ECLI:NL:RBMNE:2023:716

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
10070280
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een overeenkomst van opdracht wegens onvoldoende zwaarwegende grond voor opzegging

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een schoonmaakbedrijf, aangeduid als [eiseres], en een opdrachtgever, aangeduid als [gedaagde]. De partijen hebben in maart 2022 een overeenkomst gesloten voor schoonmaakwerkzaamheden die van kracht zou zijn van 1 april 2022 tot 1 april 2023. In mei 2022 ontstond er een conflict naar aanleiding van een verdenking van diefstal door een medewerker van [eiseres]. Na een gesprek tussen de partijen, waarin de verdenking werd besproken, besloot [gedaagde] de overeenkomst op te schorten in afwachting van een politieonderzoek. [eiseres] was van mening dat de verdenking ongegrond was en dat de overeenkomst gewoon door moest gaan.

Uiteindelijk heeft [gedaagde] de overeenkomst op 7 juli 2022 eenzijdig opgezegd, waarna [eiseres] de kantonrechter heeft ingeschakeld om de overeenkomst te ontbinden en betaling van openstaande facturen te vorderen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] onvoldoende zwaarwegende gronden had om de overeenkomst op te zeggen. De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst niet rechtsgeldig was opgezegd en dat [gedaagde] haar betalingsverplichtingen niet was nagekomen. Daarom heeft de kantonrechter de overeenkomst ontbonden en [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de openstaande bedragen, inclusief proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10070280 \ UC EXPL 22-5646
Vonnis van 1 maart 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: Groenendaal & van Krijl gerechtsdeurwaarders (Nijmegen),
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V., MEDE H.O.D.N. [handelsnaam],
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend bij haar [Functie] [naam 1] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar deze zaak over gaat

2.1.
Partijen hebben in maart 2022 een overeenkomst gesloten waarin is afgesproken dat [eiseres] van 1 april 2022 tot 1 april 2023 gedurende drie uur per week schoonmaakwerkzaamheden zal uitvoeren bij [gedaagde] . In april 2022 is er telefonisch contact geweest tussen partijen over een incident waarbij autosleutels in een beker zijn gedaan. Op 18 mei 2022 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [eiseres] en [gedaagde] naar aanleiding van het bij [gedaagde] gerezen vermoeden dat een medewerker van [eiseres] geld en sigaretten had gestolen van een medewerker van [gedaagde] .
2.2.
Naar aanleiding van dat gesprek schrijft [eiseres] op 18 mei 2022:
U en uw collega hebben net mij en mijn personeel beschuldigd van diefstal tijdens de schoonmaak. Om escalatie te voorkomen heb ik besloten om tijdens het gesprek op te stappen, ik laat mij door niemand beschuldigen van diefstal en sta voor de volle 100 % in
voor mijn medewerkers deze zijn namelijk bij me geweest tijdens de schoonmaak. Er zouden meerdere voorvallen zijn geweest waar ik niet van op de hoogte ben. Er is een keer telefonisch gesproken over een autosleutel deze zou met tags in een beker water zijn gegooid hiervan was de vraag of wij hier iets van af wisten, dit hebben we toen telefonische besproken. Afgelopen woensdagavond waren er 3 mensen in het gebouw aanwezig waarvan er 1 elke keer naar zijn BMW liep. Beide toegangsdeuren stonden wagenwijd open de deur die uitkomt in de kantine daar stond een prullenbak tussen. Bij het verlaten van het gebouw hebben wij de deuren dichtgedaan. Zoals ik ook al in het korte gesprek heb aangegeven mag er wat ons betreft aangiften gedaan worden zowel ik als de collega’s die erbij waren staan daar met de volle 100% achter. Wij houden jullie aan de overeenkomst en zien de stap naar de rechter graag tegemoet ook de uitnodiging van de politie zien we wel verschijnen onze juristen zijn op de hoogte. Indien jullie de overeenkomst willen afkopen is dat mogelijk.
