ECLI:NL:RBMNE:2023:7457

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
10356534
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aannemingsovereenkomst en herstelkosten bij gebrekkige uitvoering van stucwerkzaamheden

In deze zaak heeft eiser, wonende in de Verenigde Arabische Emiraten, een aannemingsovereenkomst gesloten met de inmiddels opgeheven vennootschap onder firma [bedrijf] voor renovatiewerkzaamheden aan zijn woning. De gedaagden, beiden voormalige vennoten van de vof, hebben een offerte uitgebracht voor de werkzaamheden, maar eiser stelt dat de uitvoering gebrekkig was. Eiser vordert schadevergoeding van € 8.181,-, omdat de gedaagden niet alle overeengekomen stucwerkzaamheden hebben uitgevoerd en schade hebben veroorzaakt aan zijn woning. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagden niet in verzuim zijn geraakt, omdat er geen fatale termijn was afgesproken en eiser niet tijdig in gebreke heeft gesteld. De vordering tot schadevergoeding voor herstelkosten is afgewezen, evenals de vordering voor schade aan de kledingkast, vloer en binnendeuren, omdat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd. Wel is vastgesteld dat eiser te veel heeft betaald voor het isolatiemateriaal, waarvoor gedaagden € 200,- moeten terugbetalen. Eiser heeft ook geen recht op de gevorderde subsidie, omdat gedaagden niet verplicht waren om de benodigde documenten aan te leveren. De kantonrechter heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis van 12 juli 2023
in de zaak met zaaknummer: 10356534 \ MC EXPL 23-1066 D/51246 van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] (Verenigde Arabische Emiraten),
eiser, hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. E.A. van Jaarsveld,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: [gedaagde sub 1] ,
verschenen in persoon,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: [gedaagde sub 2] ,
vertegenwoordigd door [gedaagde sub 1] .
Gedaagden zullen hierna gezamenlijk [gedaagden c.s] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 17 februari 2023 met 9 producties;
- de conclusie van antwoord met producties 2 tot en met 6;
- de aanvullende producties 10 tot en met 20 van [eiser] ;
- de aanvullende producties van [gedaagden c.s] ;
- de mondelinge behandeling van 17 mei 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft met de inmiddels opgeheven vennootschap onder firma [bedrijf] een aannemingsovereenkomst gesloten met betrekking tot renovatiewerkzaamheden in de woning van [eiser] aan de [adres] in [plaats] . [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] waren beiden beherend vennoot van [bedrijf] .
2.2.
[gedaagden c.s] heeft op 20 mei 2022 aan [eiser] een offerte van in totaal € 18.363,- uitgebracht. In de offerte zijn – voor zover van belang – de volgende posten opgenomen:

Materiaal
Isolatie glaswol met dampremmede alulaag 1486.00
(…)
Stucen incl materiaal 2200.00
Schilderen incl SPS muurverf 1200.00”.
2.3.
Partijen zijn op een later moment overeengekomen dat het schilderwerk uit de offerte werd gehaald, omdat deze werkzaamheden door een derde uitgevoerd zouden worden. De totale aanneemsom exclusief het schilderwerk bedraagt € 17.163,-.
2.4.
[gedaagden c.s] heeft de aanneemsom van € 17.163,- verspreid over twee facturen van 3 juli 2022 en één factuur van 25 juli 2022 bij [eiser] in rekening gebracht. [eiser] heeft de facturen aan [gedaagden c.s] betaald.
2.5.
Op enig moment is [gedaagden c.s] begonnen met de uitvoering van de werkzaamheden. [gedaagden c.s] heeft de plafonds in de woning geïsoleerd met standaard isolatiemateriaal.
2.6.
Per Whatsapp-bericht van 30 juli 2022 schrijft [eiser] aan [gedaagde sub 1] het volgende:

De schilder is het binnen. Er is niet gestuct. Alleen de kieren zijn opgevuld.”.
2.7.
Per Whatsapp-bericht van 30 juli 2022 schrijft [gedaagde sub 1] aan [eiser] het volgende:

Dat doe je met gipsplaten.
Waar ze samen komen is gaas gebruikt en twee keer gestuct.
Alle schroeven ook.
Daarom gebruik je gipsplaten.
Stucen hoe hij het bedoeld is 1cm dik.
