Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1] ,
2.[gedaagde sub 2] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 8 en 9 november 2023 met 14 producties
- de aanvullende productie 15 van Woonin
- de brief van Woonin van 29 november 2023 met producties 16 tot en met 20
- de akte overlegging producties van [gedaagde sub 1] met 5 producties
- de mondelinge behandeling
- de verstekverlening tegen de niet verschenen gedaagde [gedaagde sub 2]
- de pleitnota van Woonin
- de pleitnota van [gedaagde sub 1] .
25 december 2022 overgelegd, dat in de plaats komt van de eerder overgelegde productie 2. Aan het einde van de zitting is vonnis bepaald.
2.De feiten
11 januari 2023 een huisvestigingsvergunning verleend, die op naam staat van [gedaagde sub 2] e.a. met als adres [straat 2] [nummeraanduiding 2] in [plaats 2] . Op de vergunning staat ook de naam van [gedaagde sub 1] en dat de vergunning wordt gegeven voor het in gebruik nemen van de woning met zes tot het huishouden behorende personen.
[echtscheidingsdatum] 2022 zijn gescheiden. [gedaagde sub 2] blijkt steeds ingeschreven te zijn gebleven in de voormalige echtelijke woning, aan de [straat 2] [nummeraanduiding 2] in [plaats 2] .
3.Het geschil
4.De beoordeling
Ten aanzien van [gedaagde sub 2]
24 november 2023, dat zij vanwege de schoolgaande kinderen pas later naar de woning zou gaan verhuizen en dat zij hierover open is geweest naar Woonin, is door Woonin gemotiveerd betwist. Woonin heeft erop gewezen dat de meerderjarige dochter van [gedaagde sub 1] en haar zoon vanaf de eerste dag van de huurovereenkomst zijn ingeschreven op het adres van de woning en dat [gedaagde sub 2] in haar opzegging van 25 april 2023 schreef dat zij de woning heeft verlaten en naar [plaats 3] , het adres van haar moeder, is verhuisd. [gedaagde sub 2] is echter steeds blijven wonen op het adres in [plaats 2] . Er is dan ook sprake van een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken. Aan het eerste vereiste voor dwaling is dus voldaan.
3:44 BW lid 3 BW behoeft in het kader van dit kort geding daarom geen nadere bespreking meer.
793,00(tarief gemiddeld kanton kort geding)
5.De beslissing
- € 132,00 aan salaris gemachtigde,vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;