Er zal volgende week woensdag gewoon weer schoongemaakt worden volgens overeenkomst.
2.3.
[gedaagde] reageert op 24 mei 2022 als volgt:
Met dit bericht reageer ik op uw email van woensdag 18 mei ji. aan mijn collega [naam 2] . Wij ontvingen dit bericht na een kort gesprek met u bij ons op kantoor.
Ik heb in dit gesprek met u op kantoor in alle rust geprobeerd de situatie te schetsen zoals deze tot mij is gekomen. Echter, voordat ik mijn volledige verhaal kon doen besloot u inderdaad het gesprek te beëindigen door te vertrekken.
De situatie in kwestie betreft de diefstal van EUR 280,- en een pakje sigaretten uit de privékleding van een van onze medewerkers op woensdag 11 mei 2022 tussen 19:00u en 22:20u. Onze medewerker is ervan overtuigd dat een van de medewerkers van [eiseres] de diefstal moet hebben gepleegd. Net als u sta ik 100% achter mijn medewerker(s), maar tegelijkertijd moet ik ook vaststellen dat wij er beiden niet 100% zeker van kunnen zijn. Vanuit mijn perspectief niet omdat ik ten tijde van dit voorval thuis was. Vanuit uw perspectief niet omdat u niet 100% van deze tijd in de betreffende ruimte kunt zijn geweest.
Daarmee komen we in een patstelling. Omdat onze betreffende medewerker zicht niet meer veilig voelt in de aanwezigheid van de medewerkers van [eiseres] is het voor mij onacceptabel dat [eiseres] haar werkzaamheden nu bij ons voortzet. Inmiddels heeft onze medewerker aangifte gedaan bij de politie. Ik wil de uitkomst van het politieonderzoek afwachten om me te beraden op het voortzetten van de overeenkomst.
Tot dat moment beschouw ik deze als “on hold”. Dit betekent dat er nu geen
werkzaamheden worden uitgevoerd en dat deze dus ook niet worden
betaald.
Ik hou u op de hoogte van de aangifte /onderzoek.
2.4.
Daarop schrijft [eiseres] diezelfde dag:
Dat u achter uw personeel staat is uw goed recht dit doe ik namelijk ook.
Maar in dit verhaal stonden de deuren open en kan dus iedereen deze diefstal gepleegd hebben, er is totaal geen bewijs dat wij hier iets mee te maken hebben gehad. Waarom zouden wij een klant op het het spel zetten voor zo’n lullig bedrag een pakje sigaretten en een mes. Dat uw medewerker aangiften heeft gedaan is een goede stap omdat u
eerst uw personeelslid had overtuigd geen aangiften te doen en deze schadeloos had gesteld, beetje vreemd want ik zou namelijk altijd mijn personeel verplichten aangiften te doen als er iets in of buiten mijn pand was gestolen. Dat deze medewerker zich niet veilig voelt is nu makkelijk gezegd wij lopen niet met messen rond u medewerker blijkbaar wel.
Ik heb ook gevraagd waar de andere 2 incidenten uit bestonden die u mij melden tijdens het gesprek deze zijn bij ons niet bekend. Zolang er geen bewijzen zijn en alleen maar vermoedens zal de overeenkomst gewoon van kracht blijven, dat u ons verbied de schoonmaak te verrichten en ook de betalingen stopt zolang er een onderzoek loopt van de Politie is helemaal aan u. Wij zullen gewoon maandelijks blijven factureren ook ondanks dat u ons de toegang tot het pand ontzegd.. Het is voor mij een principe kwestie geworden en dit zal uiteindelijk juridisch worden opgelost.
2.5.