Als je op gipsplafond dat doet krijg je scheuren.”.
2.8.
Per Whatsapp-bericht van 4 augustus 2022 schrijft [eiser] – voor zover van belang – het volgende aan [gedaagde sub 1] :

Ik heb het hele plafond opnieuw moeten laten stucen omdat het dus vol oneffenheden zit en derhalve niet geschilderd kan worden.”.
2.9.
Per Whatsapp-bericht van 13 augustus 2022 schrijft [eiser] – voor zover van belang – het volgende aan [gedaagde sub 1] :

Bij deze stel ik je officieel in gebreke. Zaterdag 13 augustus 2022 8:36 Nederlandse tijd. De gebreken zijn het niet nakomen van de afspraken, het plafond is niet gestuct maar slechts met een soort pasta insgesmeerd vol oneffenheden. Ook is het glas nog steeds allemaal niet geplaatst. Er zijn 3 kasten beschadigd tijdens de werkzaamheden. Het plafond is niet geisoleerd met dampdemmende alu folie, terwijl dit wel gefactureerd is. Het werk zou allemaal voor eind juli 2022 gedaan zijn. Sinds 30 juli heb ik geen enkele reactie meer van je ontvangen op mijn berichten en herhaalde pogingen om je te bellen. (…)”.
2.10.
Per brief van 26 september 2022 heeft de gemachtigde van [eiser] [gedaagden c.s] aangemaand en gesommeerd om binnen zeven dagen tot betaling van € 7.186,50 aan schadevergoeding over te gaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagden c.s] tot betaling van € 8.181,- aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten en met veroordeling van [gedaagden c.s] in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagden c.s] niet alle overeengekomen stucwerkzaamheden heeft uitgevoerd en dat het uitgevoerde stucwerk gebreken kent. Volgens [eiser] heeft hij een derde in moeten schakelen om het stucwerk af te ronden en te herstellen. Verder heeft [gedaagden c.s] volgens [eiser] tijdens de werkzaamheden schade veroorzaakt aan een kledingkast, de vloer en binnendeuren in de woning. Daarnaast stelt [eiser] dat [gedaagden c.s] het plafond met het verkeerde isolatiemateriaal heeft geïsoleerd en dat [gedaagden c.s] ondanks verzoeken daartoe geen documenten aangeleverd, waardoor [eiser] geen duurzaamheidssubsidie heeft kunnen aanvragen.
3.3.
[gedaagden c.s] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1.
Omdat [eiser] in het buitenland woonachtig is, draagt de vordering een internationaal karakter. Daarom moet allereerst de vraag worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen. De kantonrechter beantwoordt die vraag bevestigend op grond van artikel 4 lid 1 van de in deze zaak toepasselijke Verordening (EU) nr. 1215/2012 van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, omdat [gedaagden c.s] woonachtig is in Nederland.
4.2.
Partijen hebben zich niet uitgelaten over het toepasselijke recht. De kantonrechter begrijpt daaruit, en uit de op het Nederlandse recht gebaseerde stellingen van partijen, dat partijen voor de toepasselijkheid van het Nederlandse recht hebben gekozen.
Stucwerkzaamheden
4.3.
[eiser] stelt bij dagvaarding dat [gedaagden c.s] het plafond in de technische ruimte zou vernieuwen en isoleren, maar dat niet heeft gedaan. Volgens [eiser] heeft hij voor het stucwerk aan dit plafond € 200,- betaald. [gedaagden c.s] betwist dat het plafond in de technische ruimte onderdeel is van de overeenkomst. Volgens [gedaagden c.s] is dit plafond niet meegenomen in de offerte, omdat het door buizen van de cv-ketel en van de elektra niet mogelijk is om dit plafond te stucen.
4.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] in het licht van de gemotiveerde betwisting door [gedaagden c.s] onvoldoende onderbouwd dat de betreffende ruimte onderdeel is van de overeenkomst. [eiser] had in ieder geval duidelijk moeten maken om welke ruimte het precies gaat. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] hierover alleen gesteld dat het gaat om de ruimte waarin zich de meterkast en de voorraad bevinden en niet om de technische ruimte waarin de wasmachine staat. Die toelichting is op zichzelf onvoldoende. [eiser] had in ieder geval foto’s moeten indienen waaruit zou kunnen blijken dat het verweer van [gedaagden c.s] ziet op een andere ruimte dan de door [eiser] bedoelde ruimte. Dat had [eiser] al bij dagvaarding kunnen en moeten doen, zeker omdat het verweer van [gedaagden c.s] op dat moment al bij [eiser] bekend was. Omdat [eiser] ter onderbouwing geen stukken heeft ingediend, is niet komen vast te staan dat de door hem bedoelde ruimte onderdeel is van de offerte en dat [eiser] dus voor stucwerkzaamheden in deze ruimte heeft betaald. Het gevorderde bedrag van € 200,- zal daarom worden afgewezen.
