtvaardigen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
9. Niet in geschil is dat eiser slachtoffer is geworden van een geweldsmisdrijf. In geschil is of eiser ten gevolge van dit misdrijf een ernstig lichamelijk of psychisch letsel heeft opgelopen in de zin van artikel 3 van de Wsg. Dat verweerder in het bestreden besluit een andere grondslag heeft gebruikt voor afwijzing van de aanvraag dan in het primaire besluit, betekent niet dat het bestreden besluit onrechtmatig is en vernietigd moet worden. Op grond van artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vindt in bezwaar immers een volledige heroverweging plaats en het inroepen van een nieuwe weigeringsgrond kan worden beschouwd als het resultaat van de heroverweging.
10. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat het op de weg van verweerder ligt om nader onderzoek te doen naar de psychische klachten en het lichamelijke letsel van eiser. Tijdens de hoorzitting in bezwaar heeft eiser immers verklaard dat hij niet onder behandeling staat voor zijn psychische klachten ten gevolge van het geweldsmisdrijf. Dat eiser ter zitting bij de rechtbank heeft toegelicht dat hij tijdens de hoorzitting in bezwaar werd overvallen door vragen over zijn letsel maakt dit oordeel niet anders, omdat eiser ook nu heeft verklaard dat het juist is dat hij niet onder behandeling was.
Over het lichamelijke letsel
11. Over het lichamelijke letsel voert eiser aan dat hij schade heeft aan een zenuw in zijn gezicht met als gevolg een dof gevoel. Daarnaast heeft hij littekens op zijn hoofd onder de haargrens. Het ligt op de weg van eiser, die een aanvraag heeft ingediend om een uitkering uit het schadefonds, aannemelijk te maken dat hij voldoet aan de criteria van de letsellijst.
12. Fysiek letsel waarbij volledig herstel optreedt, zonder verdere medische gevolgen, met geen of zeer geringe beperkingen en/of afhankelijkheid, die maximaal zes weken duurt is niet voldoende ernstig om voor een uitkering in aanmerking te komen [1] . Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat sprake is van fysiek letsel die voldoende ernstig kan worden aangemerkt om voor een uitkering in aanmerking te komen. De schade aan zijn zenuw en het doffe gevoel blijkt uit een verslag van een neuroloog van 1 februari 2021, waarin in de conclusie staat vermeld dat er de komende weken/maanden nog herstel kan optreden en dat de eindtoestand pas over zes tot twaalf maanden bekend is. Eiser heeft na dit verslag geen informatie overgelegd dat het herstel dat is voorspeld al dan niet is opgetreden. De rechtbank is (reeds) gelet hierop van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van fysiek letsel dat voldoende ernstig is om voor een uitkering in aanmerking te komen.
13. Littekens die ontsierend zijn, kunnen in aanmerking komen voor een uitkering [2] . Over de littekens stelt de rechtbank vast dat uit de foto’s die in het dossier zitten blijkt dat deze littekens zich bevinden onder de haargrens. Dit wordt door eiser ook niet betwist. Verweerder kan worden gevolgd in het standpunt dat de littekens (reeds) daarom geen ontsierend effect hebben. Eiser heeft verder ook niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van (blijvende) kaalheid.
14. De beroepsgronden over het lichamelijk letsel slagen derhalve niet.
Over het psychisch letsel
15. De rechtbank overweegt dat verweerder voor de beoordeling van psychisch letsel medische informatie nodig heeft. Verweerder heeft de psychische klachten van eiser niet kunnen beoordelen omdat hij daarvoor niet bij een (geregistreerde) psycholoog of psychotherapeut onder behandeling is. Dat hij onder behandeling is geweest bij Altrecht van 29 juni 2020 tot en met 8 mei 2021 zoals blijkt uit een verklaring van Altrecht van 22 juli 2022, en dat hij stelt dat zijn klachten zijn verergerd als gevolg van het misdrijf, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Er zijn immers geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de bestaande psychische klachten zijn verergerd als gevolg van de mishandeling. Verweerder heeft zich dan ook op het standpunt kunnen stellen dat de voor de beoordeling relevante psychische klachten niet aan de hand van objectieve informatie kan worden beoordeeld. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser niet in het gelijk wordt gesteld. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van Luijk-Salomons, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven, pagina 2
2.Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven, pagina 7