ECLI:NL:RBMNE:2023:7018

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
10780323 \ UV EXPL 23-260
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengerechtelijke vernietiging van huurovereenkomst op basis van dwaling en ontruiming van de woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 december 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Woonin en twee gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. De vordering van Woonin betreft de ontruiming van een woning die door de gedaagden werd gehuurd. Woonin heeft de huurovereenkomst buitengerechtelijk vernietigd op grond van dwaling, omdat de gedaagden de verhuurder onjuist hebben geïnformeerd over de gezinssamenstelling. De huurovereenkomst was aangegaan met de veronderstelling dat de woning bewoond zou worden door twee volwassenen en vier minderjarige kinderen, maar na de toewijzing van de woning bleek dat de woning niet in deze samenstelling werd bewoond. De kantonrechter oordeelde dat Woonin aannemelijk heeft gemaakt dat de huurovereenkomst terecht is vernietigd en dat de gedaagden zonder recht of titel in de woning verblijven. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van veertien dagen voor de gedaagden om de woning te verlaten. Tevens werden de gedaagden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10780323 UV EXPL 23-260 SV/40160
Kort geding vonnis van 14 december 2023
inzake
de stichting met rechtspersoonlijkheid
Stichting Woonin,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen: Woonin,
eisende partij,
gemachtigde: mr. G.J. Scholten,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
gedaagde partij
gemachtigde: mr. M. Raaijmakers,

2.[gedaagde sub 2] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.
De beide gedaagde partijen worden hierna gezamenlijk genoemd: gedaagden. Gedaagde partij sub 1 wordt afzonderlijk genoemd: [gedaagde sub 1] . Gedaagde partij sub 2 wordt afzonderlijk genoemd: [gedaagde sub 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 en 9 november 2023 met 14 producties
  • de aanvullende productie 15 van Woonin
  • de brief van Woonin van 29 november 2023 met producties 16 tot en met 20
  • de akte overlegging producties van [gedaagde sub 1] met 5 producties
  • de mondelinge behandeling
  • de verstekverlening tegen de niet verschenen gedaagde [gedaagde sub 2]
  • de pleitnota van Woonin
  • de pleitnota van [gedaagde sub 1] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 november 2023. Woonin werd vertegenwoordigd door mevrouw [A] , werkzaam als [functie] , en mevrouw [B] , bijgestaan door de gemachtigde, mr. Scholten. [gedaagde sub 1] was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. Raaijmakers. Ook een zoon en dochter van [gedaagde sub 1] waren aanwezig. De gemachtigde van Woonin heeft een acceptatieformulier van
25 december 2022 overgelegd, dat in de plaats komt van de eerder overgelegde productie 2. Aan het einde van de zitting is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gedaagden huren met ingang van 11 januari 2023 van Woonin de woning aan de [straat 1] [nummeraanduiding 1] in [plaats 1] (de woning). De huurprijs was bij aanvang van de huurovereenkomst € 735,97.
2.2.
Gedaagden hebben de woning toegewezen gekregen nadat zij hadden gereageerd op het woningaanbod. [gedaagde sub 2] was vanaf 5 november 2012 als woningzoekende ingeschreven bij [website] . In haar account had zij zich vermeld als ‘aanvraagster’ en [gedaagde sub 1] vermeld als ‘overige volwassene’. Ook heeft zij vier minderjarige kinderen op de inschrijving vermeld. [gedaagde sub 1] had een eigen inschrijving als woningzoekende bij [website] , met als inschrijfdatum 8 november 2019. Bij de inschrijving van [gedaagde sub 1] staat een minderjarig kind, een kleinkind, vermeld. Gedaagden zijn op de inschrijving van [gedaagde sub 2] als eerste in aanmerking gekomen voor de woning.
2.3.