4.5.
[eiser] stelt verder dat het door [gedaagden c.s] uitgevoerde stucwerk gebreken kent. Volgens [eiser] had [gedaagden c.s] de plafonds slechts ingesmeerd met een soort pasta en zaten de plafonds vol met oneffenheden. Ter onderbouwing heeft [eiser] foto’s ingediend. Volgens [eiser] heeft hij het stucwerk door een derde moeten laten herstellen en moet [gedaagden c.s] de herstelkosten van € 1.980,- aan hem vergoeden.
4.6.
[gedaagden c.s] betwist dat sprake was van gebreken aan het stucwerk. Volgens [gedaagden c.s] verwachtte [eiser] een dikke stuclaag op het plafond, maar zou een dikke stuclaag over de gipsplaten uiteindelijk zijn gaan scheuren. Daarom zijn volgens [gedaagden c.s] alleen de schroeven in en de naden tussen de gipsplaten dichtgesmeerd en gladgemaakt. Volgens [gedaagden c.s] zijn de oneffenheden niet weggewerkt en is er niet gekit, omdat die taken onder de schilderwerkzaamheden vallen en het schilderwerk uit de offerte is gehaald. Verder betwist [gedaagden c.s] dat [eiser] herstelwerkzaamheden door een derde heeft laten uitvoeren.
4.7.
Op de door [eiser] ingediende foto’s is zichtbaar dat het stucwerk oneffenheden bevat. [gedaagden c.s] erkent ook dat hij de oneffenheden niet heeft weggewerkt en dat hij geen kitwerkzaamheden heeft uitgevoerd. Deze werkzaamheden vallen naar het oordeel van de kantonrechter onder het door [gedaagden c.s] aangenomen stucwerk en niet – zoals [gedaagden c.s] ten onrechte aanvoert – onder de schilderwerkzaamheden die door een derde werden uitgevoerd. [gedaagden c.s] had deze werkzaamheden dus moeten verrichten. Omdat hij dat niet heeft gedaan, is [gedaagden c.s] reeds daarom tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst. Of de door [gedaagden c.s] aangebrachte stuclaag gebrekkig is en [gedaagden c.s] ook daarom tekort is geschoten, kan gelet op het volgende in het midden blijven.
4.8.
Op grond van artikel 6:74 lid 1 BW is [gedaagden c.s] in beginsel verplicht de schade die [eiser] door de tekortkoming heeft geleden te vergoeden. De gevorderde herstelkosten moeten worden aangemerkt als vervangende schade, omdat de schadevergoeding in de plaats treedt van de oorspronkelijke verbintenis van [gedaagden c.s] (die [gedaagden c.s] niet is nagekomen). Voor toewijzing van vervangende schadevergoeding is vereist dat [gedaagden c.s] in verzuim is geraakt, tenzij nakoming reeds blijvend onmogelijk is geworden (artikel 6:74 lid 2 BW in samenhang met artikel 6:87 BW). In dit geval was nakoming van de oorspronkelijke verbintenis door [gedaagden c.s] nog mogelijk, zodat voor toewijzing van de gevorderde schadevergoeding verzuim aan de zijde van [gedaagden c.s] vereist is. Het verzuim treedt in het algemeen in wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld, en nakoming binnen deze termijn uitblijft (artikel 6:82 BW). Een ingebrekestelling is niet vereist als sprake is van een van de in artikel 6:83 BW genoemde gevallen.
4.9.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat hij mondeling met [gedaagden c.s] had afgesproken dat de werkzaamheden op 15 juli 2022 zouden worden opgeleverd en dat deze datum door [gedaagden c.s] niet is gehaald. [gedaagden c.s] betwist dat partijen 15 juli 2022 als uiterste opleverdatum zijn overeengekomen. Volgens [gedaagden c.s] was het door lange levertijden niet mogelijk om een uiterste opleverdatum af te spreken.
