ECLI:NL:RBMNE:2023:7135

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
2 januari 2024
Zaaknummer
22/4850
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake tegemoetkoming NOW-2

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 15 november 2023, wordt het beroep van eiseres, een B.V. uit [vestigingsplaats], tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaar door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) behandeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv van 20 juli 2022, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar inderdaad te laat is ingediend en dat er geen verschoonbare reden is voor de vertraging. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. In dit geval was het besluit op 2 december 2021 bekendgemaakt, waardoor de termijn eindigde op 13 januari 2022. Eiseres had haar bezwaarschrift pas op 21 maart 2022 ingediend.

Eiseres stelde dat haar bezwaarschrift van 21 maart 2022 een aanvulling was op een eerder bezwaar dat zij op 3 november 2021 had ingediend. De rechtbank overweegt echter dat het rapport waartegen bezwaar is gemaakt, niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het rapport bevatte enkel een berekening van de omzetdaling en geen rechtsgevolg. De rechtbank concludeert dat het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk is verklaard, en dat het beroep ongegrond is. De uitspraak houdt in dat het bestreden besluit in stand blijft en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4850

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.P. Flinterman),
en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (de minister),

namens deze de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van het Uwv van 20 juli 2022.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk ongegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De rechtbank komt tot het oordeel dat het bezwaar te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. Verweerder heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
3. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [2] Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een bezwaarschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3]
4. Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is anders als het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dan laat het bestuursorgaan niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
5. Niet in geschil is dat verweerder het besluit waartegen bezwaar is gemaakt heeft bekendgemaakt op 2 december 2021, zodat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 13 januari 2022. Ook is niet in geschil dat verweerder het digitaal ingediende bezwaarschrift heeft ontvangen op 21 maart 2022.
6. Verweerder heeft eiseres bij brief van 23 maart 2022 gevraagd waarom zij het bezwaarschrift te laat heeft ingediend. In reactie daarop heeft eiseres meegedeeld dat zij in een e-mail van 3 november 2021 bezwaar heeft gemaakt tegen het rapport van 2 november 2021, opgemaakt in verband met de berekening van een tegemoetkoming op grond van de tweede tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW-2), waaruit de inhoud van de beslissing van verweerder al bekend was.
7. In beroep heeft eiseres dit standpunt gehandhaafd. Zij heeft de hiervoor bedoelde e-mail van 3 november 2021 overgelegd. Het bezwaar van 21 maart 2022 moet volgens eiseres worden aangemerkt als een uitbreiding van het al ingediende bezwaar van 3 november 2021.
8. De rechtbank overweegt dat het rapport van 2 november 2021 op zichzelf niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Awb [4] . Ook bevat dit rapport niet een op rechtsgevolg gericht besluit. Het rapport bevat een berekening van het percentage omzetdaling in de in geding zijnde periode. In het rapport staat weliswaar dat niet aan een voorwaarde (uit de NOW-2) over de omzetdaling wordt voldaan, maar dat betekent niet dat daarmee een besluit is genomen over de definitieve vaststelling van de tegemoetkoming op grond van de NOW-2.
9. Voor zover het bezwaar moet worden aangemerkt als prematuur bezwaar [5] heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank niet redelijkerwijs kunnen menen dat al een besluit tot stand was gekomen. Uit de e-mail van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 2 november 2021, waarbij het rapport naar eiseres is verzonden blijkt namelijk dat het Uwv op basis van dit rapport een besluit ging nemen over de definitieve tegemoetkoming.
10. Het voorgaande betekent dat het bezwaarschrift van 21 maart 2022 niet kan worden aangemerkt als een aanvulling op een bezwaar gericht tegen het besluit van 2 december 2021.

Conclusie en gevolgen

11. Het bezwaar van 21 maart 2022 is daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Zie artikel 1:3, eerste lid van de Awb.
5.Zoals bedoeld in artikel 6:10, eerste lid, onder b, van de Awb