Op het door gedaagden op 25 december 2022 ondertekende Acceptatieformulier en Inkomensverklaring staat dat gedaagden wonen op het adres [straat 2] [nummeraanduiding 2] in [plaats 2] , dat zij zijn gescheiden en dat hun vier minderjarige kinderen meeverhuizen, waardoor zij met zes personen verhuizen naar de nieuwe woning aan de [straat 1] .
2.4.
Burgemeester en Wethouders van de gemeente [gemeente] hebben gedaagden op
11 januari 2023 een huisvestigingsvergunning verleend, die op naam staat van [gedaagde sub 2] e.a. met als adres [straat 2] [nummeraanduiding 2] in [plaats 2] . Op de vergunning staat ook de naam van [gedaagde sub 1] en dat de vergunning wordt gegeven voor het in gebruik nemen van de woning met zes tot het huishouden behorende personen.
2.5.
De schriftelijke huurovereenkomst voor de woning is op 11 januari 2023 door gedaagden ondertekend. De Algemene Huurvoorwaarden zelfstandige woonruimte 2022 (de algemene huurvoorwaarden) maken als bijlage onderdeel uit van de huurovereenkomst. In de huurovereenkomst staat onder meer:
Verstrekking gegevens huishoudinkomen en gezinssamenstellingArtikel 6
6.1
Huurder verklaart dat de door hem aan verhuurder vóór aanvang van de huurovereenkomst verstrekte gegevens met betrekking tot zijn huishoudinkomen en gezinssamenstelling juist en volledig zijn.
6.2
Indien huurder onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt en hij bij verstrekking van de juiste en volledige gegevens niet in aanmerking zou zijn gekomen voor het gehuurde, moet huurder het gehuurde ontruimen op eerste aanzegging van verhuurder. Indien huurder hiertoe niet overgaat, start verhuurder een gerechtelijke procedure met als doel ontruiming van het gehuurde.
2.6.
[gedaagde sub 2] heeft op 25 april 2023 aan Woonin laten weten dat zij op 18 april 2023 uit de woning is vertrokken en de huurovereenkomst wil beëindigen. [gedaagde sub 2] heeft daarbij vermeld dat [gedaagde sub 1] in de woning blijft en dat zij een nieuw adres heeft in [plaats 3] .
2.7.
Woonin heeft gedaagden bij brief van 26 juni 2023 meegedeeld dat zij de opzegging niet accepteert omdat volgens de algemene huurvoorwaarden alleen door beide huurders een einde gemaakt kan worden aan de huurovereenkomst, behalve als de verhuurder het goed vindt als één van de huurders opzegt. Woonin heeft als reden om niet akkoord te gaan met de opzegging van [gedaagde sub 2] , onder meer vermeld dat de woning aan [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] samen, op basis van beide inkomens en een huishoudsamenstelling van 6 of meer personen, is toegewezen. Als [gedaagde sub 1] alleen op de woning had gereageerd, was hij nooit voor deze woning in aanmerking gekomen. Woonin heeft [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] daarom gevraagd de huurovereenkomst met betrekking tot de woning binnen twee weken op te zeggen, met als uiterste einddatum 1 september 2023, en de woning uiterlijk op 1 september 2023 te ontruimen.
2.8.
Woonin heeft geconstateerd dat gedaagden de woning na 11 januari 2023 niet in gebruik hebben genomen met het gezin van zes personen aan wie de huisvestigingsvergunning was verleend. De woning is in gebruik genomen door [gedaagde sub 1] , de meerderjarige dochter van [gedaagde sub 1] , en haar zoontje, kleinzoon van [gedaagde sub 1] . Het is daarnaast onduidelijk of [gedaagde sub 1] zijn hoofdverblijf heeft in de woning. Verder is uit onderzoek van Woonin gebleken dat gedaagden met elkaar gehuwd zijn geweest en op
[echtscheidingsdatum] 2022 zijn gescheiden. [gedaagde sub 2] blijkt steeds ingeschreven te zijn gebleven in de voormalige echtelijke woning, aan de [straat 2] [nummeraanduiding 2] in [plaats 2] .