4.10.
De kantonrechter begrijpt uit de stelling van [eiser] dat hij zich beroept op artikel 6:83 aanhef en sub a BW. Uit deze bepaling volgt dat het verzuim van rechtswege intreedt als een fatale termijn voor de nakoming van de verplichtingen is verstreken. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] in het licht van de gemotiveerde betwisting door [gedaagden c.s] onvoldoende onderbouwd dat als uiterste opleverdatum 15 juli 2022 was afgesproken. [eiser] heeft geen stukken ingediend waaruit een dergelijke afspraak blijkt. Daarmee is niet komen vast te staan dat partijen een fatale termijn zijn overeengekomen. Van verzuim op grond van artikel 6:83 aanhef en sub a BW is zodoende geen sprake.
4.11.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] zich op het standpunt gesteld dat [gedaagden c.s] heeft geweigerd om zijn verplichtingen na te komen. Volgens [eiser] heeft [gedaagden c.s] steeds aangegeven dat hij de werkzaamheden goed heeft uitgevoerd en dat hij geen stuclaag zou gaan aanbrengen omdat er dan scheuren zouden ontstaan. De kantonrechter begrijpt hieruit dat [eiser] een beroep doet op artikel 6:83 aanhef en sub c BW. Uit deze bepaling volgt dat het verzuim van rechtswege intreedt als de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming van de verbintenis zal tekortschieten. Het moet in dit geval gaan om een mededeling die [gedaagden c.s] vóór 4 augustus 2022 heeft gedaan, omdat uit het Whatsapp-bericht van 4 augustus 2022 blijkt dat het herstelwerk op die dag al had plaatsgevonden (“
Ik heb het hele plafond opnieuw moeten laten stucen (…).”). De kantonrechter begrijpt dat [eiser] zich op het standpunt stelt dat hij uit het Whatsapp-bericht van [gedaagde sub 1] van 30 juli 2022 heeft mogen afleiden dat [gedaagden c.s] zou weigeren om zijn herstelverlichtingen na te komen. Naar het oordeel van de kantonrechter is het Whatsapp-bericht van 30 juli 2022 echter onvoldoende. In dit bericht, dat slechts enkele minuten na de klacht van [eiser] door [gedaagde sub 1] is verstuurd, legt [gedaagde sub 1] slechts uit waarom hij geen dikke stuclaag heeft aangebracht. Daaruit valt nog geen weigerachtige houding af te leiden. [eiser] heeft geen andere feiten en omstandigheden aangedragen waaruit een weigerachtige houding van [gedaagden c.s] zou kunnen blijken. Van verzuim op grond van artikel 6:83 aanhef en sub c BW is dan ook geen sprake.
4.12.
[eiser] stelt verder nog dat hij [gedaagden c.s] in zijn Whatsapp-bericht van 13 augustus 2022 in gebreke heeft gesteld. Volgens [eiser] is [gedaagden c.s] niet tot herstel overgegaan en is [gedaagden c.s] daarom in verzuim geraakt. Naar het oordeel van de kantonrechter leidt het Whatsappbericht van 13 augustus 2022 niet tot de conclusie dat sprake is van verzuim op grond van artikel 6:82 lid 1 BW. Uit het Whatsappbericht van 4 augustus 2022 blijkt dat [eiser] het stucwerk op die dag al door een derde had laten herstellen. Omdat een ingebrekestelling bedoeld is om de schuldenaar nog een laatste termijn voor nakoming te geven, kan de ingebrekestelling niet plaatsvinden nadat de herstelwerkzaamheden reeds door een derde zijn uitgevoerd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] hierover verklaard dat er geen tijd was om te wachten op een reactie van [gedaagden c.s] , omdat de moeder van [eiser] de woning zou betrekken op 15 augustus 2022. Die omstandigheid komt echter voor rekening en risico van [eiser] . [eiser] had er gelet op de aanstaande verhuizing ook voor kunnen kiezen om [gedaagden c.s] een korte termijn voor nakoming te verlenen. Bij de beoordeling van de vraag of een gegeven termijn redelijk is, spelen de omstandigheden van het geval immers een rol. Bovendien had [eiser] [gedaagden c.s] al op een eerder moment in gebreke kunnen stellen. Van verzuim op grond van artikel 6:82 lid 1 BW is geen sprake.
