In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 12 oktober 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) behandeld. Eiseres had op 20 september 2020 een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om documenten openbaar te maken die betrekking hebben op de kosten van externe vergaderruimtes die door ambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) zijn gehuurd in de periode van 1 januari 2020 tot 20 september 2020. De minister had een deel van de gevraagde informatie openbaar gemaakt, maar bepaalde gegevens, zoals de namen van de locaties en de bemiddelingskosten, waren weggelakt. De minister stelde dat openbaarmaking van deze gegevens het bemiddelingsbedrijf onevenredig zou benadelen en concurrenten zou bevoordelen.
Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar gemaakt. De rechtbank heeft het beroep op 7 september 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, maar de gemachtigde van het bemiddelingsbedrijf was afwezig. De rechtbank oordeelde dat de Wob van toepassing was, ondanks de inwerkingtreding van de Wet open overheid (Woo) op 1 mei 2022, omdat het bestreden besluit vóór deze datum was genomen.
De rechtbank heeft de belangenafweging van de minister beoordeeld en geconcludeerd dat de minister voldoende had gemotiveerd waarom openbaarmaking van de administratiekosten en de namen van de vergaderlocaties niet mogelijk was. De rechtbank oordeelde dat de minister de belangen van openbaarheid en de belangen van het bemiddelingsbedrijf op een redelijke manier tegen elkaar had afgewogen. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de minister terecht slechts een deel van de gevraagde informatie openbaar had gemaakt en de overige gegevens had mogen weigeren. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.