Verdere communicatie heeft partijen niet nader tot elkaar gebracht en op 7 juli 2022 heeft [gedaagde] de overeenkomst eenzijdig opgezegd. De facturen vanaf mei 2022 zijn niet betaald.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert – na vermeerdering van eis –
primair
  • ontbinding van de overeenkomst en
  • een verklaring voor recht dat [eiseres] vanaf 18 mei 2022 haar werkzaamheden niet hoeft uit te voeren en dat dit [gedaagde] niet ontslaat van haar betalingsverplichting en
  • [gedaagde] te veroordelen tot betaling van
Subsidiairvoor het geval de overeenkomst als tussentijds beëindigd wordt beschouwd, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van dezelfde bedragen maar dan over de opzegtermijn van drie maanden en op grond van schadevergoeding wegens voortijdige beëindiging.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] vraagt de vorderingen van [eiseres] af te wijzen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat de overeenkomst tussen partijen een overeenkomst van opdracht is voor bepaalde tijd, die in beginsel niet tussentijds kan worden opgezegd tenzij er sprake is van zwaarwegende grond. De vraag die in deze zaak beantwoord moet worden is of het bij [gedaagde] gerezen vermoeden dat een medewerker van [eiseres] een diefstal had gepleegd en de manier waarop [eiseres] op die melding heeft gereageerd een voldoende zwaarwegende grond oplevert. Daarnaast lijkt [gedaagde] zich erop te beroepen dat [eiseres] niet bereid was aanwijzingen op te volgen.
aanwijzingen
4.2.
[gedaagde] stelt dat zij het vertrouwen in [eiseres] heeft verloren, vooral door de manier waarop [gedaagde] op de melding heeft gereageerd. [eiseres] was niet tot een gesprek bereid en daardoor was het niet mogelijk de afspraken aan te passen zodat [eiseres] de werkzaamheden kon uitvoeren op een manier waarop de (medewerkers van) [gedaagde] zich veilig voelde(n). De kantonrechter leest hierin een verwijt van [gedaagde] aan [eiseres] dat zij niet bereid was redelijke aanwijzingen op te volgen.
4.3.
[eiseres] stelt dat de verdenking van [gedaagde] ongegrond is en dat het juist [gedaagde] was die niet tot een gesprek bereid was. [gedaagde] heeft immers de overeenkomst ‘on hold’ gezet in afwachting van de uitkomsten van het politieonderzoek.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken niet blijkt dat [gedaagde] heeft geprobeerd afspraken te maken over een aanpassing van de wijze van uitvoering van de overeenkomst. [eiseres] heeft in haar mail van 18 mei 2022 onderbouwd waarom zij de verdenking niet terecht vond. Zo wijst zij erop dat er op die avond drie mensen in het gebouw aanwezig waren en de deuren openstonden. In haar reactie schrijft [gedaagde] dat zij er inderdaad niet 100% zeker van kan zijn, maar dat zij de overeenkomst ‘on hold’ zet, waarbij de wederzijdse verplichtingen worden opgeschort in afwachting van het politieonderzoek. Een voorstel tot een aanpassing van de uitvoering van de overeenkomst, of een uitnodiging daartoe is niet gedaan. [gedaagde] heeft dus geen aanwijzingen gegeven, zodat het niet opvolgen daarvan geen reden zijn om de overeenkomst te beëindigen.
zwaarwegende grond
4.5.