4.13.
Op grond van het voorgaande kan uit de door [eiser] gestelde feiten en omstandigheden geen verzuim aan de zijde van [gedaagden c.s] worden afgeleid, zodat [eiser] op dit punt niet aan zijn stelplicht heeft voldaan. De gevorderde herstelkosten zijn reeds daarom niet toewijsbaar. De vraag of [eiser] deze herstelkosten daadwerkelijk heeft gemaakt, behoeft geen nadere bespreking.
Schade aan kledingkast en vloer
4.14.
[eiser] stelt dat [gedaagden c.s] tijdens de werkzaamheden een kledingkast heeft verplaatst en daarbij schade aan de kast heeft veroorzaakt. Ter onderbouwing heeft [eiser] foto’s van de kledingkast en een verklaring van zijn buurvrouw van 13 mei 2023 ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] nog verklaard dat hij tijdens de werkzaamheden niet in Nederland was, dat het plafond door [gedaagden c.s] verwijderd moest worden, dat daarvoor de kast verplaatst moest worden en dat de schade aan de kast dus door [gedaagden c.s] moet zijn veroorzaakt. Volgens [eiser] bedragen de herstelkosten € 544,50. Verder stelt [eiser] dat [gedaagden c.s] door het verplaatsen van de kledingkast krassen in de laminaatvloer heeft veroorzaakt. Ter onderbouwing heeft [eiser] een foto van een gedeelte van de vloer ingediend. Volgens [eiser] gaat het om 35m² aan vloer en bedragen de herstelkosten naar schatting € 700,-.
4.15.
[gedaagden c.s] betwist dat hij de schade aan de kledingkast en de vloer heeft veroorzaakt. Volgens [gedaagden c.s] heeft hij de kast op de door [eiser] ingediende foto niet verplaatst en is de vloer tijdens de werkzaamheden bedekt geweest met een stucloper. [eiser] heeft volgens [gedaagden c.s] ook nooit eerder gemeld dat de kast en de vloer beschadigd waren. Verder voert [gedaagden c.s] nog aan dat niet is gebleken dat de kast is gerepareerd en dat hiervoor een factuur is gestuurd die door [eiser] is betaald.
4.16.
Gelet op de gemotiveerde betwisting door [gedaagden c.s] lag het op de weg van [eiser] om nader te onderbouwen dat de schade aan de kledingkast en de vloer door [gedaagden c.s] is veroorzaakt. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] dat onvoldoende gedaan. Uit de door [eiser] ingediende foto’s en de verklaring van de buurvrouw blijkt niet dat [gedaagden c.s] de beschadigingen aan de kast en de vloer heeft veroorzaakt. De foto’s tonen slechts aan dat de kledingkast aan één zijde scheef is en dat een gedeelte van de vloer krassen bevat. Uit de verklaring van de buurvrouw blijkt slechts dat zij op 19 juli 2022 heeft gezien dat één van de kasten in de slaapkamer krom was (“
Ook zag ik dat één van de kasten in de slaapkamer krom was. Waarschijnlijk door het niet correct verschuiven.”). Dat [eiser] het vermoeden heeft dat [gedaagden c.s] de kast voor het uitvoeren van de stucwerkzaamheden aan het plafond verplaatst heeft, is onvoldoende om vast te stellen dat de beschadigingen aan de kast en de vloer op de foto’s door [gedaagden c.s] zijn veroorzaakt. [eiser] had ter onderbouwing bijvoorbeeld foto’s van de kast en de vloer van vóór de werkzaamheden in moeten dienen, waaruit zou blijken dat deze vóór de start van de werkzaamheden nog niet beschadigd waren. Omdat [eiser] dat niet heeft gedaan, is niet komen vast te staan dat [gedaagden c.s] de schade aan de kast en de vloer heeft veroorzaakt. De door [eiser] gevorderde herstelkosten van € 544,50 en € 700,- zullen daarom worden afgewezen. De overige verweren van [gedaagden c.s] behoeven geen nadere bespreking.
Schade aan binnendeuren
4.17.