2.9.
Woonin heeft gedaagden in augustus/september 2023 een aanbod gedaan om de opzegging van [gedaagde sub 2] te accepteren, op voorwaarde dat [gedaagde sub 1] een allonge, gedragsaanwijzing, bij de huurovereenkomst tekent. [gedaagde sub 1] heeft dit geweigerd.
2.10.
Doordat na de toewijzing van de woning aan gedaagden is gebleken dat alleen [gedaagde sub 1] , zijn meerderjarige dochter en haar kind zijn ingeschreven op het adres van de woning, is de huurprijs per 1 juli 2023 verlaagd naar € 575,03 per maand, op grond van artikel 54a van de Woningwet.
2.11.
Woonin heeft bij brief van 6 oktober 2023 de huurovereenkomst met gedaagden buitengerechtelijk vernietigd op basis van dwaling dan wel bedrog. Woonin acht het op grond van de naar voren gekomen feiten aannemelijk dat het nooit de bedoeling is geweest van gedaagden om de woning met het gezin van zes personen te betrekken. Gedaagden hebben een verkeerde voorstelling van zaken gegeven om gezamenlijk in aanmerking te komen voor een huisvestigingsvergunning en een huurovereenkomst met Woonin. Indien gedaagden de juiste informatie zou hebben verstrekt, namelijk dat de woning in gebruik zal worden genomen door de meerderjarige dochter van [gedaagde sub 1] en haar zoontje, al dan niet samen met [gedaagde sub 1] , dan zouden gedaagden geen huisvestigingsvergunning hebben gekregen en zou Woonin niet bereid zijn geweest de woning aan gedaagden te verhuren. Woonin heeft gedaagden daarbij meegedeeld zij de woning zonder recht of titel in gebruik hebben en de woning zo spoedig mogelijk moeten ontruimen.
2.12.
[gedaagde sub 2] heeft de gemachtigde van Woonin daarna telefonisch laten weten dat zij nooit haar intrek heeft genomen in de woning en dat zij met haar vier minderjarige kinderen in de sociale huurwoning van [wooncoöperatie] in [plaats 2] is blijven wonen. [gedaagde sub 2] heeft de gemachtigde van Woonin vervolgens per e-mail van 10 oktober 2023 laten weten dat zij instemt met de buitengerechtelijke vernietiging omdat zij nooit op het adres aan de [straat 1] heeft gewoond.
2.13.
Omdat gedaagden niet bereid zijn de woning te ontruimen, is Woonin deze procedure gestart.

3.Het geschil

3.1.
Woonin vordert - kort samengevat – ontruiming van de woning en veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.2.
Woonin legt aan haar vordering ten grondslag dat zij de huurovereenkomst buitengerechtelijk heeft vernietigd op grond van dwaling dan wel bedrog. De huurovereenkomst is volgens Woonin tot stand gekomen op grond van een verkeerde voorstelling van zaken. Door de vernietiging van de huurovereenkomst wordt de huurovereenkomst geacht nooit te hebben bestaan. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben de woning daarom in gebruik zonder recht of titel. [gedaagde sub 1] maakt door het gebruik van de woning zonder recht of titel, inbreuk op het eigendomsrecht van Woonin. Woonin loopt ook het risico op een boete omdat de woning in gebruik is gegeven zonder geldige huisvestigingsvergunning en het niet naleven van de voorschriften over het financieel passend toewijzen van een sociale huurwoning.
3.3.
[gedaagde sub 1] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Woonin in de proceskosten.

4.De beoordeling

Ten aanzien van [gedaagde sub 2]

4.1.
is niet in de procedure verschenen, terwijl zij daarvoor deugdelijk is opgeroepen. Daarom wordt tegen [gedaagde sub 2] verstek verleend. [gedaagde sub 1] is wel in het geding verschenen. Dit vonnis geldt daarom op grond van artikel 140 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ook voor [gedaagde sub 2] als een vonnis op tegenspraak.