Dan moet vervolgens de vraag betantwoord worden of het vermoeden van [gedaagde] dat de diefstal is gepleegd door een medewerker van [eiseres] voldoende zwaarwegend is om te oordelen dat [eiseres] had moeten instemmen met een opschorting van de overeenkomst. Het niet instemmen met die opschorting is voor [gedaagde] immers de reden geweest voor de opzegging. Daarbij is van belang dat [eiseres] - zoals hiervoor al aangehaald - er op heeft gewezen dat er ten tijde van de diefstal meerdere mensen in het pand aanwezig waren en dat de deuren openstonden. Dat de diefstal door iemand anders dan een medewerker van [eiseres] is gepleegd, is daardoor zeker niet uit te sluiten. [gedaagde] heeft zelf geen enkel onderzoek verricht of willen verrichten, maar wilde de overeenkomst opschorten in afwachting van de uitkomsten van het politieonderzoek. Feit van algemene bekendheid is dat een dergelijk onderzoek lang kan duren en zich bovendien richt op de vraag of een strafbaar feit bewezen kan worden en niet op de vraag of er sprake is civielrechtelijke aansprakelijkheid. Daarnaast heeft [gedaagde] - na de gemotiveerde betwisting daarvan door [eiseres] - niet onderbouwd dat er aangifte van de diefstal is gedaan. De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] niet hoefde in te stemmen met een opschorting van de overeenkomst voor een zo lange onbepaalde termijn, op grond van een zo magere verdenking.
tussenconclusie
4.6.
Hieruit volgt dat [gedaagde] onvoldoende heeft onderbouwd dat er een zwaarwegende grond was die een tussentijdse opzegging rechtvaardigde, waardoor de overeenkomst dus voortduurt tot 1 april 2023.
ontbinding
4.7.
Omdat de overeenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd, waren partijen gehouden de verbintenissen uit die overeenkomst na te komen. [gedaagde] heeft niet aan haar betalingsverplichting voldaan, wat voor [eiseres] reden is om de kantonrechter te vragen de overeenkomst per datum vonnis te ontbinden. Daartegen heeft [gedaagde] geen zelfstandig verweer gevoerd, zodat die vordering wordt toegewezen.
verklaring voor recht
4.8.
Gelet op wat hierna over de betaling wordt overwogen, heeft [eiseres] geen belang bij de door haar gevraagde verklaring voor recht, zodat deze wordt afgewezen.
betaling
4.9.
Ontbinding heeft geen terugwerkende kracht en bevrijdt partijen dus alleen voor de toekomst van hun verplichtingen. Dat betekent dat [gedaagde] haar verplichtingen tot aan de ontbinding moet nakomen. [gedaagde] heeft niet weersproken dat zij op grond van de overeenkomst een bedrag van € 424,71 per maand moet betalen. Dat [eiseres] de overeengekomen werkzaamheden niet heeft uitgevoerd, is hiervoor niet relevant, omdat dat [eiseres] niet is te verwijten. Het is immers [gedaagde] geweest die haar de toegang heeft ontzegd.
schade
4.10.
Vanaf datum ontbinding tot aan de einddatum van de overeenkomst vordert [eiseres] eenzelfde bedrag per maand als schadevergoeding. Zij stelt schade te lijden omdat zij een werknemer beschikbaar moet houden om de werkzaamheden bij [gedaagde] te kunnen uitvoeren. Daarnaast vraagt zij vergoeding voor gederfde winst die in het door [gedaagde] te betalen bedrag is begrepen. Dit deel van de vordering wordt afgewezen. [gedaagde] wijst er terecht op dat er veel vraag is naar professionele schoonmakers, zodat aannemelijk is dat [eiseres] de woensdagavond snel weer heeft kunnen vullen. Daarnaast is het onaannemelijk dat [eiseres] al die tijd een werknemer beschikbaar heeft gehouden terwijl [gedaagde] zo duidelijk had laten weten [eiseres] niet meer toe te laten.
proceskosten
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 113,49
- griffierecht € 487,00
- salaris gemachtigde €
528,00(2 punten x tarief € 264,00)
Totaal € 1.128,49
5. De beslissing
De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de overeenkomst tussen partijen per heden;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen
  • € 1.353,39 met de wettelijke handelsrente over € 955,60 vanaf 24 augustus 2022 tot de voldoening;
  • € 424,71 per maand met ingang van 1 augustus 2022 tot en met 28 februari 2023, telkens te betalen per de 15e van de maand en iedere termijn te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de 29e van de maand;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.128,49, waarin begrepen € 528,00 aan salaris gemachtigde;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2023.