[eiser] stelt dat [gedaagden c.s] tijdens de werkzaamheden schade aan twee binnendeuren heeft veroorzaakt. Volgens [eiser] heeft [gedaagden c.s] de deuren twee dagen open laten staan terwijl er niet in de woning werd gewerkt en zijn de deuren door het open- en dichtwaaien uit hun voegen gerukt. [eiser] stelt dat hij twee nieuwe binnendeuren van in totaal € 156,50 heeft moeten kopen. Volgens [eiser] moet [gedaagden c.s] deze kosten aan hem vergoeden. Ter onderbouwing verwijst [eiser] naar de verklaring van zijn buurvrouw en naar de door hem ingediende factuur van de nieuwe binnendeuren.
4.18.
[gedaagden c.s] betwist dat hij schade aan de binnendeuren heeft veroorzaakt. Volgens [gedaagden c.s] hoorde hij in de e-mail van de gemachtigde van [eiser] van 26 september 2022 pas voor het eerst dat de binnendeuren beschadigd zouden zijn.
4.19.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] met de verklaring van zijn buurvrouw en de factuur van de nieuwe binnendeuren onvoldoende onderbouwd dat de oude binnendeuren beschadigd waren. De buurvrouw van [eiser] verklaart slechts – voor zover van belang – het volgende:

Op dinsdag 19 juli 2022 heb ik geconstateerd dat in het appartement van mijn buurman, [eiser] aan de [adres] te [plaats] , een tweetal deuren en een raam open stonden terwijl er niemand in het pand aanwezig was.
Vanwege de weersomstandigheden (regen en wind) ben ik naar binnen gegaan om de deuren en het raam te sluiten. De laatste keer dat ik mensen binnen heb gezien was zondag 17 juli 2022.”.
Uit deze verklaring blijkt niet dat sprake was van schade aan de binnendeuren. Dat [eiser] twee nieuwe binnendeuren heeft gekocht, is op zichzelf onvoldoende om vast te stellen dat de oude deuren beschadigd waren. [eiser] had in ieder geval foto’s van de oude binnendeuren in moeten dienen waaruit de door hem gestelde schade zou kunnen blijken. Gelet op het voorgaande zullen de gevorderde kosten van € 156,50 zullen worden afgewezen.
Isolatiemateriaal plafonds
4.20.
[eiser] stelt – naar de kantonrechter begrijpt – dat hij voor de dampremmende aluminiumfolie een meerprijs heeft betaald. Volgens [eiser] moet [gedaagden c.s] het prijsverschil tussen de dampremmende folie en het standaard isolatiemateriaal aan hem terugbetalen, omdat [gedaagden c.s] het standaard isolatiemateriaal heeft gebruikt. Het prijsverschil bedraagt volgens [eiser] € 600,-. Ter onderbouwing van dit bedrag heeft [eiser] schermafbeeldingen van de website van een bouwmarkt ingediend, waaruit volgens [eiser] een goedkopere inkoopprijs van de dampremmende folie blijkt.
4.21.
[gedaagden c.s] betwist dat [eiser] een meerprijs heeft betaald. Volgens [gedaagden c.s] heeft hij in de offerte per ongeluk de dampremmende aluminiumfolie vermeld, maar heeft hij in de prijs van € 1.486,- alleen de kosten voor het standaard isolatiemateriaal opgenomen. Verder stelt [gedaagden c.s] zich op het standpunt dat het prijsverschil tussen de materialen maximaal € 200,- bedraagt.
4.22.
Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit de omschrijving “
Isolatie glaswol met dampremmende alulaag” in de offerte dat de overeengekomen prijs van € 1.486,- is gebaseerd op het gebruik van dampremmende aluminiumfolie. De betwisting door [gedaagden c.s] is onvoldoende om aan die omschrijving voorbij te gaan. Partijen zijn het erover eens dat de in rekening gebrachte dampremmende folie duurder is dan het standaard isolatiemateriaal dat [gedaagden c.s] voor de plafonds heeft gebruikt. De vraag die beantwoord moet worden, is hoe hoog het prijsverschil is. [gedaagden c.s] stelt zich op het standpunt dat het standaard isolatiemateriaal maximaal € 200,- goedkoper is dan de dampremmende folie. Hieruit maakt de kantonrechter op dat [gedaagden c.s] erkent dat [eiser] € 200,- te veel aan heeft betaald. [gedaagden c.s] betwist het prijsverschil voor het meerdere. In het licht van die betwisting heeft [eiser] naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd dat het prijsverschil meer dan € 200,- (volgens [eiser] : € 600,-) bedraagt. Uit de door [eiser] ingediende stukken zou slechts opgemaakt kunnen worden dat de (inkoop)prijs voor de dampremmende folie goedkoper had kunnen zijn dan de overeengekomen prijs van € 1.486,-. Deze stukken zeggen niets over het prijsverschil tussen het standaard isolatiemateriaal en de in rekening gebrachte dampremmende folie. De kantonrechter gaat dan ook uit van een prijsverschil van € 200,-, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Documenten subsidie
4.23.