4.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Woonin aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering tot ontruiming van [gedaagde sub 2] . Door de buitengerechtelijke vernietiging van de huurovereenkomst verblijft [gedaagde sub 1] zonder recht of titel in de woning. [gedaagde sub 2] is als medehuurder ook verplicht de woning leeg en ontruimd ter beschikking te stellen aan Woonin. Van Woonin kan niet worden verlangd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht om duidelijkheid te krijgen over de beschikbaarheid van de woning.
4.3.
[gedaagde sub 2] heeft door niet te verschijnen geen verweer gevoerd tegen de vorderingen van Woonin jegens haar. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van de stellingen die Woonin aan haar vorderingen jegens [gedaagde sub 2] ten grondslag heeft gelegd. De vordering tot ontruiming van de woning met veroordeling in de proceskosten komt niet ongegrond of onrechtmatig voor en wordt dan ook toegewezen. De kantonrechter zal de proceskosten hierna begroten na de beoordeling van de vordering tegen [gedaagde sub 1] .
Ten aanzien van [gedaagde sub 1]
Beoordelingskader in kort geding4.4. De kantonrechter moet allereerst beoordelen of Woonin een spoedeisend belang bij haar vordering heeft. Van een spoedeisend belang is sprake als, gelet op de belangen van partijen, een onverwijlde voorziening geboden is en van Woonin niet kan worden verwacht dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
4.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Woonin een spoedeisend belang bij haar vordering tot ontruiming. Het gaat om een sociale huurwoning. Door de vernietiging van de huurovereenkomst maakt [gedaagde sub 1] zonder recht of titel gebruik van een sociale huurwoning, waarmee hij inbreuk maakt op het eigendomsrecht van Woonin. Ook heeft Woonin onderbouwd dat zij het risico loopt op een bestuurlijke boete wegens het in gebruik geven van een sociale huurwoning zonder geldige huisvestingsvergunning en het financieel niet passend toewijzen. [gedaagde sub 1] heeft onvoldoende onderbouwd dat de zaak te complex is voor een beoordeling in kort geding. Van Woonin kan niet worden verlangd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht om duidelijkheid te krijgen over de beschikbaarheid van de woning.
4.6.
Vervolgens moet de kantonrechter beoordelen of de vordering van Woonin in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is om op de toewijzing daarvan vooruit te lopen. In dit vonnis in kort geding geeft de kantonrechter slechts een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen. In kort geding moet terughoudend worden geoordeeld over een vordering tot ontruiming van een woning, omdat een ontruiming een ingrijpend karakter en doorgaans onomkeerbare gevolgen heeft.
Beroep op dwaling4.7. Voor een rechtsgeldig beroep op dwaling is vereist dat het gaat om een overeenkomst:
1) die tot stand is gekomen onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken en
2) die bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten en
3) moet sprake zijn van een van de drie dwalingsgevallen uit artikel 6:228 lid 1 BW te weten:
a) een inlichting van de wederpartij,
b) schending van de mededelingsplicht of
c) wederzijdse dwaling.
Woonin draagt de stelplicht en bewijslast van deze vereisten.
4.8.
