In deze zaak heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een verstekvonnis dat op 1 maart 2023 was gewezen. De gedaagde partij, [eiser], had een huurachterstand van € 2.094,94 bij de stichting Woonin, die de huurovereenkomst had ontbonden en ontruiming had gevorderd. [eiser] heeft verzet aangetekend tegen dit verstekvonnis, waarbij zij stelde dat zij meerdere betalingen had gedaan en dat de huurachterstand niet correct was. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat [eiser] sinds november 2022 geen huurtermijnen meer had betaald en dat de huurachterstand inmiddels was opgelopen tot € 8.639,64. De kantonrechter heeft het verzet ongegrond verklaard en het verstekvonnis bekrachtigd, waarbij ook de belangen van het minderjarige kind van [eiser] zijn meegewogen. De rechter oordeelde dat de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming gerechtvaardigd waren, ondanks de aanwezigheid van een minderjarig kind. [eiser] is veroordeeld in de proceskosten van Woonin, die zijn vastgesteld op € 398,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.