[eiser] stelt dat [gedaagden c.s] betaalbewijzen, meldcodes en specificaties had moeten aanleveren voor de aanvraag van een duurzaamheidssubsidie van € 4.000,-. Volgens [eiser] heeft [gedaagden c.s] ondanks meerdere verzoeken daartoe de benodigde documenten en gegevens niet aangeleverd en heeft hij daardoor de subsidie niet kunnen aanvragen. Ter onderbouwing heeft [eiser] een schermafbeelding van het aanvraagformulier ingediend. Volgens [eiser] moet [gedaagden c.s] de misgelopen subsidie aan hem vergoeden.
4.24.
[gedaagden c.s] betwist dat hij de benodigde betaalbewijzen, meldcodes en specificaties had moeten aanleveren. Volgens [gedaagden c.s] beschikt [eiser] over de betaalbewijzen, omdat het gaat om betalingen die [eiser] zelf aan [gedaagden c.s] heeft verricht. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde sub 1] daar nog aan toegevoegd dat de specificaties op de materialen staan en dat de meldcodes in het formulier eenvoudig te kiezen zijn. Volgens [gedaagden c.s] moet [eiser] deze gegevens zelf verzamelen. Verder voert [gedaagden c.s] nog aan dat [eiser] de subsidie nu alsnog kan aanvragen.
4.25.
Uit de schermafbeelding van het aanvraagformulier blijkt dat er betaalbewijzen, facturen en foto’s van de isolatie van het dak en van de panelen in het kozijn geüpload moeten worden. Daarnaast moet een productspecificatie van de panelen in het kozijn geüpload worden. Vast staat dat [eiser] de facturen van [gedaagden c.s] heeft ontvangen. Uit de door [eiser] ingediende stukken blijkt dat [eiser] ook over foto’s beschikt. Dat [gedaagden c.s] de overige benodigde documenten en gegevens aan [eiser] had moeten aanleveren, is door [gedaagden c.s] gemotiveerd betwist en door [eiser] verder niet onderbouwd. De door [eiser] gevorderde schadevergoeding zal dan ook worden afgewezen.
Wettelijke rente
4.26.
[eiser] vordert veroordeling van [gedaagden c.s] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW. [gedaagden c.s] is de wettelijke rente verschuldigd over de periode waarin hij in verzuim is geweest met betaling van het toewijsbare bedrag aan hoofdsom. De gemachtigde van [eiser] heeft [gedaagden c.s] op 26 september 2022 een aanmaning gestuurd. Omdat [gedaagden c.s] niet binnen de gegeven termijn van zeven dagen tot betaling van het door hem verschuldigde bedrag is overgegaan, is hij in verzuim geraakt. De wettelijke rente zal dan ook vanaf 4 oktober 2022 worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.27.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag van € 784,05 aan buitengerechtelijke incassokosten is niet in overeenstemming met het toewijsbare bedrag aan hoofdsom. Conform het in het Besluit bepaalde tarief zal een bedrag van € 40,- aan buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
Hoofdelijke veroordeling
4.28.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn als voormalige vennoten van de inmiddels opgeheven vennootschap onder firma [bedrijf] hoofdelijk aansprakelijk voor de verplichtingen van [bedrijf] uit hoofde van de aannemingsovereenkomst. De veroordeling zal daarom hoofdelijk worden uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
Proceskosten
4.29.
Partijen hebben over en weer (on)gelijk gekregen. De proceskosten zullen daarom worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagden c.s] hoofdelijk om aan [eiser] te betalen een bedrag van:
I. € 200,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW hierover vanaf 4 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling;
II. € 40,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af wat er meer of anders is gevorderd
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2023.