Voor de kantonrechter staat voldoende vast dat Woonin de huurovereenkomst met gedaagden is aangegaan in de veronderstelling dat gedaagden samen met hun vier minderjarige kinderen in de woning zouden gaan wonen. Gedaagden hebben op de acceptatieverklaring van 25 december 2022 ingevuld dat zij samen met hun vier minderjarige kinderen de woning in gebruik zouden nemen. Nadien is gebleken dat [gedaagde sub 2] met hun vier kinderen in de woning in [plaats 2] is gebleven. Zij heeft zich ook niet ingeschreven op het adres van de woning aan de [straat 1] . De stelling van [gedaagde sub 2] in haar verklaring van
24 november 2023, dat zij vanwege de schoolgaande kinderen pas later naar de woning zou gaan verhuizen en dat zij hierover open is geweest naar Woonin, is door Woonin gemotiveerd betwist. Woonin heeft erop gewezen dat de meerderjarige dochter van [gedaagde sub 1] en haar zoon vanaf de eerste dag van de huurovereenkomst zijn ingeschreven op het adres van de woning en dat [gedaagde sub 2] in haar opzegging van 25 april 2023 schreef dat zij de woning heeft verlaten en naar [plaats 3] , het adres van haar moeder, is verhuisd. [gedaagde sub 2] is echter steeds blijven wonen op het adres in [plaats 2] . Er is dan ook sprake van een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken. Aan het eerste vereiste voor dwaling is dus voldaan.
4.9.
Vervolgens is de vraag of Woonin de huurovereenkomst bij een juiste voorstelling van zaken niet zou hebben gesloten. Oftewel: bestaat een causaal verband tussen de huurovereenkomst en de onjuiste voorstelling van zaken? De kantonrechter beantwoordt die vraag bevestigend. Woonin heeft toegelicht dat [gedaagde sub 1] op basis van zijn (kortere) inschrijfduur de woning niet aangeboden had gekregen. Ook voldeed [gedaagde sub 1] alleen niet aan de inkomenseis omdat zijn inkomen lager is dan het norminkomen als genoemd in de Wet op de huurtoeslag. Toen bleek dat alleen [gedaagde sub 1] , zijn meerderjarige dochter en haar kind op het adres van de woning waren ingeschreven, is de huurprijs per 1 juli 2023 verlaagd. Woonin heeft hiermee voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de woning nooit aan gedaagden verhuurd zou hebben als zij geweten had dat [gedaagde sub 1] daar alleen met zijn meerderjarige dochter en haar zoontje, zou gaan wonen. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde sub 1] onvoldoende ingebracht tegen de stelling van Woonin dat zij bij een juiste voorstelling van zaken de huurovereenkomst niet zou hebben gesloten. Aan het tweede vereiste voor dwaling is dus ook voldaan.
4.10.
Op grond van artikel 6:228 lid 1 sub a BW is de huurovereenkomst – die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten – vernietigbaar als de dwaling bij Woonin te wijten is aan een inlichting van gedaagden, tenzij gedaagden mochten aannemen dat de huurovereenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten. De onjuiste voorstelling van zaken bij Woonin is te wijten aan de verstrekte informatie over de (mee)verhuizende personen. Deze informatie, zoals vermeld op het Acceptatieformulier en inkomensverklaring van 25 december 2022, moet worden aangemerkt als een inlichting die door gedaagden is gedaan. Op het formulier dat gedaagden hebben ondertekend, staat dat zij de verklaring naar waarheid hebben ingevuld. [gedaagde sub 1] heeft niet gesteld dat hij mocht aannemen dat de huurovereenkomst zonder de gegevens zoals die zijn vermeld op het door hem ondertekende acceptatieformulier, zou zijn gesloten. Daar komt bij dat er in artikel 6 van de huurovereenkomst specifiek op wordt gewezen dat de ingevulde gegevens over de gezinssamenstelling juist moesten zijn en dat het (grote) gevolgen kan hebben als dat niet het geval is. [gedaagde sub 1] had hier dan ook op bedacht moeten zijn. Ook aan het derde vereiste voor dwaling is dus voldaan.
4.11.
Op grond van het voorgaande is op voorhand voldoende aannemelijk geworden dat een bodemrechter zal oordelen dat Woonin de huurovereenkomst terecht buitengerechtelijk heeft vernietigd op grond van dwaling. Het beroep van Woonin op bedrog ex artikel
3:44 BW lid 3 BW behoeft in het kader van dit kort geding daarom geen nadere bespreking meer.
Belangenafweging4.12. Namens [gedaagde sub 1] is gesteld dat er door de ontbinding een noodtoestand ontstaat voor hem en zijn vier minderjarige kinderen en twee jongvolwassenen. De kantonrechter begrijpt dit verweer zo dat een beroep wordt gedaan op de redelijkheid en billijkheid. De kantonrechter acht de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst in de onderhavige situatie niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Het belang van Woonin bij een eerlijke verdeling van sociale huurwoningen gaat in dit geval voor op het belang van [gedaagde sub 1] bij het behoud van de woning. Niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde sub 1] daadwerkelijk op straat zal komen te staan. Tijdens de zitting is bevestigd dat de drie minderjarige kinderen en de meerderjarige zoon nog bij [gedaagde sub 2] wonen in haar woning in [plaats 2] . Woonin heeft geen huurrelatie met de meerderjarige dochter van [gedaagde sub 1] , zodat niet valt in te zien dat haar belang en dat van haar zoontje betrokken moet worden bij de beoordeling. Weliswaar moeten op grond van het IVRK bij elke beslissing de belangen van kinderen worden meegewogen, maar dat leidt er niet toe dat een woning die op grond van doelbewust gegeven verkeerde informatie is verkregen, niet ontruimd mag worden. Daarnaast is onvoldoende onderbouwd dat de kleinzoon van [gedaagde sub 1] niet bij zijn vader zou kunnen wonen.
Ontruiming4.13. Naar het oordeel van de kantonrechter is op voorhand voldoende aannemelijk geworden dat een bodemrechter zal oordelen dat Woonin de huurovereenkomst terecht buitengerechtelijk heeft vernietigd en dat [gedaagde sub 1] zonder recht of titel in de woning verblijft. De vordering van Woonin tot ontruiming van de woning zal dan ook worden toegewezen. De kantonrechter ziet in wat [gedaagde sub 1] naar voren heeft gebracht geen aanleiding daarbij een langere ontruimingstermijn te bepalen dan 14 dagen na betekening van het vonnis, zoals gevorderd.
Proceskosten4.14. Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van Woonin worden begroot op:
- 2 dagvaardingen € 258,28 (elk € 129,14)
- griffierecht € 128,00
- salaris gemachtigde €
793,00(tarief gemiddeld kanton kort geding)
Totaal € 1.179,28
Deze kosten worden gelijkelijk verdeeld over gedaagden. Zij worden daarom elk afzonderlijk veroordeeld in de proceskosten van Woonin van (€ 1.179,28 : 2 =) € 589,64.
4.15.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.
4.16.
De nakosten worden op na te melden wijze toegewezen.
Uitvoerbaar bij voorraadverklaring4.17. [gedaagde sub 1] heeft verzocht een eventuele veroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren om te voorkomen dat hij de woning moet verlaten in afwachting een hoger beroep of een bodemprocedure. De kantonrechter ziet hiervoor geen aanleiding. Niet is gebleken van feiten en/of omstandigheden die meebrengen dat dit belang van [gedaagde sub 1] zwaarder weegt dan het belang van Woonin bij de uitvoerbaarheid bij voorraad van dit vonnis. De veroordeling worden dan ook uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.De beslissing

De kantonrechter:
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
5.1.
veroordeelt gedaagden om de woning aan de [straat 1] [nummeraanduiding 1] in [plaats 1] met al hetgeen zich vanwege gedaagden daarin of daarop bevindt en al diegenen die zich daarin of daarop vanwege gedaagden bevinden, binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met afgifte van alle sleutels geheel ter vrije beschikking van Woonin te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Woonin, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 589,64, waarin begrepen (€ 793,- : 2 =) € 396,50 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Woonin volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 132,00 aan salaris gemachtigde,vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
5.4.
veroordeelt [gedaagde sub 2] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Woonin, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 589,64, waarin begrepen (€ 793,- : 2 =) € 396,50 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.5.
veroordeelt [gedaagde sub 2] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Woonin volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op: - € 132,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 december 2023.